Ingezonden persbericht


Inleiding Toine Gresel, voorzitter Parkstad Limburg, bij de conferentie "De nieuwe groei heet krimp" in Rolduc, te Kerkrade op woensdag 11 februari 2009.

Na deze hartelijke woorden van welkom van mijn collega van Kerkrade - waarvoor dank, Jos - neem ik graag het stokje van hem over om u mee te nemen in een korte inleiding op deze conferentie.

Dames, heren,

onderzoekers, overheidsbestuurders en medewerkers, Parkstedelingen en maatschappelijk betrokkenen; "vertegenwoordigers van de Krimp" hier bijeen,
en in het bijzonder onze minister van Wonen, Wijken en Integratie, Eberhard van der Laan,

ik daag u uit vandaag te besluiten wat u morgen gaat bijdragen aan onze mega-operatie om van onze krimpende regio het huis van de toekomst te maken! Het staat er al, maar is aan (her)-inrichting toe en heeft hier en daar nog een verfje nodig. En dan druk ik mij nog bescheiden uit.

Professor Jan Latten en zijn collega Sako Musterd schetsen in hun onderzoek "Meer met minder" de demografische ontwikkeling van deze regio, en laten de kansen zien die voor het grijpen liggen. Wíj nemen u mee in nut en noodzaak om deze te pakken. En laten u zien hoe wij de krimp áccepteren, er op ánticiperen en er in ínvesteren. Maar ook wat we nog nodig hebben om dat te kunnen doen.

Een "plaatje": - en ik laat het bij deze ene opsomming want er zullen vandaag nog genoeg grafieken de revue passeren. Ik trakteer u liever op de "real life beelden" van Parkstad achter mij in de hoop dat het contrast met het plaatje dat ik woordelijk schets en de schoonheid en verscheidenheid van de beelden die het doek kleuren u verrassen en wakker houden -

In 2008 kende Parkstad 240.000 inwoners. In 2020 zijn dat er 216.000; en in 2040 nog maar 170.000 inwoners. In 2007 was 27% van de huishoudens ouder dan 65 jaar. In 2040 is dat 45%. En 60% is dan ouder dan 55 jaar.

Alleen al op het gebied van wonen betekent dit nogal wat. De verkoop van particuliere huizenbezitters stokt, de verkoopdrempel van ontwikkelaars wordt niet gehaald en er is sprake van toenemende leegstand. Het spook van verpaupering waart rond.

Maar de krimp raakt ons ook op ándere gebieden en dringt door tot in de haarvaten van onze samenleving.

De beroepsbevolking daalt, het economisch potentieel is zwak. De zorg neemt toe, de arbeidsparticipatie af.

Van nu tot 2025 neemt het aantal leerlingen in Parkstad met 30% af. Scholen moet sluiten of fuseren, meestal beide! En voor iedere school die we slopen moeten we een grasmat leggen en onderhouden. Dat kost geld en brengt niks op.

Voorzieningen verdwijnen, met alle gevolgen van dien voor de sociale cohesie in stad en buurt. En die gevolgen, dames en heren, zijn ingrijpend, want de buurt is de ziel van deze regio. Ik durf te beweren dat nergens in Nederland het buurtgevoel zo sterk is als in Parkstad. En ik spreek hier ook uit ervaring als burgemeester van de centrum-(Park)-stad Heerlen.

Je zou kunnen zeggen, als je dit zo hoort: blijf zitten, waar je zit en verroer je niet, want er is gevaar en je weet niet waar. Doe een beetje aan bevolkingspolitiek (waar is dit eerder uitgeprobeerd?). Maar hou je verder vooral stil en wacht tot de storm over is.

Niets is minder slim, dames en heren. En al weer kan ik u verzekeren: ik spreek uit ervaring. Wij hebben dat namelijk niet gedaan. Wij zijn aan de slag gegaan, hebben geaccepteerd en niet weggekeken, en hebben in kaart gebracht hoe de krimp groeit, welke gebieden het raakt, welke mogelijke gevolgen de krimp op de diverse terreinen kan hebben, en wat onze opgave op onder andere het gebied van "wonen" is.

Om alleen al dat inzicht te verkrijgen ben je drie jaar, heel veel cijfers, intensief overleg met corporaties en gemeenten, "bij elkaar in de keuken kijken" en onorthodoxe afspraken over sloop en nieuwbouw verder.

De gevolgen zijn zo ingrijpend dat iedere bijdrage en vooral iedere lefgozer welkom is. Want dát is ons wel duidelijk geworden:

1. dit kunnen we niet alleen

2. hier is lef voor nodig, en centrale regie
3. de overheid is aan zet om die te nemen

en die laatste 2 kunnen niet zonder geld.

Immers, rechtsreeks gevolg van de bevolkingskrimp is een waardedaling van het onroerend goed, alsmede een mismatch tussen de bevolkingssamenstelling en de bijbehorende voorzieningen (zorg, onderwijs, retail en overheidsvoorzieningen). Niet ingrijpen leidt tot migratie, verlies van waarde en aantrekkelijkheid, die op zijn beurt weer tot afnemende investeringsbereidheid leidt. Zo krijgt krimp zijn eigen dynamiek en wordt het zelf versterkende krimp. Centrale regie is dus geboden, maar kent z'n prijs.

Door ons, beste mensen, is berekend dat voor de herstructurerings-opgave in Parkstad Limburg E 1,3 miljard moet worden toegelegd.

Er zullen woningen gesloopt moeten worden, waar niet nieuw voor teruggebouwd wordt.


- We vervangen weliswaar ook woningen voor kwalitatief betere en voor woningen die meer op de (veranderende) behoefte zijn afgestemd (want die behoefte zijn we ondertussen ook nog in kaart aan het brengen) -

maar met het geld dat de sloop én de waardedaling van de huizen (die in de honderden miljoenen loopt), ons als samenleving kost, ontkomen we er als overheid niet aan om onorthodoxe maatregelen te treffen. We zullen bijvoorbeeld meer dan 10.000 woningen uit de markt moeten halen - Parkstad kent nu al 5% frictie leegstand, dames en heren, en die loopt nog verder op !- .

En dat kost geld, heel veel geld. Ik zei het al: alleen al E 1,3 miljard extra voor de herstructurering. En die berekening is aan de lage kant en enkel gebaseerd is op het corporatie-bezit. Het particulier eigendom is hierin niet meegenomen. Ook de particuliere woningen dalen, los van de financiële crisis, met 1000 tot 2000 euro per jaar per woning. Deze spiraal moet doorbroken worden. Om nog maar niet te spreken van de financiële gevolgen voor het onderwijs, de zorg en andere maatschappelijke sectoren.

12 miljoen, beste Minister, de sympathieke motie van de leden van de tweede kamer van Bas Jan van Bochhove en Staf Depla, die 12 miljoen, is daarvoor eigenlijk een druppel op de gloeiende plaat, en die druppel hebben we dan nog níet eens bínnen.

En ik denk, dat 't 'm niet zit in geld dat niet beschikbaar zou zijn, want we weten allemaal dat niet beschikbare budgetten, beschikbaar gemaakt kunnen worden. Ik denk dat het hier gaat om lef, en dús koudwatervrees om iets te doen wat we nog nooit gedaan hebben. De moed namelijk om als overheid als eerste te investeren in een krimpende markt. Natuurlijk is het zo dat wij als overheid alléén dit probleem niet kunnen oplossen. We hebben de corporaties en ontwikkelaars hard nodig om mee te investeren. Maar zíj zullen pas over de brug komen en risico durven nemen als wíj de fundering voor het nieuwe huis van de toekomst leggen.

Laten wij hier in Parkstad, proeftuin Krimp, dan ook de eerste zijn, en geef ons de mogelijkheid om de woningmarkt gezond te houden en de kwaliteitsslag te kunnen maken om de hele régio gezond te houden. Láát ons de regie voeren en láát ons het goede voorbeeld geven.

Het is een investering waard hier, kan ik u zeggen. Niet alleen om de problemen te lijf te gaan die iedere zorgbehoevende oudere, dan wel schoolgaande jongere, vader, moeder of alleenstaande hier in Parkstad aan den lijve ervaart.


- Dagelijks, doordat scholen in de buurt dichtgaan, het Atriumziekenhuis bedden tekort heeft, en banken geen krediet verschaffen om een uitbreiding mogelijk te maken -

Maar ook om al die prachtige plannen en gewaagde innovaties door te kunnen voeren. Want we luiden niet alleen de klok, we zijn keihard en creatief aan het werk om de kansen te pakken die er liggen. Overigens mét u. U hier aanwezig in de zaal.

Om maar eens iets te noemen: onderwijsinstellingen en zorgpartijen maken hier samen innovatieve zorgconcepten en bouwen opleidingen op maat die zorgen dat er gekwalificeerde mensen direct aan de slag kunnen in de praktijk.

We pakken kansen over de grens. Samen met Aachen en de tot exellenz Universität uitgeroepen technische Hochschule, de RWTH, werken we aan opleidingen en banen in de nieuwe energie. Op Avantis bouwen we met Solland en andere partijen een energie-cluster, sector van de toekomst, duurzaam en arbeidsintensief op hoog niveau.

Avantis wordt direct verbonden met de nieuwe campussen van de RWTH en ook op andere terreinen werken we aan optimale openbaar vervoers-verbindingen met Aachen. De intercity vanuit Eindhoven brengt u straks in één keer via Heerlen naar Aachen en verbindt ons met het Duitse achterland.

Aachen groeit en komt woningen te kort. Samen met de Städteregion brengen we in kaart wat we ook op dat gebied voor elkaar kunnen betekenen.

De buitenring zorgt er straks voor dat Parkstad ook voor autoverkeer goed ontsloten en beter bereikbaar wordt.

En we werken samen met provincie, gemeenten en het ministerie van VROM om nieuwe berekeningsmodellen en analyses te maken die inspelen op een krimpende woningmarkt. Straks ligt er in Parkstad het eerste nieuwe waardecreatie-model voor de woningmarkt, en een maatschappelijke kostenbaten analyse. Hoezo proeftuin? We zijn al begonnen en niet te stuiten.

Op initiatief van de Provincie richten we hier met de Hogeschool Zuyd en de Open Universiteit een netwerk van expertise op zodat kennis over de effecten én de aanpak van de krimp gecoördineerd worden. EIMED noemen we dat netwerk: Expertise Innovatie Maatschappelijke Effecten Demografie. Met een lectoraat voor de Hogeschool Zuyd en een leerstoel voor de Open Universiteit investeert Parkstad ook wetenschappelijk in de krimp. We zijn blij met dit initiatief door de Provincie en vragen de aandacht én steun vanuit de ministeries, waarvan er één in ieder geval hier op het hoogste niveau vertegenwoordigd is. Investeren in onderzoek en kennisdeling is voorwaarde voor de aanpak van de krimp.

Met al deze projecten zijn vele miljoenen en creatieve geesten gemoeid, opgehoest door Parkstad, provincie, rijk en maatschappelijke partners. Maar we zijn er nog niet.

Ik roep u op : durf te investeren in krimp, maak van Parkstad de succesvolle proeftuin die het verdient te zijn! Laten we samen geschiedenis schrijven die met trots verteld mag worden.

Dames en heren, ik wens u een vruchtbare, leerzame en zeer inspirerende conferentie toe en geef het stokje weer over aan de dagvoorzitter.

Lysbeth den Dulk
communicatie-adviseur Parkstad Limburg
+31 (0)45 - 5700 174
+31 (0)6 54 77 33 97

Parkstad Limburg
CBS-weg 2, 6412 EZ Heerlen
Postbus 200, 6400 AE Heerlen
tel. +31 (0)45 - 5700123
fax +31 (0)45 - 574 09 08
www.parkstad-limburg.nl


---- --
Parkstad Limburg - Meer met minder

Een paar jaar geleden, om precies te zijn in 2005, werd het bestuur van Parkstad Limburg met de neus op de feiten gedrukt. Het onderzoek De derde leeftijd van Parkstad Limburg wees uit dat de bevolking in deze regio vergrijst en ontgroent. In het verleden hadden er al vaker lagere cijfers over het aantal inwoners op tafel gelegen, maar bleven die constateringen voor ons nog zonder gevolg. We zagen de lijn nog niet. De vergelijkbare boodschap die al in het midden van de negentiger jaren van de vorige eeuw werd afgegeven, hadden we ook genegeerd. Die wilden we misschien ook niet horen. Door het onderzoek De derde leeftijd van Parkstad Limburg zijn we als bestuur bewuster gaan kijken naar de ontwikkelingen en brak het besef door dat de bevolking van Parkstad Limburg krimpt en dat ook het aantal huishoudens zal afnemen. We realiseerden ons dat weloverwogen maar snelle actie nodig was. Aanvankelijk richtten we ons vooral op de consequenties van de demografische ontwikkelingen voor de woningbouw. Gaandeweg werd duidelijk dat herstructurering op vrijwel alle terreinen van onze regionale samenleving nodig zou zijn: maatschappelijk, economisch en ruimtelijk. Inmiddels lijken ook bestuurlijke consequenties een plaats te krijgen. We moeten adequaat reageren en investeren in beleid dat ervoor zorgt dat de demografische ontwikkelingen zacht landen. Parkstad Limburg wil investeren in nieuwe en vernieuwende impulsen die op constructieve wijze gebruikmaken van deze demografische ontwikkelingen. Daarvoor is het belangrijk te weten waardoor er in Parkstad Limburg gebeurt wat er gebeurt. We willen verdergaan dan simpel constateren dat er sprake is van een negatief geboorteoverschot en van een negatief migratiesaldo. Niet alleen kwantitatief, maar vooral ook kwalitatief denken, en daarmee een basis creëren voor het verder ontwikkelen van beleid.

Jan Latten, bijzonder hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoeker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, vond meerdere collega-onderzoekers bereid de achtergronden van de demografische ontwikkelingen in Parkstad Limburg nader te onderzoeken. Zij verklaren de situatie en presenteren analyses en perspectieven waarmee we aan de slag kunnen. Met deze bundel willen we de inzichten van de onderzoekers in de situatie in Parkstad Limburg met u delen. In de hoop en de verwachting dat deze inzichten ook elders leiden tot het besef dat demografische krimp de voedingsbodem kan zijn voor kwalitatieve groei.

Op deze plaats wil ik Jan Latten en Sako Musterd (UvA), die als redactie optraden, en alle andere auteurs danken voor hun bijdrage aan deze publicatie die onder gezamenlijke verantwoordelijkheid tot stand kwam, te weten Andries de Jong (PBL) Basho Poelman (CBS) Elien Smeulders (UvA), Femke Verwest (PBL), Frans Thissen (UvA), Han Nicolaas (CBS), Henk de Feijter, (UvA), Katja Chkalova (CBS), Luc de Witte (Hogeschool Zuyd) Marco Bontje (UvA) en Marjolijn Das (CBS).

Daling van inwonersaantallen en van het aantal huishoudens: er kan een echt probleem ontstaan als we er met elkaar niets mee doen. Daarom kiest Parkstad Limburg ervoor de demografische ontwikkelingen te accepteren en te anticiperen door te investeren.

Toine Gresel
voorzitter Parkstad Limburg

Parkstad Limburg in een veranderend demografisch tij Jan Latten (UvA, CBS), Sako Musterd (UvA)

Krimp ondanks groei
Nationaal gezien is er voorlopig geen dalend inwonertal. Integendeel, in 2007 kwamen er in Nederland bijna 50.000 inwoners bij; 2008 kwam nog hoger uit en volgens de CBS-bevolkingsprognose gaat de groei van het inwonertal van Nederland de komende drie decennia gewoon door: tot 2025 komen er hoogstwaarschijnlijk nog 800.000 inwoners bij. De prognose van 2008 gaat uit van een maximum inwonertal van 17,5 miljoen rond 2040. Pas daarna kan het aantal inwoners nationaal langzaam teruglopen naar 17,3 miljoen in 2050. Prognoses zijn geen leidraad, het kan allemaal anders lopen. Een verdere opwarming van het klimaat en/of een succesvolle introductie van nieuwe medicatie tegen Alzheimer kunnen bijvoorbeeld al de levensverwachting verhogen en het inwonertal hoger doen uitkomen. Met slechts een paar duizend inwoners per jaar meer dan volgens de prognose blijft de verwachte krimp wat langer uit. Dit geldt al helemaal voor het aantal huishoudens. Volgens de prognose van 2006 - die uitging van maximaal 16,9 miljoen inwoners - neemt het aantal huishoudens toe tot 8 miljoen in 2050. Met de nieuwe bevolkingsprognose van 2008 kan het aantal huishoudens nog wat hoger komen te liggen. Vooral de komende jaren is er een grote toename van het aantal huishoudens. Veel hangt af van de economische ontwikkeling van Nederland.

Verandert er niets?
De groei mag dan nationaal aanhouden, dit wil niet zeggen dat alle regio's en alle gemeenten delen in de aanwas van inwoners. Het algemene beeld is dat het Westen groeit en de rest van Nederland langzaam tot stilstand komt. De toename van het aantal inwoners vindt vooral in Noord- en Zuid-Holland, Flevoland en Utrecht plaats. Friesland komt op stilstand uit en de groei in de overige provincies in het Noorden en Oosten blijft ook achter. Op provincieniveau is krimp uitsluitend voor Limburg te verwachten, volgens de regionale PBL/CBS-prognose die gebaseerd is op de nationale bevolkingsprognose 2006 (De Jong, Van Agtmaal, 2008). Volgens diezelfde berekening daalt tot het jaar 2025 in geen enkele provincie het aantal huishoudens. De vraag naar extra woningen wordt daarom per provincie kwantitatief nergens minder, ook niet in Limburg. De vergrijzing leidt namelijk tot meer oudere alleenwonenden met specifieke woonvoorkeuren; meer scheidingen zorgen voor meer alleenwonenden van middelbare leeftijd en er komen meer verschillende relatievormen, zoals co-ouderschap, latrelaties (Gierveld, Latten, 2008) en commuter huishoudens (Van der Klis, 2008). Het zijn voorbeelden van de trend naar meer en kleinere huishoudens. Niet overal zullen de nieuwe leefvormen in gelijke mate te vinden zijn. Ook nu zijn er verschillen tussen regio's in opbouw van de bevolking. Sommige zijn relatief vergrijsd en in andere regio's wonen bijvoorbeeld veel jonge allochtonen. De diversiteit in bevolking gaat bijdragen aan een grotere differentiatie in regionale bevolkingsopbouw.

Lokale verschillen
Regionaal vindt er meer polarisatie plaats: groei en krimp gaan beide voorkomen. Ook lokaal wordt dit merkbaar. Tot 2025 ontstaan er regio's van krimpgemeenten. In Noord-Nederland, in het Oosten en in Limburg, maar ook in landelijke gebieden in Brabant en Zeeland wordt dit zichtbaar. De groeigebieden zijn volgens de regionale prognose van PBL en CBS bijna alle steden en hun ommeland, vooral in de noordvleugel van de Randstad inclusief Almere. Ook het randstedelijk gebied van Den Haag en omgeving, de stad Utrecht en omgeving, de stad Groningen, het gebied Arnhem-Nijmegen en de Brabantse stedenrij vallen op.

Grote maatschappelijke veranderingen leiden tot nieuwe verstedelijking Toenemende regionale verschillen in bevolkingsgroei of -krimp hebben uiteraard te maken met de samenstelling van de al aanwezige bevolking, maar ook met economische en sociale transformaties die internationale verhuisstromen en binnenlandse verhuisstromen op gang brengen. Het stijgende aandeel hoogopgeleiden in Nederland draagt op zich al bij aan verstedelijking. Jongeren zoeken met hun verworven kenniskapitaal een baan in de postmoderne kenniseconomie. Zodra ze een partner hebben gevonden, moeten vaak beiden een baan vinden en moet er kinderopvang zijn. Het kan bijna niet anders of ze trekken voor werk en voorzieningen naar stedelijke omgevingen. Ook andere manieren van leven spelen een rol: mensen zijn vaker en langer single, leven langer en er zijn veel mensen zonder kinderen. De grotere diversiteit in leefstijlen draagt er ook aan bij dat voorzieningen in een stedelijke woonomgeving opgezocht worden.

De internationalisering van de economie versterkt de ruimtelijke concentratie. In tegenstelling tot wat tot voor kort werd gedacht, is er een grote behoefte aan bedrijven op goed bereikbare locaties, en aan internationaal opererende bedrijven zelfs bij luchthavens en hogesnelheidslijnen. Sommige mensen zullen thuis kunnen werken, maar toch lijken de stedelijke gebieden door de genoemde transformaties aan aantrekkingskracht te winnen (Kloosterman, in: Rooilijn, 2008). Persoonlijk contact, concentratie van werk en voorzieningen blijven belangrijker dan velen bij de komst van het world wide web dachten. Het gevolg hiervan is dat banen voor hoogopgeleiden zich concentreren in stedelijke gebieden.

Wat gebeurt er?
Krimp heeft óók te maken met de nieuwe verstedelijking. Het Noorden van Nederland laat goed zien wat er gebeurt. De stad Groningen heeft in de prognoses een enorme bevolkinggroei, Assen en Leeuwarden doen ook enigszins mee. Deze stedelijke regio's trekken jonge mensen van het platteland aan. Ook hier geldt dat banen voor de hoger opgeleide nieuwe generaties zich concentreren in het stedelijk gebied. De transformatie naar een andere economie trekt werk en publiek naar de stad. Het zijn dan ook steden als Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Groningen die de nieuwe kenniselite aantrekken en zijn daarmee de filters voor talent. Parkstad Limburg blijft niet uitgesloten van deze (inter)nationale maatschappelijke en economische krachten, die mede een oorzaak zijn van de te verwachten krimp op het platteland.

Samengevat, veel gemeenten in Nederland komen als het ware in de economische 'luwte' terecht, die op veel plaatsen tot stabilisatie of tot daling van de bevolkingsomvang leidt. Dit heeft niet alleen te maken met demografische factoren als vergrijzing of een lager kindertal, maar ook met:
. een andere levensloop, mensen zijn langer en vaker alleen waardoor ze meer behoefte hebben aan contacten buitenshuis;
. diversiteit in levensstijlen;

. een andere economie, gebaseerd op dienstverlening en communicatie waardoor veel jongeren doorleren om voldoende kenniskapitaal te hebben;
. met dat kenniskapitaal kunnen ze vervolgens niet overal terecht;
. daardoor hebben ze behoefte aan voldoende keuzemogelijkheden;
. tweeverdieners moeten twee banen kunnen vinden;
. behoefte aan goede verkeersinfrastructuur.

Gevolgen voor plekken in de luwte
Jong talent trekt weg uit de periferie. Steden worden jonger en dynamischer en zullen opleidingscentra, ontmoetingscentra en dergelijke herbergen. Ze vervullen internationale roltrapfuncties en filteren talent voor de internationale economie. Het platteland daarentegen biedt meer rust en ruimte voor wie zich kan terugtrekken uit de dynamiek. Wel zijn deze bewoners gemiddeld minder hoogopgeleid en minder rijk. Hiermee kan de nieuwe urbanisatie oorzaak worden van achterblijvende groei en krimp op veel plaatsen in de luwte in Nederland. Daarnaast kan de herverdeling van de bevolking een onverwacht krachtig effect krijgen op de sociale en economische structurering in het land, wat tot grotere contrasten kan leiden in bijvoorbeeld inkomens, sociale opbouw, oud en jong, verschil in rust en onrust.

Gemeenten en kernen op een ogenschijnlijk gunstige locatie, zoals het Europees centraal gelegen Parkstad Limburg, bevinden zich soms toch in de luwte en hebben te maken met een dalende bevolking en mogelijk afnemende vraag naar wonen. In perifere regio's lijkt het wegvallen van voldoende economische activiteit bepalend te zijn, maar het vraagstuk van krimp is in Parkstad Limburg complexer. Het gaat namelijk niet in alle gevallen over dezelfde soorten krimp. Wat is de aard van de ontwikkelingen in deze regio? In deze publicatie presenteren we daarvan verschillende gedetailleerde analyses.

De variaties in soorten krimp kunnen in het algemeen worden toegeschreven aan zowel demografische, sociale, culturele, (macro- en micro-)economische, politieke, communicatieve en geografische factoren. Hierbij kan gedacht worden aan invloeden van vergrijzing en gezinsverdunning, waarbij de bevolking afneemt, maar wellicht het aantal huishoudens niet. Veel voorkomend zijn de economische verklaringen - economische structuur en herstructurering, arbeidsmarkt. Ook het fiscale beleid binnen en buiten de landsgrenzen kan van invloed zijn, zeker als het gaat om regio's die bij die landsgrenzen liggen en concurrentie van buitenlandse regio's hebben. Een wellicht vergeten verklaring ligt op het communicatieve vlak. Zijn de wensen van de bewoners wel bekend? Tot slot, en niet los van de hiervoor genoemde factoren, spelen er geografische factoren mee, zoals de kenmerken van de plekken zelf - plaatskwaliteiten - en relatieve locatiekenmerken - ligging ten opzichte van stedelijk gebied, of ligging ten opzichte van de economische zwaartepunten.

Deze achtergronden spelen allemaal een rol als we proberen greep te krijgen op de ontwikkelingen in Parkstad Limburg. Misschien is deze case wel een voorbeeldcase, die meer vertelt over wat veel andere plekken in Nederland zoal te wachten staat. Of - en het is belangrijk dat ook goed te onderzoeken - gaat het hier om een enigszins bijzondere regio doordat deze aan twee zijden ingeklemd ligt tussen het buitenland?

Sociaaldemografische aspecten van krimp in Parkstad Als er iets opvalt in de beschrijving van de demografische trends door Katja Chkalova en Han Nicolaas (Hst. 2) dan is het wel dat Parkstad Limburg sinds een aantal jaren te maken heeft met een bijzondere combinatie van factoren die allemaal de groei in de min drukken. Het geboortecijfers is er lager dan elders in Nederland en de vergrijzing is er groter. Hierdoor is er een natuurlijke krimp van bevolking. Daarbovenop komt extra bevolkingsverlies door een vertrekoverschot naar het buitenland, vooral naar het aangrenzende Duitsland en België. De bijzondere ligging in Europa heeft Parkstad Limburg demografisch gezien tot een vertrekgebied gemaakt in plaats van een gebied met extra aantrekkingskracht. Dit vertrek wordt niet gecompenseerd door een binnenlandse toestroom.

Andries De Jong en Femke Verwest (Hst. 3) geven aan dat er ook in de toekomst moet worden gerekend op een aanhoudende uittocht, ervan uitgaand dat de belangrijkste reden - de gunstigere prijs-kwaliteit verhouding van wonen in Duitsland - blijft bestaan. Hierin zit overigens een factor die gevoelig is voor spontane wijzigingen in de markt, alsook voor onverwachte wijzigingen in beleid in beide landen over de grens. Overigens is de krimp aan huishoudens tot 2025 volgens de PBL/CBS-prognose van 2008 beperkt. Alles duidt er echter op dat daarna de krimp versneld toeneemt. Niet uit te sluiten is dat de ontwikkeling na die tijd in een negatieve spiraal terechtkomt. Zeker als rekening wordt gehouden met de bevindingen over selectieve uittocht die in enkele hoofdstukken wordt beschreven.

Basho Poelman en Frans Thissen (Hst. 4) laten zien dat de demografische aspecten van Zuid-Limburg parallellen hebben met regio's in het aangrenzende buitenland, eerder dan met Nederlandse regio's. Dit komt wellicht door overeenkomsten in historische ontwikkelingen met de buitenlandse regio's, zoals de economische betekenis van de steenkool. Op het eerste gezicht liggen er voor Parkstad Limburg ook in de toekomst meer overeenkomsten met de demografische trends in bijvoorbeeld Nordrhein-Westfalen dan met die in Midden- of West-Nederland. Het is dan ook de vraag of nationale (fiscale) beleidsmaatregelen, ten behoeve van wonen, kinderopvang en dergelijke meer afgestemd moeten zijn op de regio. Het is niet uit te sluiten dat in binnenlands onderzoek of beleid de parallellen en de bovennationale invloedssferen nogal eens worden verwaarloosd.

Marjolijn Das en Henk de Feijter (Hst. 5) stellen de vraag wie er komen en wie er gaan. Hiermee benoemen ze de selectieve verhuizingen die een belangrijke rol spelen in de actuele neiging naar meer urbanisatie. Duidelijk is dat zorgbehoevende ouderen naar Parkstad Limburg terugkomen, maar dat midden- en hogere inkomens de regio juist verlaten en vaak zelfs de landsgrenzen overtrekken. De woonmilieus binnen Parkstad voldoen voor deze bevolkingscategorieën kennelijk niet genoeg aan de eisen die ze stellen. Het gaat hier niet uitsluitend om verhuizingen over de grens vanwege gunstigere prijs-kwaliteitsverhoudingen, maar ook om een suburbanisatieproces zoals overal in Nederland. Voor studenten en starters op de arbeidsmarkt is het gebrek aan mogelijkheden in de eigen regio een reden om verder weg te trekken.

Elien Smeulders en Jan Latten (Hst. 6) laten echter zien dat de binding aan de regio sterk is, voor zover die niet afhankelijk is van economische factoren. Dit geldt voor jong en oud. Het aantal terugkeerders is weliswaar ook hoog bij jongere huishoudens, maar die gaan dikwijls heen en weer. Ze vertrekken voor studie of een carrièrestart, komen soms weer - even - terug, maar verdwijnen dan vaak weer naar plekken met meer perspectief of fraaiere woonmogelijkheden. Zo stroomt hoe dan ook talent weg. Ouderen zijn wat honkvaster als ze terugkomen. Opvallend is dat van de oudere voormalige Parkstad-bewoners, zodra ze verhuizen een kwart terugkeert naar Parkstad. Dit is meer dan geldt voor mensen die elders geboren zijn en wijst op een sterke binding aan de regio. Dit patroon is structureel. Blijkbaar gaf het niet kunnen vinden van geschikt werk voor velen destijds de doorslag voor vertrek. De sterkere neiging om terug te keren biedt de regio enige compensatie voor het verlies aan talent en hogere inkomens. Er zijn echter ook heel wat jongeren die de stap om terug te keren niet kunnen nemen vanwege te weinig gekwalificeerd werk.

Katja Chkalova (Hst.7) laat zien dat een krimpende bevolking onder gelijkblijvende omstandigheden kan betekenen dat de potentiële beroepsbevolking afneemt. Dit kan leiden tot een tekort aan werknemers. De arbeidsparticipatie van vrouwen laat echter te wensen over. Onduidelijk is of dit komt doordat huishoudens in Parkstad traditioneler zijn ingesteld dan elders, of dat er sprake is van te weinig opvangcapaciteit voor kinderen die een ruimere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt onmogelijk maakt. Dit is een punt van aandacht, want een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen (richting het streefniveau voor Nederland) kan de daling van de werkelijke beroepsbevolking volledig compenseren. De dreiging van een kwantitatief tekort aan werkkrachten is dus relatief. Dit is van belang, temeer omdat oudere retourmigranten in de komende jaren juist veel beroep zullen willen doen op zorg; daar is personeel voor nodig.

Luc de Witte (Hst. 8) gaat verder in op scenario's die ondanks toenemende vergrijzing toch kunnen uitkomen op voldoende arbeidskrachten in de zorg. Zo ziet hij een belangrijke rol weggelegd voor nieuwe vormen, zoals domotica-toepassingen en zorg op afstand: door inzet van informatie- en communicatietechnologie zouden veel mensen met beperkingen langer zelfstandig kunnen blijven. Aanhaken op dergelijke ontwikkelingen biedt kansen, ook voor innovatieve werkgelegenheid, zoals ontwikkeling en scholing van werkers in de zorg, grensoverschrijdende samenwerking tussen kennisinstellingen, of het ontwikkelen van deskundigheid op het terrein van woonconcepten met innovatieve vormen van zorg.

Het beleid van Parkstad Limburg mag dan inzetten op acceptatie van krimp, Marco Bontje (Hst. 9) geeft aan dat er vooralsnog geen reden is om bij de pakken neer te zitten. Op basis van een analyse in historisch en internationaal perspectief bepleit hij een scherpe analyse om te ontdekken wat de eigen sterktes en zwaktes zijn. Hij benoemt sterke eigenschappen van de regio die nog onvoldoende 'gekapitaliseerd' zijn, zoals het met intercity's aantakken aan het Duitse hogesnelheidslijnennet, of het benutten van de mogelijkheden die een complementaire polycentrische regio biedt. Te veel krimp accepteren kan ook leiden tot een neerwaartse spiraal; naïef krimp tegengaan kan tot even grote problemen leiden.

Perspectieven Parkstad Limburg

Parkstad Limburg is in de luwte terechtgekomen; zijn ligging midden in Europa heeft geen demografische Aufschwung gebracht. Integendeel, de Limburgse woonconsument heeft ontdekt dat wonen in Duitsland of België voordelig is en verhuist naar het buitenland. Dit gebeurt bijvoorbeeld ook in Overijssel, maar Limburg grenst aan twee kanten met het buitenland. In Parkstad Limburg is het gemiddelde kindertal vrijwel net zo laag als in Duitsland; voor Nederland is dit uitzonderlijk laag. Met de emigratie naar vlak over de grens drukt dit de bevolkingsomvang dubbel. Samen met de plotselinge afremming van de demografische groei enkele decennia geleden, toen door het sluiten van de mijnen de werkgelegenheid wegviel, is er nu een versnelde vergrijzing. Het is duidelijk dat de positie van Parkstad Limburg niet zomaar een situatie is, maar een unieke situatie.

Vooral verhuizingen naar het buitenland zijn een belangrijke factor voor de bevolkingskrimp in de regio. Verwacht wordt dat die zich bij ongewijzigd beleid voortzet. Het eigen woonmilieu kan onvoldoende concurreren met woonmilieus elders, vooral over de grens. Hier is mede de fiscus debet aan. Het voor België en Duitsland gunstige prijsvoordeel wordt bevorderd doordat Nederlanders die over de grens wonen hun betaalde hypotheekrente van de belasting mogen aftrekken.

Er is te weinig hoogwaardige werkgelegenheid, maar al daaraan voorafgaand biedt de regio te weinig aan hoger onderwijs. Het daardoor geleden verlies aan talent leidt gedeeltelijk tot een blijvend verlies. Onder de oppervlakte van krimp is er dus een extra uitsortering van talent en welvaart. De uittocht naar het omringende buitenland, naar het platteland in Limburg zelf en de uittocht van jongeren naar verder weg gelegen centra zorgen voor een braindrain, die zich uiteindelijk kan vertalen in een relatief laagopgeleide bevolking in Parkstad Limburg.

Toch zijn er nog kansen, gedeeltelijk in reactie op het zojuist genoemde tendensen. Er valt veel te winnen als de financiële verschillen tussen het wonen in Parkstad en over de grens verkleind worden. Een belangrijke vraag is of het beleid rekening kan houden met de unieke situatie van Parkstad Limburg. Een prijsaanpassing op de woningmarkt door de regio vrij te houden van overdrachtsbelasting zou bijvoorbeeld veel 'schade' herstellen. Het kan de uittocht verminderen en de krimp sterk beperken. Er valt ook veel te winnen door het hoger onderwijs in de regio te ontwikkelen, bijvoorbeeld een cluster van hoger onderwijs voor alle aspecten van 'ouderen en zorg'. Dit kan betekenen dat jongeren die elders kenniskapitaal hebben vergaard meer kansen hebben op een kennisbaan in hun eigen regio. Verder valt de aansluiting op Europa sterk te verbeteren door Heerlen geen eindpunt meer te laten zijn in het nationale spoorwegnet, maar juist draaischijf voor de intercity naar Keulen. Jammer is ook de ongunstige positionering van Maastricht Aachen Airport. De aanwezige omgevingskwaliteiten in de kleine kernen kunnen verder worden geprofileerd, terwijl de negatieve kenmerken van de stedelijke milieus kunnen worden geherstructureerd. Misschien kunnen landelijke gebieden populair zijn bij pensionado's en mensen van middelbare leeftijd die het roer willen omgooien. Dit zijn aanknopingspunten voor het beleid van Parkstad Limburg. Accepteren van krimp is één ding, het betekent niet het accepteren van dalende kwaliteit. Daarom moet er ook aantrekkingsbeleid worden gevoerd, juist om kwaliteit in brede zin te behouden of zelfs te vermeerderen. Kortom meer met minder mensen.

Met de landelijk sterkere sociaaldemografische profilering moet elke plek haar eigen karakter ontdekken en uitbouwen. Niet alle gemeenten kunnen een kleinere variant zijn van de grote, maar meer diversiteit in de bevolking vraagt om meer diversiteit en concurrentie in het type leefomgeving. In het algemeen zullen gemeenten en regio's hun eigenheid moeten ontdekken en benadrukken: dat is het principe voor de kwaliteitsontwikkelingen in de toekomst. Woon- en werkmilieus laten verschillen, kan kwaliteit betekenen. Gemeenten moeten samenwerken in hun verscheidenheid. Dit biedt kwaliteit in een individualiserende samenleving met veel leefstijlen. Dat Parkstad Limburg dit niet allemaal op eigen houtje kan, mag duidelijk zijn. Maar dat er nog veel te doen is, is ook duidelijk.


---- --