4. Antwoorden op kamervragen van Van Gerven en Leijten over het
bericht dat wanbeheer in de zorg het Rijk 73 miljoen kost
Antwoorden op kamervragen van Van Gerven en Leijten over het bericht dat
wanbeheer in de zorg het Rijk 73 miljoen kost
Kamerstuk, 10 februari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MC-K-U-2905878
Datum 10 februari 2009
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van VWS, de
antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van Gerven en Leijten (SP)
over het bericht dat wanbeheer in de zorg het Rijk 73 miljoen kost
(2009Z00083 / 2080909010).
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Van Gerven en Leijten over
het bericht dat wanbeheer in de zorg het Rijk 73 miljoen kost.
(2009Z00083/2080909010)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat wanbeheer in de zorg het Rijk 73
miljoen euro kost?
Het aantal van 34 instellingen, dat de afgelopen 11 jaar steun heeft
gekregen van de Nza is gering. Zeker gezien het totaal van ongeveer
1500 zorginstellingen (cure en care). Ook het totaal bedrag van de
steun van euro 73 mln. over 11 jaar is gezien de totale kosten in de
zorg van ongeveer euro 75 mrd. per jaar, relatief gering. Bovendien
constateren wij, dat alle instellingen die steun hebben ontvangen nog
steeds bestaan. Dit neemt niet weg, dat betrokken casussen leiden tot
grote onrust onder de patiënten en cliënten en gepaard gaan hoge
maatschappelijke kosten. In die zin is iedere euro aan steun aan
instellingen, die over het algemeen door tekort schietend management
in de problemen zijn gekomen, te veel. Omdat de laatste maanden het
aantal probleemgevallen lijkt toe te nemen en het er op lijkt, dat ook
de complexiteit en de omvang van de problemen toenemen, hebben wij het
voornemen een aantal maatregelen te nemen. Zie het antwoord op vraag
2.
Vraag 2
Welke maatregelen gaat u nemen om wanbeheer in de zorg aan te pakken
en het toezicht op falend bestuur te verscherpen? In hoeverre voldoen
uw plannen voor een Early warning-systeem hier aan?
In eerste instantie is de zorginstelling zelf verantwoordelijk om orde
op zaken te stellen. De Raad van Toezicht / Raad van Commissarissen is
in eerste instantie aan zet om falende bestuurders aan te spreken en
maatregelen af te dwingen. Ook kunnen belanghebbenden zoals de
cliëntenraad bij falend bestuur naar de Ondernemingskamer
(enquêterecht).
Vanuit onze verantwoordelijkheid zijn wij voornemens om de
governance-eisen uit de WTZi aan te scherpen in het voorstel van Wet
cliëntenrechten zorg. Ook spreken wij de veldpartijen aan op
aanscherping van de Zorgbrede governance code en een betere handhaving
van de naleving daarvan. In dit verband verwijzen wij u naar onze
brief d.d. 20 januari 2009 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer over
goed bestuur bij zorgaanbieders.
Het door ons toegezegde early warning systeem moet - meer dan nu het
geval is - vroegtijdig zicht geven op zorginstellingen die risico
lopen wanneer het gaat om de continuiteit van zorg. Op die manier kan
de zorginstelling zelf meer vroegtijdig worden aangesproken om zelf
afdoende maatregelen ter verbetering te nemen.
Vraag 3
Erkent u dat de zorgbrede governance code te vrijblijvend is? Zo ja,
welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Wij spreken de veldpartijen aan op aanscherping van de Zorgbrede
governance code en een betere handhaving van de naleving daarvan. De
naleving van de code wordt ook door de veldpartijen zelf als een punt
ter verbetering gezien. Zoals hiervoor reeds naar voren gebracht,
zullen wij de governance-eisen in de Wet cliëntenrechten zorg
aanscherpen.
Vraag 4
Welke mogelijkheden ziet u om het meer dan nu mogelijk te maken om
falende bestuurders op te laten draaien voor de geleden verliezen
indien zij daar de oorzaak van zijn?
Op grond van het Burgerlijk Wetboek is iedere bestuurder tegenover de
rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak.
Indien de bestuurder hierin te kort schiet dan is hij jegens de
rechtspersoon (persoonlijk) aansprakelijk voor de vergoeding van de
schade die als gevolg van het falende bestuur is opgetreden. Wij
onderzoeken of deze - voor zorginstellingen - bestaande mogelijkheid
om jegens de eigen bestuurder een procedure te kunnen voeren, voor de
zorgsector concreter moet worden ingevuld in het wetsvoorstel Wet
Cliëntenrechten Zorg. Een dergelijke sectorspecifieke invulling van
deze interne aansprakelijkheidsregeling moet er toe leiden dat het in
bepaalde omstandigheden gemakkelijker is om de schade op de eigen
bestuurder te verhalen.
Vraag 5
Bent u bereid ook voor interim-bestuurders in de zorg een code voor de
bezoldiging in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Over de normering van de inkomens van de interim-bestuurders heeft de
minister van BZK uitgebreid met de Kamer van gedachten gewisseld in
het AO van 26 november 2008. Kortheidshalve verwijzen wij u naar het
verslag van dat AO in TK 2008-2009, 28479, nr. 41.
Vraag 6
Erkent u dat, gezien het feit dat cliëntenraden voor de financiering
van de rechtsgang bij de Ondernemingskamer, bij vermoedens van
wanbeheer door het bestuur, bij ditzelfde bestuur moeten aankloppen,
dit de mogelijkheden van cliëntenraden kan belemmeren? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, bent u bereid een fonds in te stellen waaruit de
rechtsgang namens cliëntenraden gefinancierd kan worden? Zo nee,
waarom niet? Op welke wijze wilt u de positie van cliëntenraden in
dergelijke situaties verbeteren?
Wij zijn voornemens om in het Wetvoorstel Wet cliëntenrechten zorg
duidelijker te verankeren dat cliëntenraden bevoegd zijn om een
enqueteverzoek als bedoeld in artikel 345 boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek bij de Ondernemingskamer in te dienen. Wij onderkennen dat de
financiering van een dergelijke rechtsgang een belemmering zou kunnen
betekenen voor clientenraden om een dergelijke procedure aan te
vangen. Om die reden hebben wij eveneens het voornemen om in het
wetsvoorstel te regelen dat de zorgaanbieder gehouden is de kosten die
verbonden zijn aan een dergelijke procedure te vergoeden.
Vraag 7
Is de lijst in de Volkskrant 1) uitputtelijk? Zo ja, waarom staat
Meavita bijvoorbeeld niet vermeld? 2) Zo nee, kunt u de Kamer het
gehele overzicht verstrekken van de steun die in de afgelopen tien
jaar gegeven is?
1. Ja, de lijst is uitputtend voorzover er daadwerkelijk balanssteun
is verleend op basis van de beleidsregel steunverlening aan
instellingen met financiële problemen (CA-174). Instellingen die wel
een verzoek om financiële steun hebben ingediend, maar waarbij het
verzoek niet is gehonoreerd, staan niet op de lijst. Meavita staat
niet op de lijst omdat er geen balanssteun is verleend op basis van de
betreffende beleidsregel.
Vraag 8
In hoeveel gevallen was de noodsteun een gevolg van het niet betalen
van productie door behaalde productieafspraken?
In geen van de gevallen is steun verleend als gevolg van het niet
vergoeden van geleverde zorg boven de productieafspraak.
Vraag 9
Zijn er eisen gesteld aan het verstrekken van financiële steun, zoals
vermindering van overhead, het beperken van salarissen in de top en
het aantrekken van personeel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke eisen
en hoe is er aan die eisen voldaan? Bent u bereid om mogelijkheden te
zoeken om in de toekomst wel eisen te stellen aan dergelijke zaken? Zo
nee, waarom niet?
Bij het besluit om steun te verlenen wordt getoetst aan de voorwaarden
zoals gesteld in de beleidsregel. Deze voorwaarden zijn samengevat:
- er is sprake van een negatief eigen vermogen
- er bestaat behoefte aan continuïteit van de door de instelling
geleverde zorg
- er moet sprake zijn van een saneringsplan met een sluitende
begroting en exploitatie
- er is vertrouwen in de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht
- de instelling levert een bijdrage in het wegwerken van het negatieve
eigen vermogen.
Vraag 10
Zijn de bestedingen van zorginstellingen die financiële steun hebben
ontvangen gevolgd, met andere woorden, is er zich geweest op beter
beheer? Zo ja, hoe zijn die bestedingen terecht gekomen?
Zo nee, waarom niet?
De financiële steun wordt in termijnen beschikbaar gesteld. In
beginsel gebeurt dit in drie tranches. De beschikbaarstelling van
iedere tranche is afhankelijk van een rapportage waarin de financiële
positie van de instelling op dat moment is weergegeven. Daarnaast
vergt iedere beschikbaarstelling een expliciet besluit van het bestuur
van de NZa, waarbij wederom wordt getoetst of de instelling voldoet
aan de voorwaarden voor steunverlening. Daar waar het bestuur van de
NZa dat nodig vond, is gekozen voor de inzet van een deskundige van
het College Sanering Zorginstellingen om het saneringsproces te
monitoren.
Vraag 11
Wat is de reden, dat de Kamer hierover niet eerder is geïnformeerd?
Bij verzoeken om steun aan de NZa door instellingen in financiële
problemen gaat het om bedrijfseconomische gegevens van individuele
instellingen. Op grond van het Informatiestatuut dat tussen NZa en VWS
is overeengekomen verstrekt de NZa slechts bij uitzondering
bedrijfsvertrouwelijke informatie aan VWS. Die uitzondering is aan de
orde bij zorginstellingen met zodanige problemen dat de continuïteit
van zorg wordt bedreigd. In het Informatiestatuut is verder bepaald
dat de Minister de bedrijfsvertrouwelijke informatie die de NZa heeft
verstrekt niet openbaar maakt. Het is aan de NZa om haar besluiten
omtrent steun openbaar te maken. De NZa heeft op grond van een
WOB-verzoek van de Volkskrant de steunverleningsbedragen openbaar
gemaakt. Reden hiervoor was dat de tariefbesluiten op grond van
artikel 20 van de Wet marktordening gezondheidszorg reeds openbaar
gemaakt waren.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport