4. Wet op bijzondere medische verrichtingen en bijzondere
hartinterventies
Wet op bijzondere medische verrichtingen en bijzondere hartinterventies
Kamerstuk, 10 februari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ/TSZ-2890689
10 februari 2009
Geachte voorzitter,
Inleiding
Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 13 december 2007 over de
Wet op bijzondere medische verrichtingen (WBMV) en specifiek de
hartinterventies, heb ik toegezegd u te informeren over de ervaringen
met de uitbreiding van het aantal vergunninghouders voor percutane
coronaire interventies (PCI's) en implantaties van interne
cardioverter defibrillatoren (ICD's). Tevens zou ik aan u rapporteren
of per 2009 voor beide verrichtingen aan de criteria voor uitstroom
wordt voldaan. Deze criteria zijn besproken en vastgesteld in genoemd
AO. Met deze brief informeer ik u over mijn voornemen PCI's en
ICD-implantaties uit de WBMV te laten stromen.
De uitstroom uit de WBMV, of met andere woorden de opheffing van de
WBMV-vergunningplicht, wordt feitelijk geregeld door aanpassing van
het Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen 2007. Met het
proces van totstandkoming tot aan inwerkingtreding van een dergelijke
algemene maatregel van bestuur zijn enkele maanden gemoeid. Indien
wordt ingestemd met de uitstroom, zal naar verwachting een
ingangsdatum van 1 juli 2009 haalbaar zijn.
Inmiddels ben ik door de beantwoording van de vragen van het Kamerlid
Koser Kaya over het toenemen van het aantal plekken voor
dotterbehandelingen (2080901630 en 2080908630) op deze rapportage
vooruitgelopen. Hierdoor zal ik in deze brief soms in herhaling
vallen.
Ervaringen vergunningenverleningen 2008
Op 22 april 2008 heb ik het Planningsbesluit bijzondere interventies
aan het hart 2008 vastgesteld en bij brief van dezelfde datum aan u
aangeboden. Hierin staat het voornemen tot de opheffing van de
vergunningplicht voor PCI's en ICD's. Ter voorbereiding van partijen
op de uitstroom heb ik aangegeven meer ruimte te scheppen voor
instellingen die PCI-procedures en ICD-implantaties willen uitvoeren.
Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe Planningsbesluit is aan vijf
instellingen een vergunning verleend voor PCI's of ICD's. Daarnaast
zijn er van dertien instellingen vergunningaanvragen binnengekomen
waarover advies van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is
gevraagd. Ik verwacht hierdoor binnen enkele maanden nog meer
vergunningen te kunnen verlenen.
Zolang er nog sprake is van vergunningenverlening, wordt erop
toegezien dat er niet meer aanbod wordt gecreëerd dan de vraag
rechtvaardigt. Weliswaar heeft de Gezondheidsraad in zijn rapport
Bijzondere interventies aan het hart van 18 januari 2007 (bijlage bij
30 800 XVI, nr. 177) aangegeven een stijging te verwachten van het
aantal PCI-procedures alsmede van ICD-implantaties, maar centra moeten
wel de vereiste minimale aantallen kunnen halen om de expertise en
kwaliteit op peil te houden. Specifiek voor startende PCI-centra staat
in de richtlijn van de beroepsgroep (Dutch guidelines for
interventional cardiology, institutional and operator competence and
requirements for training uit 2004) dat zij aannemelijk moeten maken
dat zij die aantallen binnen een bepaalde termijn zullen gaan halen.
Daarbij zal aangetoond moeten worden dat omringende instellingen
bereid zijn om patiënten naar het startende centrum door te verwijzen.
Beoordeling uitstroommogelijkheid PCI's en ICD's
In mijn brief van 19 juli 2007 (30 800 XVI, nr. 177) en tijdens het
Algemeen Overleg interventies aan het hart van 13 december 2007 (31
200 XVI/29 214, nr. 112) ben ik uitgebreid ingegaan op de in de brief
geformuleerde criteria over de toepassing van de WBMV bij de
bijzondere hartinterventies.
De ervaring met de beoordeling van de vergunningaanvragen dit jaar
heeft geleerd dat de betreffende instellingen concreet kunnen worden
getoetst aan de kwaliteitsvereisten zoals die door de beroepsgroep
zijn gecodificeerd in de richtlijn voor PCI's en de eisen die de
Gezondheidsraad in zijn rapport stelt aan ICD-centra. Ik heb u
hierover geïnformeerd bij brief van 19 december 2007 (31 200 XVI, nr.
106). Daarmee kom ik direct op het belangrijkste argument voor
opheffing van de vergunningplicht: met de mogelijkheid om te toetsen
aan deze kwaliteitsrichtlijnen alsmede toe te zien op de naleving
ervan op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen, is de WBMV een
overbodig instrument geworden. PCI's en ICD's zijn daarmee
uitontwikkeld tot een vaak voorkomende, reguliere verrichting.
Wel moeten rekening worden gehouden met het feit dat na uitstroom uit
de WBMV het ministerie niet de procedurele zekerheid heeft dat het op
voorhand, zoals nu voorafgaand aan de vergunningverlening, samen met
de IGZ kan toetsen of een centrum in staat kan worden geacht
kwalitatief goede zorg te leveren. De IGZ zal echter op een andere
wijze kunnen toezien op de naleving van de kwaliteitseisen. In het
kader van de toezichtstaak heeft de IGZ de mogelijkheid om
instellingen periodiek te benaderen met de vraag of zij voornemens
zijn bepaalde verrichtingen als PCI's of ICD-implantaties uit te
voeren. Op deze manier kan de IGZ voor zichzelf een situatie creëren,
analoog aan de huidige situatie met de WBMV-vergunningplicht, waarin
op voorhand kan worden getoetst of instellingen aan de
kwaliteitsvereisten voldoen.
Daarnaast is het van wezenlijk belang dat uitkomsten van zorg
inzichtelijk worden gemaakt. Zoals ik eerder heb aangegeven is dan ook
aan de Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie (NVVC) een subsidie
verleend voor de ontwikkeling van een volledig en transparant
kwaliteitssysteem. Op dit moment functioneert reeds de Dutch ICD en
Pacemaker Registry. Naar ik mij heb laten informeren zal zeer
binnenkort de Coronary Interventions Data Registry operationeel zijn.
In deze database registreren instellingen aantallen en uitkomsten van
uiteenlopende cardiovasculaire procedures. Dit biedt de mogelijkheid
aan zorgverzekeraars en patiënten te letten op de kwaliteit van zorg,
maar ook aan de IGZ om in te grijpen indien uit de resultaten blijkt
dat daartoe aanleiding is. Het is dan ook een voorwaarde voor
klinieken die PCI- en ICD-procedures verrichten of gaan verrichten te
participeren in de landelijke registratie.
Tegen bovenstaande achtergrond is het - mede gelet op de uitkomsten
van het AO van 13 december 2007 - gerechtvaardigd dat PCI's en ICD's
uitstromen uit de WBMV. Ik ben voornemens hiertoe het Besluit
aanwijzing bijzondere medische verrichtingen aan te passen. Met
inachtneming van de andere wijze van toezicht die de situatie
post-WBMV vergt, verwacht ik dat de kwaliteit van zorg op eenzelfde
peil zal blijven als dat nu het geval is.
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport