Gerechtelijke organisatie

Samenvatting Conclusie World Online

Den Haag, 6 februari 2009 - Op 6 februari 2009 heeft advocaat-generaal Timmerman als lid van het Parket bij de Hoge Raad een conclusie genomen inzake:

Vereniging van Effectenbezitters e.a. (VEB)

tegen


1. World Online International NV (World Online)
2. ABN AMRO Bank NV (ABN AMRO)

3. Goldman Sachs International (Goldman Sachs) (World Online, ABN AMRO en Goldman Sachs gezamenlijk: gedaagden)

Een conclusie is een onafhankelijk rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad. De conclusie laat zich als volgt samenvatten.


1. In het geding gaat het om de vraag of de drie gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld jegens beleggers die tussen 17 maart 2000 (de dag van de beursgang van World Online) en 3 april 2000 aandelen World Online hebben gekocht.


2. Op 3 mei 2007 heeft het gerechtshof Amsterdam deze vraag bevestigend beantwoord (LJN: BA4343). Volgens het hof hebben gedaagden een te optimistisch beeld gegeven van de waarde en de toekomstverwachting van World Online. De toenmalige bestuursvoorzitter heeft volgens het hof onduidelijkheid over haar aandelenbezit ten tijde van de beursgang in het leven geroepen. Bovendien bevat het prospectus onvolledige informatie over haar loopbaan en is in het prospectus het Zweedse bedrijf Telitel AB ten onrechte in het World Online-concern opgenomen. Tot slot heeft World Online volgens het hof in enkele persberichten bericht over allianties met belangrijke bedrijven, terwijl, zoals de Wall Street Journal het indertijd uitdrukte, âthere isnât much to themâ. Het hof heeft het anders of meer gevorderde afgewezen.VEB was niet tevreden met dit arrest en heeft tegen het arrest cassatie ingesteld. World Online, ABN AMRO en Goldman Sachs hebben ook ieder cassatieberoep aangetekend.


3. Het inhoudelijk deel van de conclusie vangt aan met een beschouwing over misleidende mededelingen bij een beursgang (par. 4). Deze beschouwing begint met een samenvatting van het Amerikaanse recht en wordt gevolgd door een overzicht van relevante Europese richtlijnen (par. 4.2 â 4.3). Vervolgens wordt stilgestaan bij misleidende mededelingen bij een beursgang naar Engels, Duits en Frans recht (par. 4.4 â 4.6).


4. Par. 4.7 behandelt het Nederlandse recht. Volgens de conclusie is een mededeling misleidend, indien de aanzienlijke kans bestaat dat de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone belegger de betreffende beleggingsbeslissing niet (onder dezelfde voorwaarden) zou hebben genomen bij bekendheid met de juiste en volledige informatie en afwezigheid van misleiding (par. 4.7.2.13).


5. De conclusie betoogt voorts dat, indien over een onderwerp, dat voor een beleggingsbeslissing van aanmerkelijk belang kan zijn, in de relevante markt een onjuist beeld, aanzienlijke verwarring of onduidelijkheid heerst, op de uitgevende instelling een inspanningsverplichting rust om deze weg te nemen (par. 4.7.3.5). De zorgplicht die de begeleidende banken te vervullen hebben hangt af van de rol van de betreffende bank. Van de syndicaatsleider die tevens de functie van sponsor (listing agent) vervult mag worden verwacht dat hij zich inspant te bereiken dat de uitgevende instelling zich van haar zorgverplichting kwijt (par. 4.7.4.12). Voor andere begeleidende banken hangt de in dit opzicht te betrachten zorg af van de omstandigheden van het geval (par. 4.7.4.14).


6. Vervolgens behandelt de conclusie de cassatieberoepen van VEB, World Online, Goldman Sachs en ABN AMRO (par. 5 â 8). De A-G is van mening dat het arrest van het hof in het algemeen op juiste en goed gemotiveerde gronden is gewezen. In een drietal opzichten behoeft het arrest z.i. enige verscherping.


7. Het eerste punt hangt samen met de lock up-verplichting waaraan de bestuursvoorzitter en een commissaris zich hadden gecommitteerd. Het prospectus vermeldde dat de door de bestuursvoorzitter aan beleggingsfonds BayStar overgedragen aandelen niet onder de lock up-verplichting vielen. Het prospectus vermeldde echter niet dat de bestuursvoorzitter en de commisaris investeerden in BayStar en daarmee een (indirect) belang hadden bij de verkoop van aandelen World Online door BayStar. VEB heeft betoogd dat het prospectus misleidend was door het enkele feit dat zij op indirecte wijze profiteerden van de verkoop door BayStar, óók indien moet worden aangenomen dat de beide functionarissen geen zeggenschap in BayStar hadden. Volgens de A-G had het hof zijn oordeel hierover nader moeten motiveren (par. 5.7.6 â 5.7.11).


8. Het tweede punt heeft betrekking op de koersstabilisatie door ABN AMRO (par. 5.12). De koersvorming kort na een beursintroductie is dikwijls gecompliceerd. Vraag en aanbod moeten elkaar voor het eerst vinden. Indien kort na de beursintroductie de koers (scherp) daalt, vindt dikwijls stabilisatie plaats doordat een bank aandelen koopt teneinde de koers te doen stijgen. De bank manipuleert weliswaar de koers, maar hiervoor kunnen legitieme redenen bestaan. Volgens de A-G mocht destijds stabilisatie geschieden tegen een koers die in beginsel niet hoger was dan de uitgiftekoers. Stabilisatie boven de uitgifteprijs was destijds uitsluitend in beperkte mate en in bijzondere gevallen geoorloofd. Onder het huidige recht is stabilisatie boven de uitgiftekoers verboden. De uitgiftekoers van het aandeel World Online bedroeg ⬠43, terwijl ABN AMRO heeft gestabiliseerd tegen een koers van ⬠50,20. Voor zover het hof in rechtsoverweging 2.23.5 oordeelde dat de stabilisatie boven de uitgiftekoers toelaatbaar was, getuigt het hof van een onjuiste rechtsopvatting, althans had het hof zijn oordeel nader moeten motiveren (par. 5.12.11).


9. Het derde punt houdt verband met de zorgverplichtingen van Goldman Sachs.
Goldman Sachs was met ABN AMRO lead manager bij de beursgang, maar trad, anders dan ABN AMRO, niet op als sponsor (listing agent). Volgens het hof rustte op zowel ABN AMRO als Goldman Sachs niet alleen de verplichting om een juist beeld van World Online te geven in het prospectus, maar ook de zorgplicht om bij de begeleiding van de beursgang zo veel mogelijk te voorkomen dat het juiste beeld werd verstoord. Het hof, dat geen onderscheid lijkt te maken tussen ABN AMRO als lead manager-sponsor en Goldman Sachs als lead manager-niet sponsor, had volgens de A-G moeten onderzoeken of dit onderscheid noopt tot een verschil in zorgverplichtingen (par. 7.7.4).


10. Op de drie bovengenoemde punten concludeert de A-G tot vernietiging van het arrest van het hof. De talrijke overige klachten uit de cassatieberoepen van VEB en Goldman Sachs, evenals de cassatieberoepen van World Online en ABN AMRO, kunnen volgens de conclusie worden verworpen.


11. Deze procedure heeft alleen betrekking op het onrechtmatig handelen van gedaagden. Niet aan de orde is de vraag in hoeverre het misleidend handelen van gedaagden ook daadwerkelijk de beleggingsbeslissing van beleggers heeft beïnvloed en ook niet of beleggers zich bij hun beslissing (mede) door andere motieven hebben laten leiden. Het antwoord op deze vragen zal uiteindelijk van belang zijn voor de eventuele schadeplichtigheid van gedaagden.

Tot slot:
Het parket bij de Hoge Raad kan zich over een door de Hoge Raad te beoordelen zaak niet anders uitlaten dan in het kader van de conclusie en is dan ook niet in de gelegenheid tot het geven van nader commentaar.

LJ Nummer

BH2162

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 6 februari 2009 Naar boven