`Trek eerst een bedenkelijk gezicht'
Hoogleraar Mediarecht Wouter Hins heeft een tip voor
studenten die tentamen bij hem doen. `Trek eerst een
bedenkelijk gezicht als je een vraag wordt gesteld, en zeg dan:
dat hangt ervan af. Dan zit je altijd goed.' In zijn vak gaat
het altijd om complexe dilemma's. Oratie vrijdag 6 februari.
Foto: Hins
Het interessante aan mediarecht is dat het vrijwel altijd
gaat om twee grondrechten die met elkaar in botsing komen en
dus om dilemma's waar geen simpel antwoord op bestaat. Aan de
ene kant is er het recht op vrijheid van meningsuiting en
anderzijds zijn er de rechten van de mensen over wie die
meningen geuit worden, zoals het recht op privacy, het recht op
eerbiediging van eer en goede naam of het recht op vrijheid van
godsdienst. Die botsing tussen grondrechten leidt altijd tot
complexe, maar daarom juist vaak interessante afwegingen.
Moet Wilders vervolgd worden?
Geert Wilders heeft het recht om voor zijn mening uit te
komen, moslims hebben het recht om gevrijwaard te blijven van
discriminatie. De vraag is hier: waar ligt de grens, hoe ver
mag Wilders gaan? Deze vraag is zo ingewikkeld en interessant
dat de rechtenfaculteit er vorige week een drukbezocht
actualiteitencollege aan wijdde. Hins zat samen met drie andere
Leidse juristen-hoogleraren achter de debattafel. Aan het eind
van de discussie vroeg gespreksleider professor Carel Stolker
aan ieder van hen of hij vond dat het Openbaar Ministerie Geert
Wilders zou moeten vervolgen. Hans Nieuwenhuijs en Joan de
Wijkerslooth vonden van niet, Rick Lawson en Hins vonden van
wel. En alle vier hadden ze goede argumenten voor hun stelling.
Hins argumenteerde dat een uitspraak van de rechter zal
bijdragen aan de duidelijkheid . De begrippen `belediging van
een geloof' (niet strafbaar) en `belediging van gelovigen' (wel
strafbaar) worden nu vaak slordig door elkaar gebruikt.
Hetzelfde geldt voor de begrippen `haatzaaien' (niet strafbaar)
en `aanzetten tot haat' (wel strafbaar).
Cartoon: Wilders
Hoe ver mag de overheid gaan?
Wat Hins' vakgebied ook voor studenten zo aantrekkelijk maakt
is dat in de actualiteit de aansprekende voorbeelden voor het
oprapen liggen. Daar maakt hij bij zijn onderwijs dan ook graag
gebruik van. Neem bijvoorbeeld de brief die de Rotterdamse
wethouder Leonard Geluk vorig jaar zomer schreef aan de ouders
van de zeshonderd leerlingen van de islamistische vmbo-school
Ibn Ghaldoun. Geluk wees de ouders erop dat de school van hun
kind slecht beoordeeld was door de onderwijsinspectie en hij
riep de ouders op gebruik te maken van hun recht het bestuur
weg te sturen of hun kind naar een andere school te sturen. Het
schoolbestuur spande een proces aan tegen het gemeentebestuur.
De rechter gaf de school gelijk en floot Geluk terug: een
wethouder mag geen invloed uitoefenen op de schoolkeuze van de
ouders.
Een interessant geval, vindt Hins. Want hoe onrechtmatig is
dergelijk overheidsgedrag eigenlijk? De school vond dat het
handelen van het gemeentebestuur in strijd was met de
godsdienstvrijheid, aangezien het de ouders tegen de
islamitische school in het harnas joeg. En de rechter gaf hun
daarin gelijk. `Maar tegelijkertijd geldt dat communicatie een
essentieel onderdeel is van regeren; als de overheid niet van
zijn spreekrecht gebruik mag maken, hoe moet zij dan haar taak
uitoefenen?'
Het recht op informatie
Het gaat bij mediarecht niet alleen om de vrijheid van
meningsuiting, maar ook om het recht van de burger om van
verschillende kanten informatie te kunnen ontvangen. Dictaturen
proberen altijd de media in hun greep te krijgen om de macht te
vestigen. Het vrije mediabestel met een pluriform aanbod van
informatie is essentieel voor het goed functioneren van de
democratie.
Mediarecht gebrekkig in grondwet
Toch is onze grondwet juist voor wat betreft het recht om
geïnformeerd te worden behoorlijk achterhaald. De wet gaat
alleen maar in op het recht van het individu om zich vrij te
mogen uiten. Er staat in dat niemand voorafgaand verlof nodig
heeft om gedachten en gevoelens te openbaren. Maar er staat
helemaal niets over het recht om geïnformeerd te worden. En er
wordt ook met geen woord gerept over de persvrijheid of over de
vraag of journalisten het recht hebben om hun bronnen te
beschermen. Hins: `We redden ons nu met artikel 10 uit het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat
artikel 7 van de grondwet helemaal overvleugeld heeft. Als je
een proces voert over mediarecht gaat het in 99 van de 100
gevallen over artikel 10 EVRM. Dat is in andere landen anders.
Die gebruiken in de eerste plaats hun grondwet en als vangnet
heb je dan het Europese recht. Bij ons is dat vangnet, het
minimum wat in Europa is voorgeschreven, meteen de norm. Wil je
dat veranderen, dan moet je een grondwetswijziging doorvoeren
en dat is erg ingewikkeld.'
---
Prof.dr. Wouter Hins bezet de door het Leids Universiteits
Fonds gefinancierde bijzondere leerstoel Mediarecht. Hij volgt
prof.dr. Gerard Schuijt op, die in 2004 met emeritaat ging. Als
hoogleraar treedt hij bovendien in de voetsporen van grootvader
Coert Hendrik Hins, die tot 1951 hoogleraar sterrenkunde was
aan de Leidse universiteit.
---
(3 februari 2009/DH)
3/2/2009
Universiteit Leiden