Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk

4 februari 2009 PO/B&S-97183

Onderwerp Bijlage(n) Jaarverslagen in het Primair Onderwijs 1

De schoolbesturen in het primair onderwijs hebben over het kalenderjaar 2006 voor het eerst een jaarverslag ingeleverd bij CFI. Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 12 februari 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 293, nr. 4). In die brief heb ik u toegezegd onderzoek te laten doen naar de omvang van de vermogens in het primair onderwijs. Over de uitkomsten van het onderzoek, uitgevoerd door PricewaterhouseCoopers, heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 1 september 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 293, nr. 4). Inmiddels hebben de schoolbesturen in 2008 hun jaarverslagen over 2007 opgesteld en naar CFI gestuurd. In deze brief informeer ik u over de balans en exploitatierekening van de sector primair onderwijs in vergelijking met de balans en exploitatierekening over het kalenderjaar 2006. Verder verwijs ik naar het departementsbrede onderzoek naar de vermogens in de onderwijssectoren van de commissie Don. Tot slot kondig ik een onderzoek aan naar de kracht van het financieel management in de sector primair onderwijs.

Bekostiging en verantwoording in het primair onderwijs Tot 1 augustus 2006 kende het primair onderwijs nog een declaratiestelsel. Schoolbesturen ontvingen voorschotten en declareerden achteraf de personele kosten bij de bekostigingsorganisatie CFI. De declaratie was de verantwoording en een jaarverslag werd niet ingeleverd. Met de invoering van lumpsumbekostiging is daar verandering in gekomen. In 2007 hebben schoolbesturen over het kalenderjaar 2006 voor het eerst een jaarverslag met een balans en een exploitatierekening ingeleverd. Over de maanden januari tot en met juli 2006 moesten de besturen ook nog een declaratie opstellen. Dat maakte de administratieve afwikkeling van de verantwoording over het kalenderjaar
2006 extra zwaar. Het bleek dan ook dat een deel van de besturen het verslag niet tijdig kon inleveren. In 2008 hebben de besturen voor de tweede keer een jaarverslag ingeleverd en wel over het kalenderjaar 2007. Het jaar 2007 is het eerste jaar waarin de besturen alleen met lumpsumbekostiging te maken hebben. De besturen konden nu dan ook beter dan een jaar eerder voldoen aan de verplichting het jaarverslag voor 1 juli na afloop van het boekjaar in te leveren.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl




blad 2/5

Het eigen vermogen
Naar aanleiding van de jaarverslagen over het kalenderjaar 2006 heb ik u in februari 2008 een eerste beeld gegeven van de vermogenspositie in het primair onderwijs. Daar heb ik toen aangeven dat schoolbesturen beschikken over inventaris, leermiddelen, inrichting van het gebouw etc. Deze bezittingen hebben een waarde. Daarnaast bezitten schoolbesturen geld en vorderingen. Tegenover de bezittingen staan schulden (bijvoorbeeld nog uit te betalen vakantiegeld, of andere verplichtingen over het boekjaar die later worden voldaan) en voorzieningen (bijvoorbeeld in verband met BAPO-kosten die later komen, of voor onderhoud aan de binnenkant van het gebouw). Het eigen vermogen is wat overblijft nadat de schulden en de voorzieningen worden afgetrokken van de bezittingen. Dus als de bezittingen toenemen en de schulden en de voorzieningen zouden gelijk blijven, dan stijgt het eigen vermogen.

Onderwaardering materiële activa
In mijn brief van februari 2008 heb ik gemeld dat er duidelijke aanwijzingen waren voor een te lage waardering van de vaste materiële activa (de inventaris, leermiddelen etc.) in 2006. Op basis van de veronderstellingen in de bekostiging kon worden verwacht dat de waarde van deze activa hoger lag dan in de jaarverslagen over 2006 vermeld. Ook uit de cijfers over de afschrijvingen en de investeringen kwam naar voren dat de werkelijke omvang van de vaste materiële activa hoger lag dan opgenomen in de balansen van de schoolbesturen in 2006. In mijn brief gaf ik aan dat het gaat om verschillen in de orde van grootte van honderden miljoenen. Dit kon deels worden verklaard door gebrek aan historische informatie voor een juiste waardering en deels door problemen met vermogensscheiding tussen openbare scholen en het gemeentebestuur. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de waardering van de materiële activa geleidelijk op het juiste niveau zal komen. Het blijkt nu dan ook dat de waardering van vaste materiële activa in de balansen over 2007 100 miljoen hoger ligt dan in 2006.

Stijging kostenniveau en bekostiging
Salariskosten en andere kosten zijn in 2007 ten opzichte van 2006 gestegen. Ook de rijksbekostiging is van 2006 op 2007 verhoogd. Als de kosten in het algemeen stijgen, dan stijgen ook de reserves. Uit de balansen van de schoolbesturen blijkt dat de omvang van de liquide middelen is gestegen met 0,2 miljard. Daar staat een stijging van de kortlopende schulden tegenover van 0,1 miljard. Dat verklaart dan ook voor een groot deel de toename in het saldo van de liquiditeit en kort lopende schulden.

Beeld van de omvang van het eigen vermogen in 2007 Het eigen vermogen aan het eind van 2006 bedroeg voor de hele sector primair onderwijs 2,4 miljard. Het totale eigenvermogen bedraagt nu aan het eind van het kalenderjaar 2007 ca. 2,6 miljard. Dat is ca. 0,2 miljard meer dan aan het eind van het kalenderjaar 2006.

De groei van het eigen vermogen met ca. 8% kan als volgt worden verklaard. De omvang van de vaste materiële activa is gestegen met ca. 0,1 miljard. Zoals aangegeven lag deze stijging in de lijn der verwachtingen. De liquide middelen zijn met 0,2 miljard toegenomen. In totaal zijn de bezittingen (vaste materiële activa en liquide middelen) dus toegenomen met 0,3 miljard. Daar staat een




blad 3/5

toename van de kortlopende schulden tegenover met 0,1 miljard. Per saldo stijgt dan het eigenvermogen dan 0,2 miljard.

Daarmee is de stijging van het eigen vermogen voor het grootste gedeelte verklaard door een verwachte stijging in de vaste materiële activa en door een stijging in het kostenniveau.

Het exploitatie resultaat
Het exploitatieresultaat is het saldo van baten en lasten. Het exploitatieresultaat bestaat uit drie onderdelen.
Het belangrijkste is het resultaat uit de bedrijfsvoering. Aan de baten kant zijn de belangrijkste posten van het resultaat uit bedrijfsvoering de rijksbijdrage en de overige overheidssubsidies. De lasten bestaan vooral uit personele en materiële kosten. Het resultaat op de bedrijfsvoering is in de sector primair onderwijs gelijk gebleven.
Daarnaast is er sprake van een resultaat op de financiële baten en lasten. Het gaat hier om zaken als rente over spaartegoeden en over schulden. Het saldo van de financiële baten en lasten is gestegen met 0,03 miljard.
Tot slot is er het resultaat op buitengewone baten en lasten. Het gaat dan bijvoorbeeld om winst op verkoop van een woning die altijd nog eigendom was van het bestuur, of om ontvangen legaten. Het resultaat op buitengewone baten en lasten is gestegen met 0,02 miljard. Het totale exploitatieresultaat is dus met 0,05 miljard gestegen van 0,14 miljard in 2006 naar 0,19 miljard in 2007.

Commissie Don
Er is een Commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen onder voorzitterschap van prof. dr. F. J. H. Don van start gegaan. Deze Commissie kijkt naar de optimale vermogenspositie van de instellingen in alle onderwijssectoren. U bent 18 november 2008 geïnformeerd over de commissie (Tweede Kamer, 2008-2009, 31 700, nr.42). Medio 2009 wordt het rapport van de commissie verwacht. De bevindingen van deze commissie zijn van belang bij de nadere standpuntbepaling ten aanzien van de vermogens in het primair onderwijs. Daarom worden nu geen normatieve uitspraken gedaan over de omvang van het eigen vermogen.

Onderzoek naar financieel management
Zoals aangegeven werken schoolbesturen sinds augustus 2006 met lumpsumbekostiging. Daarmee kunnen besturen en scholen zelf bepalen hoe zij de middelen het best kunnen inzetten om een goede kwaliteit van het onderwijs te realiseren. Met het oog op de kwaliteit van het onderwijs is het nodig dat scholen het geld resultaatgericht inzetten en de juiste investeringsprioriteiten stellen. Bij de invoering van lumpsumbekostiging in 2006 is hard gewerkt aan de versterking van het financieel management. Nu schoolbesturen bijna drie jaar met lumpsumbekostiging werken, wil ik de vorderingen onderzoeken die de sector heeft gemaakt met de kwaliteit van het financieel management. Immers een goed financieel management zorgt ervoor dat het geld wordt ingezet waar het voor is: goed onderwijs.




blad 4/5

Resumerend
Schoolbesturen hebben nu voor de tweede keer een jaarverslag ingediend. Het beeld is dat het eigen vermogen is gestegen. De stijging kan verklaard worden door een toename van de vaste materiële activa die in lijn is met de verwachtingen en een toename van het saldo van liquide middelen en schulden, die in belangrijke mate wordt verklaard door een stijging van het kostenniveau. Ook het exploitatieresultaat (het saldo van baten en lasten) is gestegen. De toename van het resultaat wordt volledig veroorzaakt door een toename van de financiële en buitengewone baten. Het resultaat op de bedrijfsvoering, de personele en materiële baten en lasten van de scholen, is ten opzichte van 2006 gelijk gebleven.
Er is een Commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen aan het werk, die onderzoek doet naar een optimale vermogenspositie van instellingen in alle onderwijssectoren. De commissie rapporteert medio 2009. Vooruitlopend op de uitkomsten wil ik nu geen normatieve uitspraken doen over de omvang van het eigen vermogen.
Scholen en schoolbesturen werken sinds augustus 2006 met lumpsumbekostiging. Daarmee kunnen zij zelf financiële prioriteiten stellen ten bate van een goede kwaliteit van het onderwijs. Dat stelt eisen aan het financieel management van scholen. Daarom start ik een onderzoek naar de vorderingen in de verbetering van de kwaliteit van het financieel management.

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma




blad 5/5

Bijlage bij brief PO/B&S-97183

Gecumuleerde balans sector Primair Onderwijs

(x 1 miljard) 2006 2007 Totaal Materiële vaste activa 0,8 0,9 Financiële vaste activa 0,5 0,6 Totaal vaste activa 1,3 1,5 Vorderingen 0,8 0,8 Effecten 0,1 0,0 Liquide middelen 1,8 2,1 Totaal vlottende activa 2,7 2,9 Totaal activa 4,0 4,4

Totaal Eigen vermogen 2,4 2,6 Voorzieningen 0,5 0,6 Totaal Kortlopende schulden 1,1 1,2 Totaal passiva 4,0 4,4

Gecumuleerde exploitatierekening sector Primair Onderwijs

(x 1 miljard) 2006 2007 Baten 8,35 8,71 Rijksbijdragen OCW 7,66 7,90 Overige overheidsbijdragen 0,33 0,29 Baten werk i.o.v. derden 0,00 0,01 Overige baten 0,36 0,51

Lasten 8,26 8,62 Personele lasten 6,84 7,07 Afschrijvingen 0,14 0,15 Huisvestingslasten 0,54 0,56 Overige instellingslasten 0,55 0,63 Leermiddelen 0,19 0,21

Saldo baten en lasten 0,09 0,09

Financiële baten 0,06 0,09 Financiële lasten 0,01 0,01 Saldo financiële baten en lasten 0,05 0,08

Buitengewone baten 0,01 0,03 Buitengewone lasten 0,01 0,01 Buitengewoon resultaat 0,00 0,02

Exploitatieresultaat 0,14 0,19