Rathenau Instituut
Migratiebeleid mag geen technologische proeftuin zijn
PERSBERICHT 4-2-2009
Het migratiebeleid mag geen proeftuin voor nieuwe technologieën zijn.
Daarvoor zijn de gevolgen voor migranten te groot. Deze boodschap gaf
het Rathenau Instituut vanmiddag mee aan staatssecretaris Albayrak van
Justitie bij de presentatie van De Migratiemachine; een essaybundel
over de technologieën waarmee migranten in aanraking komen.
Met de opkomst van DNA-tests, röntgenfoto's, lichaams- en irisscans,
spraaktechnologie en Europese databases met daarin de persoonsgegevens
- en straks ook vingerafdrukken - van mogelijk zeventig miljoen
mensen, veranderen de Nederlandse en Europese landsgrenzen langzaam
maar zeker in technologische grenzen.
Om de omvang van de migratiestromen te beheersen, lijkt de inzet van
technologie onontkoombaar. Bovendien kunnen technologieën ook
bijdragen aan de `klantvriendelijkheid' van het migratiebeleid. Denk
bijvoorbeeld aan het versnellen van de afhandeling van
verblijfsverzoeken.
Maar er kleven ook risico's aan de inzet van technologie in het
migratiebeleid. In De Migratiemachine, onder redactie van Huub
Dijstelbloem en Albert Meijer, worden met name de pijnpunten
blootgelegd.
Een van die pijnpunten is de betrouwbaarheid van de technologieën. Zo
is het botonderzoek bij minderjarigen geen waterdicht systeem maar wel
doorslaggevend bij de beslissing over toekenning van een
verblijfsvergunning.
Ook is er het risico van verschuivende doelstellingen. Een duidelijk
voorbeeld is het inburgeringsexamen. Hoewel dit examen deel uitmaakt
van het integratiebeleid, gaat het in politieke zin onderdeel vormen
van het migratiebeleid, als een middel om de migratie moeilijker en
selectiever te maken. Daarmee rijst de vraag of de
verantwoordelijkheid voor de spraakherkenningstechnologie niet ook
moet mee verhuizen, van het ministerie dat over integratie gaat (VROM)
naar het ministerie dat over migratie gaat (Justitie).
Daarnaast vormen discriminatie en inbreuk op de lichamelijke
integriteit van migranten een gevaar.
Databases en het gebruik van biometrie (bijvoorbeeld de irisscan)
maken het steeds beter mogelijk personen op basis van kenmerken als
ras, huidskleur en godsdienst te onderscheiden. Dit soort systemen
werkt systematische opsporing van bepaalde categorieën mensen in de
hand die mogelijk leidt tot discriminatie van migranten.
Ook schieten het toezicht en de publieke controle op het gebruik van
migratietechnologie vaak tekort. Toezichthoudende instanties zoals de
Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming (EDPS) of het
Nederlandse College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) hebben niet de
bevoegdheid gekregen om bindende adviezen te geven. Hun adviezen
worden vaak terzijde geschoven.
Met de essaybundel De Migratiemachine wil het Rathenau Instituut
bijdragen aan de totstandkoming van een werkbaar model om de inzet van
technologie te beoordelen. Dat is niet alleen een technische kwestie,
waarbij gekeken moet worden of de toepassing werkt en betrouwbaar is.
Het houdt ook in dat gekeken wordt of de praktijk genoeg mogelijkheden
openlaat om de toepassing van de technologie in een heel concrete
context te verbeteren en van de fouten te leren.