Beantwoording vragen over meer geld voor Defensie
04-02-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Van der Staaij over meer geld voor Defensie. Deze
vragen werden ingezonden op 15 januari 2009 met kenmerk 2009Z00508 /
2080909710.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken op
vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over meer geld voor Defensie.
Vraag 1
Herinnert u zich uw interview in `de Telegraaf' waarin u pleit voor
méér geld voor Defensie? 1) Wat omvat uw pleidooi concreet?
Vraag 2
Welke onderdelen van Defensie zouden primair in aanmerking moeten
komen voor meer financiële middelen? Hoeveel extra geld zou Defensie
in uw ogen moeten krijgen en op welke termijn?
Vraag 3
Wordt uw pleidooi voor meer geld voor Defensie gedragen door het
kabinet?
Vraag 4
Op welke wijze wilt u vanuit het kabinet gestalte en uitvoering geven
aan uw pleidooi?
Vraag 5
Hoe zou uw pleidooi voor een hoger defensiebudget financieel gedekt
moeten worden?
Vraag 6
Kan de Tweede Kamer op afzienbare termijn concrete voorstellen vanuit
het kabinet tegemoet zien, die leiden tot de door u beoogde grotere
financiële ruimte voor Defensie? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het pleidooi waaraan in deze vragen wordt gerefereerd en waarnaar ik
verwees in het interview met de Telegraaf heb ik uitvoerig onderbouwd
tijdens een toespraak op 16 december jongstleden tijdens een tweedaags
congres dat was georganiseerd in het kader van de
`Defensieverkenningen'. De integrale tekst van deze toespraak is te
vinden op www.minbuza.nl/nl/actueel/speeches.
Vanuit buitenlands- en veiligheidspolitiek perspectief, het
beleidsterrein waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken primaire
verantwoordelijkheid draagt, heb ik in die toespraak mijn bijdrage
gegeven aan de discussie die in het kader van de genoemde
Defensieverkenningen wordt gevoerd over de toekomst van de Nederlandse
krijgsmacht.
Mijn verwachting is dat het beroep dat op de krijgsmacht zal worden
gedaan in de toekomst verder zal toenemen, niet alleen voor
vredesoperaties, maar ook voor andere taken die voortvloeien uit
nieuwe veiligheidsrisico's. Voorbeelden daarvan zijn de bescherming
van energieaanvoerlijnen of van noodhulpoperaties ten gevolge van
klimaatverandering. Ik pleit er daarom voor dat onze ambities ten
aanzien van de kwaliteit en kwantiteit van de Nederlandse militaire
capaciteit hoog liggen. Ook bepleit ik het doorzetten van de
transformatie van de krijgsmacht van een territoriaal georiënteerd
defensief leger naar een snel inzetbare expeditionaire krijgsmacht.
Bij serieuze veiligheidsrisico's hoort immers een serieuze
defensie-inspanning en dat geldt ook in financiële zin.
Op dit moment werkt een interdepartementale projectdirectie onder de
gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministers van Defensie,
Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie,
Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken aan beleidsopties voor
de toekomstige krijgsmacht onder het motto "Verkenningen: houvast voor
de krijgsmacht van 2020." De regering streeft ernaar om de uitkomsten
van de Verkenningen eind 2009 of begin 2010 aan de Tweede Kamer aan te
bieden, ten behoeve van besluitvorming door een volgend kabinet. Op
basis van de uitkomsten zal de regering uitvoerig met de Kamer van
gedachten kunnen wisselen, waarbij alle vragen van het lid Van der
Staaij aan de orde kunnen komen. Mede in het belang van het zorgvuldig
doorlopen van dat proces, geef ik er de voorkeur aan op dit moment af
te zien van beantwoording in detail.
1) De Telegraaf, 11 januari 2009: "Met Hamas doen wij geen zaken"
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken