Eeuwenoude brieven geven eindelijk inhoud prijs
Een brief met ingevouwen haarlok verzonden vanaf Sint Eustatius naar de geliefde thuis, lag eeuwenlang ongeopend in een Londens archief. Onlangs opende prof.dr. Marijke van der Wal deze gekaapte brief - een van de bijna 38.000. De activiteiten van haar onderzoeksprogramma komen vanaf deze week online.
Afbeelding: Een Nederlandse koopvaarder aangevallen door een Engelse kaper bij La Rochelle, Cornelis Claesz van Wieringen, 1616, National Maritime Museum, London.
Pech
De brief met haarlok was gericht aan een Engels adres en daarom zou hij eigenlijk opzij zijn gelegd, omdat het Van der Wal gaat om brieven geschreven in het Nederlands. Ze doet onderzoek naar de gewone omgangstaal uit de zeventiende en achttiende eeuw. 'Maar de brief was dikker dan normaal. Ik kon duidelijk voelen dat er iets inzat', vertelt ze. 'En de brief was nog nooit geopend, dat kon ik duidelijk zien.' Toen was haar nieuwsgierigheid gewekt. De Engelse afzender uit 1781 had de pech dat zijn brief werd vervoerd door een Nederlands schip tijdens een van de oorlogen met Engeland. Het schip werd gekaapt en de brief maakte deel uit van de buit die naar Engeland werd gevoerd.
Afbeelding: Engelse brief met haarlok in 1781 verstuurd vanuit St. Eustatius.
Alledaagse taalgebruik
De door Engelse kapers buitgemaakt post ligt in archiefdozen opgeslagen in de National Archives in Kew vlakbij Londen. Ook scheepsjournaals, ladingboekjes, kwitanties en nog veel meer waardevolle historische bronnen zijn daar te vinden. Bij een eerste inventarisatie van het materiaal in 2005 ontdekte de historicus Roelof van Gelder de verrassende omvang van de collectie sailing letters: zo'n 38.000 brieven, veel zakelijke post, maar ook 15.000 privébrieven. Het zijn brieven van zeevarenden en Nederlanders in den vreemde aan het thuisfront en omgekeerd ook van de achterblijvers aan hun geliefden. Het bijzondere is dat alle lagen van de samenleving zijn vertegenwoordigd: mannen, vrouwen en zelfs kinderen uit lagere en middenklassen die verder weinig of geen sporen hebben achter gelaten. Daarmee biedt dit brievenmateriaal een uitzonderlijke kans om zicht te krijgen op het alledaagse taalgebruik uit het verleden.
Afbeelding: Schrijfproef bij een in 1664 verstuurde brief van een trotse moeder aan haar zoon op een oorlogsschip: zo kon hij zien dat zijn broer goede schrijfvorderingen maakte.
Metamorfoze
Het vijfjarig project Brieven als buit/Letters as loot is op 1 september 2008 van start gegaan. Met haar team maakt Van der Wal twee dwarsdoorsneden van het materiaal: de eerste uit de periode 1665-1674 (2e en 3e Engelse oorlog) en de tweede uit 1776-1784 (4e Engelse oorlog en Amerikaanse Vrijheidsoorlog). Het interval van ruim honderd jaar biedt de mogelijkheid veranderingen in het alledaagse taalgebruik te achterhalen en te bestuderen. Van der Wal: 'Door de inventarisatie van Van Gelder kunnen we in Kew gericht in de enorme hoeveelheid papieren gaan zoeken. Ze werkt samen met historici en met de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief, instanties die in het kader van het project Metamorfoze een aantal archiefdozen met dit Nederlands erfgoed laten fotograferen en conserveren.
Vrijwilligers
Vrijwilligers ondersteunen het onderzoek door mee te werken aan het voorbereidende project Wikiscripta Neerlandica. Zij maken transcripties van de brieven en inventariseren gegevens over de geadresseerde, de afzender en de onderwerpen in de brieven. Na een uitgebreide controle worden de gegevens in de speciaal ontworpen database opgenomen. De tekst van de brieven is dan beschikbaar voor taalkundig onderzoek. Met de onmisbare hulp van deze enthousiaste sponsors wordt het digitale brievencorpus verder uitgebouwd.
Online
Aan het eind van de rit zal het project enkele dissertaties en een monografie opleveren, maar er is nu al veel belangstelling voor het unieke brievenmateriaal.
Daarom besloten Van der Wal en haar researchteam om regelmatig resultaten online te presenteren. Vanaf nu vinden vakgenoten en het grote publiek de brief van de maand en actuele bijzonderheden.
(3 februari 2009/SH)
Universiteit Leiden