Verslag aan het federaal parlement : kostprijs en beheer van de dienstencheques

03/02/2009 09:39

COUR DES COMPTES - REKENHOF

Het Rekenhof heeft aan het federaal parlement een audit voorgelegd waarin hij het systeem van de dienstencheques onderzoekt. Het wijst daarin op de tekortkomingen in de controle op de erkende ondernemingen en stelt dat de contracten voor de dienstenchequewerknemers niet altijd voldoende kwaliteitsgarantie bieden. Het Rekenhof is van mening dat de stijging van de uitgaven - die voor 2009 op bijna één miljard euro worden geraamd - strikt moet worden omkaderd op budgettair vlak.

Via het systeem van de dienstencheques kan een particulier met de financiële steun van de Staat betalen voor het laten uitvoeren van een buurtdienst door een werknemer die is aangeworven door een erkende onderneming. Het stelsel moet bijdragen tot het scheppen van nieuwe banen door aan de behoeften van de consument tegemoet te komen. De kosten van dit beleid, dat een groeiend succes kent, zijn gestegen van 239 miljoen euro in 2005 tot bijna een miljard euro in 2009.





Om het creëren van nieuwe en kwaliteitsvolle arbeidsplaatsen te garanderen, moeten de erkende ondernemingen en de gebruikers een aantal verplichtingen naleven. De audit brengt lacunes aan het licht in de controle die de betrokken administraties uitvoert.





Het Rekenhof is van mening dat de verplichtingen die aan de erkende ondernemingen zijn opgelegd in verband met de aard van de overeenkomsten en de arbeidstijd, beter moeten worden gecontroleerd. Voorts moet via gerichte controles worden nagegaan of er geen dienstencheques worden gebruikt daar waar de wet het verbiedt (niet-toegestane activiteiten, uitbesteding, cumulatie met bepaalde bijdrageverminderingen, enz.). In dit opzicht vertonen ondernemingen die dienstenchequeactiviteiten uitvoeren buiten de woonplaats van particulieren (strijkwerk, vervoer, -) meer risico's op inbreuken, zodat intensievere controles gewettigd zijn.





Het Rekenhof dringt eveneens aan op informatie-uitwisselingen tussen de FOD Werkgelegenheid, de RVA en de instellingen die de sociale bijdragen innen (RSZ en RSZ-PPO). De vergelijking van de gegevens moet met name garanderen dat de dienstencheques wel degelijk werden gebruikt voor een activiteit uitgevoerd door een dienstenchequewerknemer, die als dusdanig is aangegeven bij de RSZ en voor wie sociale bijdragen zijn betaald.





Er werden grote verschillen vastgesteld in de winstmarges van de erkende ondernemingen en het Rekenhof meent dan ook dat de FOD Werkgelegenheid regelmatig de ruilwaarde van de dienstencheques moet evalueren, op basis van een kritische analyse van de kostenstructuur van de erkende ondernemingen en rekening houdende met de verschillende soorten overheidssteun ter bevordering van de werkgelegenheid.





Voorts stelt het Rekenhof vast dat, om de impact van het systeem van de dienstencheques op de werkgelegenheid te evalueren, er geen enkel criterium is dat definieert wat precies onder een baan moet worden verstaan. In de feiten stemt het aantal gecreëerde betrekkingen waarvan de FOD Werkgelegenheid uitgaat (87.152 in 2007) overeen met alle personen die in het systeem zijn terechtgekomen, ongeacht het aantal uren dat in de loop van het jaar is gepresteerd. Het Rekenhof beveelt aan om de notie "gecreëerde baan" te definiëren aan de hand van criteria die beter aansluiten bij de kwaliteits- en duurzaamheidseisen die door het systeem worden beoogd.





Het gebruik van de dienstencheques levert terugverdieneffecten op, en meer bepaald in termen van minder werkloosheidsuitkeringen en meer sociale bijdrageontvangsten. Het Rekenhof onderstreept dat verschillende tekortkomingen in het bijhouden van de gegevens en in de informatie-uitwisseling tussen de socialezekerheidsinstellingen een nadelige invloed hebben op de kwaliteit van de berekening van die terugverdieneffecten. Het dringt er dan ook op aan dat de instellingen die de bijdragen innen, de erkende werkgevers ertoe zouden verplichten alle gegevens door te spelen over de prestaties van de dienstenchequewerknemers.


Om dit dienstenchequebeleid te financieren, stort de Staat aan de sociale zekerheid een bedrag dat overeenstemt met de lasten die de RVA draagt, verminderd met het berekend terugverdieneffect op het vlak van de sociale bijdragen. Het Rekenhof merkt op dat de stijging van de bijdragen naar aanleiding van de dienstencheques, in zijn totaliteit als een positief terugverdieneffect wordt beschouwd, terwijl de dienstenchequewerknemers ook verhoogde rechten hebben inzake sociale zekerheid en dus extra uitgaven met zich meebrengen.





Tot slot bepaalt de wet dat de dienstencheques elk jaar worden uitgegeven binnen de limieten van de kredieten die in de RVA-begroting zijn ingeschreven. Sinds 2005 overschrijden de uitgaven echter systematisch die initiële kredieten en zijn bijkomende kredieten nodig. Het Rekenhof formuleert de aanbeveling om een strikt budgettair kader te hanteren voor de staatstegemoetkoming, door de jaarlijkse begrotingskredieten vast te stellen op basis van regelmatige analyses van de evolutie van de vraag van de gebruikers. Die gegevens zouden het mogelijk maken de aankoopprijs voor de dienstencheques jaarlijks aan te passen en beter te garanderen dat het aantal omgeruilde dienstencheques het aantal waarin werd voorzien bij de opstelling van de jaarlijkse begroting niet overschrijdt.





De minister van Werkgelegenheid verklaart in haar antwoord dat een reeks maatregelen werd genomen naar aanleiding van de aanbevelingen van het Rekenhof, die tot een beter beheer en een versterkte controle van de dienstencheques moeten leiden. Er werd een werkgroep opgericht die de verschillende inspectiediensten verenigt met het oog op een betere informatie-uitwisseling en meer gerichte controles. Voorts kondigt de minister aan dat zij de Nationale Bank van België heeft gevraagd om de jaarrekeningen van de dienstenchequeondernemingen te onderzoeken, zodat op basis van dat onderzoek de juiste ruilwaarde van de dienstencheques kan worden bepaald. Tot slot verbindt de minister zich ertoe maatregelen te nemen om de kwaliteit van de contracten van de dienstenchequewerknemers te verbeteren.








Informatie voor de pers


Het Rekenhof controleert de openbare financiën van de federale Staat, de gemeenschappen, de gewesten en de provincies. Het draagt bij tot een beter overheidsbeheer door de parlementaire vergaderingen, de beheerders en de gecontroleerde diensten nuttige en betrouwbare informatie te bezorgen, die voortvloeit uit een tegensprekelijk onderzoek. Als collaterale instelling van het parlement werkt het Rekenhof onafhankelijk van de overheden die het controleert.


Het integrale verslag "Dienstencheques - Kostprijs en beheer" (86 p.), de samenvatting (3 p.) en dit persbericht zijn beschikbaar op de website van het Rekenhof (www.rekenhof.be).





Contactpersoon:


Line Emmerechts


Cel Federale Publicaties


02 551 89 85





Voor eventuele hyperlinks en bijlagen: Zie het origineel