Uitspraak vastgesteld d.d. 30 januari 2009
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, drs. C.M. Buijs, mw. A.C.
Diamand en T.R. Harkema, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C.
Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.
Raadslid mw. mr. H.M.A. van Meurs heeft aan de behandeling van en
beraadslaging over deze zaak deelgenomen, maar is vóór de
schriftelijke vastlegging van de uitspraak als raadslid teruggetreden.
GlaxoSmithKline / `Zembla' (VARA/NPS)
Uitspraak: ongegrond
In `Zembla' is een reportage uitgezonden met de titel "Het omstreden
kankervaccin". Klaagster meent dat de berichtgeving vooringenomen,
tendentieus, eenzijdig en onjuist is. Verder heeft klaagster bezwaar
gemaakt tegen de wijze waarop bronnen zijn gebruikt.
Verweerder heeft aangevoerd dat hij heeft beoogd aan de orde te
stellen of de opname van het vaccin tegen baarmoederhalskanker in het
Rijksvaccinatieprogramma wel op objectieve en onafhankelijke wijze tot
stand is gekomen. Naar het oordeel van de Raad wordt dit voor de
kijker ook genoegzaam duidelijk uit het geheel van de reportage. Het
stond verweerder vrij om daarbij een kritische benadering te kiezen.
Anders dan door klaagster gesteld, zijn niet alleen tegen- maar ook
voorstanders van (spoedige) opname van het vaccin in het
Rijksvaccinatieprogramma aan het woord gelaten. Daarbij is voldoende
onderscheid gemaakt tussen feiten en meningen. De visies van de
geïnterviewden zijn voor rekening van de betrokkenen gelaten en
weliswaar door verweerder geduid, maar niet als feit gepresenteerd.
Bovendien is de insteek van alle geïnterviewden aan de kijker
voldoende duidelijk gemaakt.
Ook de marketingstrategieën van de farmaceutische industrie zijn van
verschillende kanten belicht. Verweerder heeft kennelijk in het kader
van zijn research voorafgaand aan de uitzending navraag gedaan bij
klaagster en was vrij om klaagsters reactie te gebruiken op de wijze
zoals hij heeft gedaan. Weliswaar is de farmaceutische industrie niet
zelf aan het woord gelaten, maar de uitzending bevat genoeg elementen
om ook op dit punt evenwichtig te zijn. De Raad neemt daarbij mede in
aanmerking dat een deel van de door klaagster verstrekte informatie in
de uitzending door anderen is verwoord.
Hoewel het vooraf aangekondigde toezichtbezoek door de Inspectie voor
de Gezondheidszorg strikt formeel (in juridische zin) ten onrechte als
`inval' is aangeduid, is dit niet van zodanige aard dat daarmee jegens
klaagster journalistiek onzorgvuldig is gehandeld. Daarbij is mede van
belang geacht dat de woordvoerder van de Inspectie aan verweerder
heeft geschreven dat inspecteurs op deze manier optreden "wanneer het
gaat om dit dossier `overtreding reclameregels
baarmoederhalskankervaccins'". De Raad deelt het standpunt van
verweerder dat ook een dergelijk inspectiebezoek, waarbij informatie
en documenten worden gevorderd, in de volksmond vaak een `inval' wordt
genoemd.
De Raad is van oordeel dat de uitzending een voldoende genuanceerd
beeld van het vraagstuk geeft en dat de kijker voldoende de ruimte
wordt geboden de verschafte informatie te wegen. Verweerder heeft geen
grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke
verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. (zie punten
1.1., 1.2., 1.4. en 1.5. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ
2008/52)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/5
---
Raad voor de Journalistiek