Ministerie van Buitenlandse Zaken
Beantwoording vragen van de leden Teeven en Van Baalen over het strafproces in Italië tegen een Italiaanse politieman wegens het neerschieten van een Nederlandse toerist in Rimini
30-01-2009
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Teeven en Van Baalen over het strafproces in Italië tegen
een Italiaanse politieman wegens het neerschieten van een Nederlandse toerist in
Rimini. Deze vragen werden ingezonden op 25 november 2008 met kenmerk
2008Z07622.
De Minister van Justitie,
Dr. E.M.H. Hirsch Ballin
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Hirsch Ballin, Minister van Justitie en de
heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Teeven en
Van Baalen (VVD) over het strafproces in Italië tegen een Italiaanse politieman
wegens het neerschieten van een Nederlandse toerist in Rimini. (Ingezonden 25
november 2008)
Vraag 1
Bent u bekend met de zaak van R.V. uit Schiedam, die in september 2000 werd
neergeschoten door een Italiaanse politieman uit Rimini? 1) Zo ja, wanneer en op
welke wijze bent u bekend geraakt met deze zaak?
Antwoord
Ja, de zaak van R.V. is ons bekend. Op 25 juli 2000 informeerde de politie te
Rimini het Nederlandse consulaat-generaal in Milaan over het schietincident en
gaf daarbij aan dat de heer V. zwaargewond in het ziekenhuis te Bologna was
opgenomen en vermoedelijk zonder familie in Italië verbleef.
Bij het ministerie van Justitie werd de zaak van de heer V. bekend toen op 13
juli 2006 een rechtshulpverzoek afkomstig van het Italiaanse ministerie van
Justitie binnenkwam.
Vraag 2
Heeft het slachtoffer V. op enig moment contact gezocht met de medewerkers van
de ambassade in Rome dan wel medewerkers van enig ander consulaat in Italië?
Welke bijstand is verleend aan V. in 2000 en latere jaren?
Vraag 3
Heeft V. op enig moment contact gezocht met het ministerie van Justitie of het
ministerie van Buitenlandse Zaken en verzocht om hulp? Zo ja, wanneer is dat
gebeurd en hoe is daar op gereageerd van de zijde van een van beide ministeries?
Antwoorden
Aan betrokkene werd als te doen gebruikelijk consulaire bijstand verleend. In
het geval van de heer V. hield dat in dat de naaste familie van betrokkene is
getraceerd en geïnformeerd. Tevens heeft de Honorair Consul te Bologna de heer
V. opgezocht in het ziekenhuis. De advocaat die inmiddels was ingeschakeld heeft
bijstand verleend aan de heer V. tijdens het eerste verhoor. Betrokkene werd
aanvankelijk namelijk zelf als verdachte beschouwd. De Honorair Consul te
Bologna heeft de zaak nauwlettend gevolgd en de familie op de hoogte gehouden
van de stand van zaken. Bemiddeling met de Italiaanse autoriteiten werd
aangeboden. Eind augustus 2000 heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken de
moeder van de heer V., op haar schriftelijk verzoek per brief geïnformeerd over
de verleende bijstand en haar aangeboden - mocht zij na het lezen van de brief
daaraan nog behoefte hebben - op het ministerie in een gesprek nader van
gedachten te wisselen. Hierop heeft de moeder van de heer V. niet gereageerd.
De Honorair Consul te Bologna is via de advocaat van de heer V. op de hoogte
gebleven van de ontwikkelingen in de rechtszaak.
In januari 2008 heeft de heer V. zelf schriftelijk contact opgenomen met het
ministerie van Buitenlandse Zaken, met een gelijkluidende brief aan het
ministerie van Justitie. De heer V. verzocht om steun bij het innen van de
schadevergoeding, waartoe de Italiaanse politieagent die betrokkene had
neergeschoten inmiddels was veroordeeld. Bij brief van 12 maart 2008 gaf het
ministerie van Buitenlandse Zaken het advies aan de heer V. om zijn situatie
voor te leggen aan het Nederlandse Schadefonds Geweldsmisdrijven en zich met een
concreet verzoek tot het Nederlandse ministerie van Justitie te wenden.
Op 15 maart 2008 ontving het Schadefonds Geweldsmisdrijven, onderdeel van het
ministerie van Justitie, een e-mail van de heer V. Op 19 maart 2008 heeft het
Schadefonds naar aanleiding van deze e-mail telefonisch contact opgenomen met de
heer V. Het Schadefonds heeft de heer V. de Europese Richtlijn inzake
schadeloosstelling, waarnaar ook de brief van het ministerie van Buitenlandse
Zaken verwees, toegelicht.
Nederlandse slachtoffers van geweldsdelicten in andere EU-lidstaten, zoals in
het geval van de heer V., kunnen via het Schadefonds Geweldsmisdrijven een
aanvraag indienen bij het schadefonds van het land waar het delict heeft
plaatsgevonden. Zij komen niet in aanmerking voor een uitkering uit het
Nederlandse Schadefonds Geweldmisdrijven, aangezien de Wet schadefonds
geweldsmisdrijven bepaalt dat een slachtoffer in aanmerking komt voor een
uitkering wanneer het delict plaats heeft gevonden op Nederlands grondgebied.
Het Nederlandse Schadefonds Geweldsmisdrijven ondersteunt het slachtoffer bij de
aanvraag bij het desbetreffende land. In het geval van de heer V. zou het
Nederlandse Schadefonds Geweldsmisdrijven dus een aanvraag indienen bij het
Italiaanse fonds.
Op het moment van het contact tussen het Nederlandse Schadefonds en de heer
V. was er nog geen toegang tot een dergelijk schadefonds in Italië. Het
Nederlandse Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft de heer V. van dit probleem op
de hoogte gebracht. Inmiddels is wel toegang verkregen tot het schadefonds in
Italië. Er kan echter alleen aanspraak worden gedaan op schadeloosstelling door
slachtoffers van misdrijven die zijn gepleegd na 30 juni 2005. De heer V. komt
daardoor niet in aanmerking voor een uitkering uit dit fonds.
Vraag 4
Heeft u ooit op enig moment bij de Italiaanse autoriteiten aangedrongen op
voortzetting van de strafrechtelijke procedure? Zo ja, wanneer en op welk
moment? Heeft u op enig moment (juridische) bijstand verstrekt aan V., vanwege
zijn rol als slachtoffer in het strafproces tegen de Italiaanse politieman? Zo
ja, wanneer en in welke vorm? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Zoals aangegeven bij het antwoord op de vragen 2 en 3 werd bij het eerste
verhoor bijstand verleend. Vervolgens is de zaak in handen genomen van een
advocaat die de juridische procedure begeleidde. De Nederlandse autoriteiten
hebben niet geïntervenieerd in de strafprocedure. Interventie is niet alleen
ongebruikelijk, maar ook onwenselijk. Staten hebben in beginsel respect voor
elkaars strafrechtelijke procedures, maar houden desgewenst toezicht op de
rechtsgang.
Zoals gezegd is de Honorair Consul te Bologna via de advocaat van de heer V.
op de hoogte gebleven van de ontwikkelingen in de rechtszaak.
Vraag 5
Klopt het dat het twee jaar heeft geduurd voordat de getuigen in Nederland door
de politie als getuigen konden worden gehoord in de Italiaanse strafzaak? Zo ja,
wat was daarvan de reden?
Antwoord
Nee, dit rechtshulpverzoek is binnen een jaar afgedaan. Deze tijd was nodig om
de drie getuigen, van wie er één in het buitenland woont, te kunnen horen.
Vraag 6
Klopt het dat het een speerpunt van het Nederlands buitenlands beleid is dat
Nederlandse slachtoffers van criminaliteit in het buitenland zo veel als
mogelijk worden geholpen door de Nederlandse overheid? Waarom is dit niet in
deze zaak gebeurd? Moet aan Nederlandse slachtoffers van criminaliteit in het
buitenland niet meer prioriteit worden gegeven dan aan Nederlandse daders van
criminaliteit?
Antwoord
Eén van de speerpunten van het Nederlandse buitenlandbeleid behelst de
consulaire dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland. Dit betreft hulp
in acute noodsituaties (waaronder slachtoffers van criminaliteit), maar ook hulp
bij ziekenhuisopname, hulp na overlijden, hulp bij vermissingen, repatriëringen,
het verstrekken van reisadviezen, evacuaties, gedetineerdenbegeleiding,
enzovoort. Prioriteit bij het verlenen van bijstand is gerelateerd aan de mate
waarin spoed vereist is. Zoals in het antwoord op de vragen 2 en 3 is aangegeven
is ook in de zaak van de heer V. consulaire bijstand verleend.
Vraag 7
Heeft u het voornemen om, na het zien van de betreffende uitzending, V. alsnog
juridische en financiële bijstand te verlenen teneinde zijn recht te halen in
Italiaanse strafrechtelijke en civiele procedures tegen de betreffende
Italiaanse verdachte? Acht u het niet schrijnend dat V. aan zijn lot wordt
overgelaten door de Nederlandse overheid?
Antwoord
Ik ben niet van mening dat de heer V. door de Nederlandse overheid aan zijn lot
is overgelaten. Ik verwijs hierbij naar mijn antwoorden op de vragen 2 en 3.
Voor wat betreft het antwoord op de vraag of aan de heer V. alsnog juridische
en financiële bijstand kan worden verleend teneinde zijn recht te halen in de
Italiaanse procedures merk ik op dat betrokkene op grond van artikel 23i van de
Wet op de rechtsbijstand via de Raad voor Rechtsbijstand in Den Haag een verzoek
bij het ministerie van Justitie in Rome kan doen om gesubsidieerde
rechtsbijstand. Deze regeling is speciaal in het leven geroepen voor onderdanen
van EU-lidstaten, zodat overal een effectief recht op rechtsbijstand bestaat.
Tevens zal een vertrouwensadvocaat door het ministerie van BZ worden ingezet
om advies uit te brengen welke stappen in deze kwestie nog genomen zouden kunnen
worden, door de heer V. en zijn advocaten.
Vraag 8
Gaat u bij de Italiaanse regering erop aandringen dat de betreffende
strafprocedure in hoger beroep in Italië met spoed ter hand wordt genomen, mede
gezien de dreigende vervolgingsverjaring? Zo ja, hoe gaat u hieraan inhoud
geven? Kunt u de Kamer daarover informeren? Zo neen, acht u die weigering tot
hulp niet in strijd met de mededelingen die door u zijn gedaan in het algemeen
overleg met de Kamer over bijstand aan Nederlandse slachtoffers door de
diplomatieke dienst?
Antwoord
Nu gebleken is dat de heer V. ondanks een voor hem gunstige rechterlijke
uitspraak met lege handen blijft staan, zal de Minister van Buitenlandse Zaken
in een brief aan zijn ambtgenoot aandacht vragen voor deze zaak. Tevens zal de
Nederlandse vertegenwoordiging in Rome voor deze zaak aandacht vragen bij de
relevante autoriteiten. Daarbij zal worden aangedrongen op inspanning van de
Italiaanse autoriteiten opdat mogelijke verjaring van deze vordering kan worden
voorkomen. De vertegenwoordiging in Rome kan tevens bij het Italiaanse
ministerie van Justitie aandacht vragen voor verlening van gesubsidieerde
rechtsbijstand, zodra de heer V. die aanvraag heeft ingediend.
Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 6 en 7.
1) Uitzending P.R. de Vries misdaadverslaggever, SBS6, zondag 23 november
21.30 uur
Ministerie van Buitenlandse Zaken