Beantwoording vragen over de inval van Rwanda in Congo
30-01-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door de leden Ferrier en Haverkamp over de inval van
Rwanda in Congo. Deze vragen werden ingezonden op 26 januari 2009 met
kenmerk 2009Z01183/2080910710.
De Minister van
Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken en de
heer Koenders, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van
de leden Ferrier en Haverkamp (CDA) over de inval van Rwanda in Congo.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat Rwandese militairen Congo zijn
binnengetrokken? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de wisselende informatie inzake de aard en gevolgen
van het binnentrekken van het Rwandese leger in Congo om in een
gezamenlijke operatie met het Congolese leger Rwandese hutu-rebellen
op te sporen?
Antwoord
Het is nog te vroeg om een oordeel te vellen over de gevolgen van de
gezamenlijke Congolees-Rwandese operatie tegen de rebellenbeweging
FDLR. Wij constateren dat de informatievoorziening door Rwandese en
Congolese regeringswoordvoerders over de gezamenlijke operatie tot nog
toe eenduidig en consistent is: de operatie vindt plaats ter
uitvoering van de akkoorden van Nairobi (over de gezamenlijke aanpak
van buitenlandse gewapende groepen in de Kivu's), onder Congolees
commando met ondersteuning van Rwandese manschappen, die zich op
verzoek van de Congolese autoriteiten op Congolees grondgebied
bevinden.
Vraag 3
Is het bericht waar dat VN-vredesmilitairen en Rode Kruismedewerkers
niet meer tot Oost-Congo worden toegelaten door het Congolese leger?
Op welke manier kan de toegang tot het gebied voor (humanitaire)
hulpverleners gegarandeerd - of in ieder geval verbeterd - worden?
Antwoord
MONUC was niet van meet af aan bij de operatie betrokken en werd
aanvankelijk de toegang tot het gebied ten noorden van Goma ontzegd.
MONUC is inmiddels wel betrokken en levert logistieke ondersteuning
aan de Congolese troepen. Eerder al, eind vorige week, had het
Congolese leger de blokkade ten noorden van Goma opgeheven. Volgens
humanitaire hulpverleners ter plaatse is de toegang over de hoofdwegen
van Goma naar Rutshuru, 75 kilometer ten noorden van Goma, goed te
noemen. Internationale ngo's gaan inmiddels regelmatig naar het
noorden zonder escorte; VN-organisaties reizen nog met MONUC-escorte.
Om humanitaire toegang te garanderen is nauwe betrokkenheid van MONUC
bij de operatie noodzakelijk. De internationale gemeenschap blijft
hier dan ook op aandringen. Alleen dan kan MONUC effectief invulling
geven aan zijn mandaat, bescherming van de burgerbevolking, en tijdige
humanitaire respons voorbereiden.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u deze actie in het licht van het vredesproces in
Oost-Congo en uw verzoek aan de Rwandese gesprekspartners (zoals
verwoord in de brief over uw bezoek aan Rwanda 2)) al het mogelijke te
doen om het vredesproces in Oost-Congo te ondersteunen en personele,
financiële of materiële steun vanuit Rwanda te voorkomen?
Antwoord
De huidige operatie betreft geen eenzijdige actie van Rwanda. De
gezamenlijke Congolees-Rwandese operatie komt voort uit de afspraken
tussen de DRC en Rwanda, die gemaakt zijn tijdens de speciale Grote
Meren Top in Nairobi van 7 november 2008, die door Minister Koenders
werd bijgewoond. In vervolg op de Top zijn de Ministers van
Buitenlandse Zaken van Rwanda en Congo in de afgelopen maanden
meerdere malen bijeengekomen. Tijdens een bijeenkomst op 5 december
2008 zijn de beide landen gekomen tot een gezamenlijk plan om de
Hutu-extremisten van de FDLR aan te pakken. Dat plan wordt nu
uitgevoerd.
De verbetering van de verhoudingen tussen DRC en Rwanda en het
gezamenlijk aanpakken van gewapende groepen, zoals afgesproken in
diverse akkoorden, zijn op zich positieve ontwikkelingen, die kunnen
bijdragen aan duurzame vrede, veiligheid en ontwikkeling in de regio.
In onze eerdere brieven over de regio hebben wij dan ook altijd het
belang benadrukt van normalisering van de betrekkingen tussen Kigali
en Kinshasa en van regionale samenwerking (meest recentelijk in
vergaderjaar 2008-2009, kamerstukken 29237, nr. 84 van 11 december
2008; 25098, nr. 45 van 4 november 2008; en 29237, nr. 69 van 7 maart
2008).
Het is echter nog te vroeg om een definitief oordeel te vellen over de
impact van de gezamenlijke operatie. Dat hangt af van het verdere
verloop van de operatie en de mogelijke humanitaire gevolgen daarvan.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de onduidelijkheid ten aanzien van mogelijke
betrokkenheid van Rwanda in Congo, waarover ook de motie-Ferrier c.s.
3) ging, nu opgelost is? Zo ja, welke consequenties gaat u hieraan
verbinden ten aanzien van de ontwikkelingsrelatie die Nederland
onderhoudt met Rwanda, afgezien van het feit dat de geplande
begrotingssteun terecht niet doorgaat?
Vraag 6
Bent u bereid in EU-verband Rwanda aan te spreken op deze actie
evenals op het toelaten van hulpverleners om de ernstige humanitaire
noden in Oost-Congo te lenigen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Antwoord
De Rwandese betrokkenheid in de operatie tegen de FDLR is gebaseerd op
een bilateraal akkoord tussen DRC en Rwanda en op uitnodiging van de
DRC. Dat is van een geheel andere orde dan de betrokkenheid van Rwanda
waar de motie-Ferrier c.s. op duidde. In feite gaat het om een
mogelijke positieve ontwikkeling voor regionale samenwerking, al is
een definitief oordeel nog niet mogelijk. Er is dan ook nu geen
aanleiding om aan de operatie consequenties te verbinden voor de
ontwikkelingsrelatie met Rwanda.
Toegang van MONUC en hulpverleners is van het grootste belang. Wij
hebben hier steeds voor gepleit en zullen - ook in EU-kader - alle
strijdende partijen blijven oproepen humanitaire toegang te verlenen.
Vraag 7
Wat verwacht u van de Afrikaanse Unie bij het beslechten van dit
conflict en hoe beoordeelt u de rol van de Afrikaanse Unie (AU) in
deze?
Vraag 8
Bent u bereid bilateraal dan wel in EU-verband de Afrikaanse Unie aan
te spreken om druk uit te oefenen op Rwanda en desgewenst de AU
ondersteuning op dit vlak te bieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Antwoord
De Afrikaanse Unie is bij de beslechting van dit conflict betrokken
via het zogeheten Nairobi-proces, het vredesproces dat in november
2008 in Nairobi in gang is gezet, binnen het kader van de Grote Meren
Conferentie. Het Nairobi-proces wordt begeleid door twee
facilitatoren: vanuit de VN door de Nigeriaanse oud-president Obasanjo
en vanuit de AU door de Tanzaniaanse oud-president Mkapa. Wij
verwelkomen het Afrikaanse leiderschap in dit proces en zullen dit
proces waar nodig en mogelijk blijven ondersteunen.
Het Nairobi-proces bouwt voort op bestaande vredesakkoorden: de
eerdere overeenkomst tussen Rwanda en de DRC over de gezamenlijke
aanpak van buitenlandse gewapende troepen in de DRC (i.e. de FDLR),
het zogeheten Joint Communique van november 2007, en de Actes
d'engagement (ook wel Goma akkoorden genoemd), tussen de Congolese
autoriteiten en de binnenlandse gewapende groepen in Noord- en
Zuid-Kivu, van januari 2008. En marge van de AU-top die deze week in
Addis Abeba plaatsvindt, komen de staatshoofden van de kernlanden van
de Grote Meren Conferentie bijeen om gebrieft te worden over de
voortgang van het vredesproces en van de gezamenlijke operatie, en om
aan de facilitatoren een nieuw mandaat mee te geven voor het verdere
proces. Nederland zal bij deze speciale Top aanwezig zijn als
co-voorzitter van de Groep van Vrienden van de Grote Meren
Conferentie.
1)NRC Handelsblad, 21 januari 2009: "Leger Congo weert VN-militairen
uit gevechtszones" AD 20 januari 2009: "Rwandese troepen jagen op
hutu's in Congo"
2) Kamerstuk 29 237, nr. 84
3) Kamerstuk 31 700 V, nr. 35
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken