Ministerie van Buitenlandse Zaken
Beantwoording vragen van het lid Van der Staaij over het voorkomen van aids door een gezonde seksuele levensstijl
30-01-2009
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door het lid Van der Staaij over het voorkomen van aids door een gezonde
seksuele levensstijl. Deze vragen werden ingezonden op 14 januari 2009 met
kenmerk 2009Z00403/2080909570.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het
lid Van der Staaij
(SGP) over het voorkomen van
aids door een gezonde seksuele levensstijl.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel van dr. L. Bonneux, 'Bij gezonde seksuele
levensstijl minder aids'1 (#ftn1)? Hoe beoordeelt u dit
artikel? Hoe waardeert u in het bijzonder zijn centrale stelling, dat de
internationale hulpverlening, de grote multinationale organisaties, ook UNAIDS,
ernstig hebben gefaald door te weinig en te laat aandacht te besteden aan de
noodzaak van een gezonde seksuele levensstijl?
Antwoord
Ik ken het betreffende artikel en ben van mening dat de auteur, dr. Bonneux, op
heldere wijze de epidemiologie van de hiv/aids epidemie beschrijft. Dr. Bonneux
wijst nadrukkelijk op de rol van gelijktijdige seksuele relaties en van seksuele
relaties tussen generaties voor de snelle verspreiding van hiv. Ik deel die
opvatting waar het gaat om de situatie in zuidelijk en oostelijk Afrika, waar
beide factoren inderdaad belangrijke aanjagers van de epidemie zijn. Dit is
echter geen nieuw inzicht. Ik ben het dan ook pertinent met de auteur oneens
wanneer hij zegt dat 'de internationale hulpverlening, de grote multilaterale
organisaties, UNAIDS vooraan, ernstig gefaald hebben door te weinig en veel te
laat aandacht te besteden aan het belang van een gezonde seksuele levensstijl'.
Vermindering van het aantal seksuele partners is altijd één van de
kernboodschappen geweest in hiv-preventie strategieën van UNAIDS en andere
internationale organisaties; naast het vertragen van de leeftijd waarop jongeren
seksueel actief worden (abstinentie) en het consistent gebruik van condooms voor
mannen of vrouwen. UNAIDS heeft deze gebalanceerde boodschap door de jaren heen
stelselmatig uitgedragen. Overigens is gedurende de afgelopen jaren steeds
duidelijker geworden dat het risico op hiv en andere soa's niet alleen
samenhangt met individuele keuzes maar dat kwetsbaarheid mede bepaald wordt door
de culturele, juridische en sociale context waarin mensen leven en keuzes maken.
Een gezonde seksuele levensstijl is dan ook voor velen geen simpele individuele
keuze maar vereist dat de betreffende persoon voldoende informatie heeft,
beschikt over de gelegenheid en middelen om gezonde keuzes te kunnen maken en
daarbij bovendien een leefomgeving heeft die dit mogelijk maakt en ondersteunt.
Deze brede en multisectorale benadering vormt het uitgangspunt voor de
Nederlandse 'Beleidsnotitie hiv/aids en seksuele en reproductieve gezondheid en
rechten in het buitenlands beleid' van november 2008 (Kamerstuk 31250, nr. 45).
Nederland zal de komende jaren prioriteit geven aan preventie en rechten, door
enerzijds in te zetten op vergroting van de politieke betrokkenheid en
anderzijds de multisectorale aanpak te versterken.
Vraag 2
Deelt u de medische stelling dat partnerwissel de HIV/Aidsepidemie drijft en dat
derhalve naarmate het aantal sekspartners daalt, ook de kans op SOA met grote
sprongen daalt? Welke beleidsconclusies zouden daaraan in uw ogen verbonden
moeten worden?
Antwoord
Onbeschermde seksuele contacten met meerdere partners binnen korte tijd is
inderdaad een belangrijke factor in de snelle verspreiding van hiv/aids in
zuidelijk en oostelijk Afrika. Voor de beleidsconclusies verwijs ik u naar mijn
antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Is het wetenschappelijk gezien inderdaad evident dat zelfs een matige daling van
het aantal gelijktijdige (seks)partners een relatief grote afname van de
HIV-epidemie tot gevolg heeft, terwijl condoomcampagnes gericht op het grote
publiek naar alle waarschijnlijkheid weinig tot geen effect hebben in
bevolkingen? Is de zeer sterke inzet vanuit het Nederlandse beleid op het
wereldwijd toegang bieden tot voorbehoedsmiddelen in dit licht niet te
eenzijdig?
Antwoord
In regio's waar het hebben van een groot aantal gelijktijdige sekspartners een
belangrijke aanjager van de epidemie vormt, zal afname van dit aantal inderdaad
tot een relatief grote afname van hiv overdracht leiden. Ik ben het echter niet
eens met uw stelling dat condoomcampagnes die gericht zijn op het grote publiek
weinig tot geen effecten zullen hebben. Ik wil nadrukkelijk pleiten voor
combinatiepreventie, door mensen toegang te geven tot verschillende
mogelijkheden om veilige keuzes te maken. Condoomgebruik is evenzeer onderdeel
van een gezonde seksuele levensstijl, evenals het terugbrengen van het aantal
seksuele partners en adequate seksuele voorlichting aan jongeren. Ook in ons
beleid is combinatiepreventie het uitgangspunt. Ik ben het dan ook niet met u
eens dat het Nederlands beleid zich eenzijdig richt op het wereldwijd toegang
bieden tot voorbehoedsmiddelen.
Vraag 4
Groeit er inmiddels binnen de wetenschap consensus dat gelijktijdige
partnerschappen en generatiedoorkruisende seksuele contacten de grote aanjagers
zijn voor de HIV-epidemie? Hoe wordt daarop ingespeeld in uw beleid ter zake?
Antwoord
Ik verwijs naar mijn antwoorden op de vragen 1, 2, 3 en 5.
Vraag 5
Is het feitelijk juist, dat het ABC-principe, zoals onder meer gepraktiseerd in
de Ugandese aidscampagne, de aanpak is die het meest recht doet aan de
wetenschappelijke principes van SOA-bestrijding? Zo ja, welke beleidsconclusies
moeten daaraan volgens u worden verbonden?
Antwoord
De succesvolle Oegandese aidscampagne in de jaren tachtig en negentig omvatte
meer dan alleen ABC. De 'zero grazing' campagne wees op de risico's van
het hebben van gelijktijdige seksuele partners, echter zonder opgeheven
vingertje, in een taal die de lokale bevolking aansprak en met verwijzingen naar
condoomgebruik mocht 'zero grazing' niet haalbaar zijn. Politiek leiderschap was
sterk met een duidelijke rol van president Museveni en met betrokkenheid van
mensen in alle sectoren en alle bestuurslagen. Zo werden districtsbestuurders
afgerekend op hun inzet in de strijd tegen hiv/aids. Juist deze samenhang van
factoren heeft ten grondslag gelegen aan het succes van de campagne. In mijn
beleid zet ik hard in op preventie, met oog voor de sociale en culturele context
waarin mensen keuzes maken en met nadruk op het vergroten van politiek
leiderschap. Deze inzet is mede bepaald door ervaringen zoals in Oeganda.
Vraag 6
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het op 11 februari 2009 geplande
overleg met de Kamer over de beleidsnotitie HIV/Aids?
Antwoord
Ja.
1 (http://www.minbuza.nl:80#): ) Dr. L. Bonneux, 'Bij gezonde seksuele levensstijl minder aids',
in Demos (uitgave van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut),
jaargang 24, nummer 10.
Ministerie van Buitenlandse Zaken