Ministerie van Economische Zaken
Schuldhulpverlening aan ondernemers
30-01-2009 | kamerstuk | Kredietcrisis | PDF document,
28 Kb
Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Justitie, de antwoorden
toekomen op de vragen van de leden Smeets en Heerts over
schuldhulpverlening aan ondernemers (ingezonden 1 december 2008).
Datum 30 januari 2009
Betreft Schuldhulpverlening aan ondernemers
Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Justitie, de antwoorden toekomen
op de vragen van de leden Smeets en Heerts over schuldhulpverlening aan
ondernemers (ingezonden 1 december 2008).
1
Bent u bekend met de radioreportage 'De persoonlijke drama's bij een
faillissement'? (Dit is de Dag (EO), 26 november 2008).
Antwoord
Ja.
2
Is de trend waarneembaar dat steeds meer MKB'ers failliet gaan? Kunt u een
overzicht verschaffen van het aantal faillissementen onder MKB'ers in de
afgelopen 12 maanden, uitgesplitst naar kleinbedrijf en middenbedrijf?
Antwoord
Op het moment beschik ik niet over cijfermateriaal op basis waarvan deze
conclusie kan worden gerechtvaardigd.
De gegevens van het CBS over het eerste halfjaar van 2008 laten juist een
positieve ontwikkeling zien. Hierbij past de kanttekening dat het effect van de
kredietcrisis zich nog niet kan aftekenen over deze periode. Ook wordt in het
cijfermateriaal geen onderscheid gemaakt naar klein- en middenbedrijf, wel naar
de juridische vorm van de onderneming. De eenmanszaken vormen vanuit het
oogpunt van de schuldhulpverlening de beste benadering van het begrip
kleinbedrijf ofschoon daar in de praktijk ook kleine BV's onder kunnen vallen.
De meest recente gegevens van het CBS, die op 16 januari zijn gepubliceerd,
laten in oktober en november wel een toename zien van het aantal
ondernemingsfaillissementen. Het gemiddelde over de laatste drie maanden kwam
in november uit op 364 tegen 324 een maand eerder. Het CBS hanteert een
gemiddelde over 3 maanden omdat het aantal zittingsdagen per maand sterk kan
verschillen.
Ten tweede zijn er gegevens van het onderzoeksbureau van Graydon die gemeten
over een langere periode een meer genuanceerd beeld laten zien. In de eerste
drie kwartalen van 2008 werden 4.766 faillissementen uitgesproken, tegenover
5.809 faillissementen in dezelfde periode van 2007 (een daling van 18%). Vanaf
de laatste maanden van het jaar tekent zich een stijging van het totale aantal
faillissementen af: 538 in oktober en 661 in november, hetgeen dus mogelijk erop
kan duiden dat zich een nieuwe ontwikkeling aftekent.
Ook gezien de conjuncturele omstandigheden ligt het wel in de lijn der
verwachting dat in de laatste maanden van 2008 en waarschijnlijk voor een groot
deel van 2009 het aantal faillissementen en schuldsaneringen zal toenemen. Het
is echter prematuur om te stellen dat zich een trend aftekent dat meer bedrijven,
en nog specifieker meer MKB-bedrijven failliet gaan.
3
Deelt u de mening dat steeds meer MKB-bedrijven die in de financiële problemen
komen tussen wal en schip vallen bij de afwikkeling van het faillissement?
Antwoord
Nee. Allereerst is er momenteel geen cijfermateriaal dat hiervoor voldoende
onderbouwing geeft. Bovendien bestaan er mogelijkheden voor (minnelijke en
wettelijke) schuldhulpverlening en bijzondere bijstand, waarop ondernemers een
beroep kunnen doen om te voorkomen dat de problematische schuldensituaties
uitmonden in een faillissement. Overigens kan een natuurlijk persoon die een
beroep of onderneming drijft én in een situatie verkeert waarin hij is opgehouden
te betalen, ter afwending van een dreigend faillissement een verzoek tot
schuldsanering (toelating Wet schuldsanering natuurlijke personen, Wsnp)
indienen.
4
Deelt u de mening dat de gebrekkige toegankelijkheid van schuldhulpverlening
voor ondernemers debet is aan persoonlijke financiële drama's?
Antwoord
De schuldhulpverlening is toegankelijk voor ondernemers. Sterker nog, voor
ondernemers bestaan specifieke mogelijkheden die voor particulieren ontbreken,
zoals hulp uit hoofde van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen. Wat wel
een aandachtspunt is, is de kennis over deze mogelijkheden bij ondernemers en in
incidentele gevallen ook bij medewerkers van diensten en instanties die daarop
dienen te wijzen. Derhalve is door de rijksoverheid gespecialiseerde
schuldhulpverlening voor ondernemers (SVO) gestimuleerd door gedurende drie
jaren een pilot schuldhulpverlening voor ondernemers te subsidiëren. Deze SVOaanpak
maakt het mogelijk om meer gericht ondernemers te adviseren over de
voorziening waarop ze een beroep kunnen doen in de hier bedoelde situaties.
Voorkomen dient te worden dat door gebrek aan kennis en soms gebrekkige
doorverwijzing hulp veelal in een zeer laat stadium gezocht of gevonden wordt,
waardoor de ondernemer belandt in een problematische schuldensituatie.
Ondanks het bestaan van adequate en vindbare schuldhulpverlening voor
ondernemers kan een faillissement van een onderneming niet altijd worden
voorkomen. Derhalve kan een ondernemer, waarvan het bedrijf of beroep niet in
de vorm van een rechtspersoon wordt bedreven, een beroep doen op de Wet
schuldsanering natuurlijke personen. Wel gaat het daarbij om een zwaar traject
van gewoonlijk 3 jaar waarin met een absoluut minimum aan middelen geleefd
moet worden. Dat is niet eenvoudig. Daar staat echter tegenover dat de
vorderingen van schuldeisers - bij een positieve beëindiging van het Wsnp-traject
- niet langer invorderbaar zijn. Hierdoor wordt voorkomen dat deze ondernemers
- waarbij het vaak gaat om de kleine, meer kwetsbare ondernemers - tot in
lengte van dagen door de schuldeisers worden achtervolgd.
5
Is het waar dat ondernemers die failliet zijn gegaan niet zonder advocaat naar een
rechtbank kunnen gaan? Welke (inkomens)grens is er als het gaat om verplichte
bijstand van een advocaat in dergelijke situaties?
Antwoord
Of sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging hangt niet af van de
inkomensgrens maar van de soort procedure waarin betrokkene partij is. Welke
soort procedure van toepassing is, is bijvoorbeeld afhankelijk van het soort
verzoekschrift, de soort zaak of de hoogte van de rechtsvordering die in geding is.
Voor de aanvraag van een wettelijke schuldsanering (Wsnp) of de aanvraag van
zijn eigen faillissement hoeft de verzoeker geen advocaat in te schakelen. Indien
het faillissement of de schuldsanering wordt uitgesproken worden deze procedures
begeleid door een curator respectievelijk bewindvoerder die worden aangewezen
door de rechtbank. Voor een faillissementsaanvraag door een schuldeiser is wel
een advocaat nodig.
Op grond van de Wet op de rechtsbijstand wordt geen rechtsbijstand verleend
indien het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van
een zelfstandig beroep of bedrijf betreft. De reden hiervan is dat de wetgever
ervan uitgaat dat een ondernemer bij zijn bedrijfsvoering bij voorbaat rekening
houdt respectievelijk rekening kan houden met eventuele kosten voor
rechtsbijstand en daar dus tijdig voorzieningen voor kan treffen. Hierop zijn in de
wet twee uitzonderingen gemaakt. De eerste betreft de situatie dat de voorzetting
van het beroep of bedrijf, voor zover het niet in de vorm van rechtspersoon wordt
gevoerd, afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand. Dit
houdt in dat juist MKB-ers in de geschetste kritieke situatie veelal aanspraak
zullen hebben op rechtsbijstand. De tweede uitzondering betreft de situatie dat
het beroep of bedrijf ten minste één jaar geleden is beëindigd, de aanvrager in
eerste aanleg als verweerder bij een procedure is betrokken of betrokken geweest
en de kosten van rechtsbijstand niet op andere wijze kunnen worden vergoed.
6
Is het openstellen van de sociale advocatuur, als het gaat om juridische bijstand
van ondernemers die in de schuldhulpverlening zitten, een oplossing voor deze
groep ondernemers? Zo neen, welke oplossing staat u dan voor ogen?
Antwoord
Voor rechtsbijstand terzake van het treffen van een afbetalingsregeling, het
aanvragen van het eigen faillissement of het kwijtschelden van een schuld wordt
geen toevoeging verleend aan ondernemers noch aan particulieren.
Afgelopen december hebben de Raden voor rechtsbijstand advies uitgebracht over
de huidige mogelijkheden voor rechtsbijstand ingeval van zakelijke vorderingen en
welke uitbreidingen eventueel daarbij wenselijk zijn. Aan dit onderzoek ligt ten
grondslag de toezegging van de Staatssecretaris van Justitie tijdens de plenaire
behandeling in uw Kamer van de wijziging van de Wet op de rechtsbijstand
houdende invoering van het Juridisch Loket (TK 96-5440, d.d. 13 september
2007) om de Raden een onderzoek te laten uitvoeren naar eventuele knelpunten
in de uitvoeringspraktijk terzake zakelijke vorderingen van (ex-)ondernemers.
Uw Kamer kan op korte termijn het standpunt van de Staatssecretaris van Justitie
op dit advies tegemoet zien.
7
Welke rol kan en moet de Kamer van Koophandel spelen om faillissementen én
persoonlijke financiële drama's te voorkómen?
Antwoord
De Kamers van Koophandel vervullen een voorlichtende rol. Bij de Kamers is veel
informatie te krijgen over hoe te handelen in geval van financiële problemen bij
ondernemingen. Voor een deel wordt die informatie zelfs automatisch aan starters
verstrekt. Helaas krijgt die informatie, zolang het goed gaat met de onderneming,
meestal niet de gewenste aandacht. En ook als het slechter begint te gaan is de
ondernemer veelal gericht op hard doorwerken op eigen kracht. Dat arbeidsethos
dwingt overigens ook terecht bewondering af voor de vele hardwerkende
ondernemers. Het is jammer dat dit er vaak toe leidt dat pas in een zeer laat
stadium hulp wordt gezocht.
8
Deelt u de mening dat een faillissement niet moet betekenen dat een ondernemer
heeft gefaald? Welke andere maatregelen treft u om ondernemers die failliet zijn
gegaan weer op weg te helpen met het opzetten van een nieuw bedrijf?
Antwoord
In principe is een faillissement, mits er niet is gebleken van fraude of er sprake is
van opvallende aantallen faillissementen in het verleden van een ondernemer,
geen beletsel om opnieuw een onderneming te beginnen. Naar verwachting zal
een herstarter door zijn eerdere ervaring als ondernemer al beschikken over de
nodige kennis en ervaring waardoor zijn slagingskans toeneemt. Als het gaat om
het rijksbeleid en bijbehorende voorzieningen, is de herstarter niet anders dan een
gewone starter en kan dus van dezelfde faciliteiten (zoals bijvoorbeeld de BBMKB)
gebruik maken. Wel is het een gegeven dat een ondernemer die wil herstarten na
een faillissement een zeer beperkte financiële basis heeft die het wellicht lastiger
maakt om financiering te verkrijgen. Hij heeft immers doorgaans geen eigen
vermogen meer over. Ook daarmee bevindt de herstarter zich overigens in een
positie die vele 'eerste keer' starters ook hebben.
(w.g.) drs. F. Heemskerk
Staatssecretaris van Economische Zaken