Vlaamse Overheid

Beroepsonderwijs versterken onderwijsladder

Secundair-na-secundair en Hoger Beroepsonderwijs versterken onderwijsladder

Persmededeling van de Vlaamse Regering

vrijdag 30 januari 2009

Nieuw decreet overbrugt kloof tussen secundair en hoger onderwijs

Wie na het secundair onderwijs verder wil studeren, maar het hoger onderwijs te hoog gegrepen vindt, kan in de toekomst terecht op twee sterke sporten op de onderwijsladder. De Vlaamse Regering keurde vandaag immers een ontwerpdecreet goed dat "secundair-na-secundair" onderwijs en hoger beroepsonderwijs invoert. De bestaande opleidingen (bv. zevende jaar technisch secundair onderwijs en hoger onderwijs sociale promotie) worden gemoderniseerd en krijgen een duidelijke plaats op deze respectieve sporten. Daarnaast zal ook de oprichting van nieuwe opleidingen gericht aangemoedigd worden.

Frank VANDENBROUCKE: "We willen dat iedereen zo hoog mogelijk kan klimmen op de onderwijsladder. Dat betekent niet: 'iederéén naar de universiteit, of, iederéén naar de hogeschool. En zeker niet: iedereen metéén naar de hogeschool. Door de sporten tussen secundair onderwijs en hogeschool te versterken, kunnen leerlingen en studenten ook op een heel interessant tussenniveau terecht komen. Een niveau met heel beroepsgerichte opleidingen, die vaak naar een knelpuntberoep leiden. Wie op deze sporten zin krijgt om verder te klimmen, vindt er een ideale opstap naar de bachelors in de hogescholen."

Momenteel hebben de opleidingen die zich tussen het secundair en hoger onderwijs situeren een onduidelijke plaats in het onderwijslandschap. Het gaat om opleidingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie (HOSP), het zevende jaar TSO en KSO en de vierde graad beroepssecundair onderwijs. Nochtans zijn dit opleidingen die zeer belangrijk zijn voor de arbeidsmarkt, wat te merken is aan de grote tewerkstellingskansen van de mensen die er afstuderen. Voor veel knelpuntberoepen (vb. onderhoudsmecaniciens en -elektriciens, tekenaars mechanica, bedienden planning en logistiek, systeembeheerders-informatica,...) is men precies naar deze middengeschoolden op zoek. Door een duidelijke structuur aan te brengen en de opleidingen toegankelijker en interessanter te maken, moet het volgens minister Vandenbroucke mogelijk zijn om ze nog veel succesvoller te maken.

Het ontwerpdecreet dat vandaag is goedgekeurd ordent het landschap in twee niveaus. Opleidingen die leiden tot een kwalificatieniveau 4 volgens het Europese raamwerk, en die je pas kan volgen als je al een diploma secundair op zak hebt, worden ondergebracht in het secundair-na-secundair (naar analogie met Bachelor-na-Bachelor en Master-na-Master), of afgekort Se-n-Se. Het gaat om opleidingen waarmee je je na een initiële technische of beroepsopleiding kan specialiseren en die doorgaans 1 à 1,5 jaar (of 60 tot 90 studiepunten) in beslag nemen. Vandaag zijn dit de zevende specialisatiejaren in TSO en KSO. Voorbeelden van bestaande opleidingen zijn apotheekassistent, chemische procestechnieken, industriële onderhoudstechnieken, leefgroepenwerking, internationaal transport en goederenverzending. Nieuwe opleidingen die momenteel worden voorbereid zijn vliegtuigtechnieken en integrale veiligheid. Wie een Se-n-Se opleiding afwerkt krijgt een certificaat.

Opleidingen die leiden tot een kwalificatieniveau 5 zullen in de toekomst behoren tot het Hoger Beroepsonderwijs, kortweg HBO . Het gaat om de huidige HOSP-opleidingen, maar ook om de vierde graad verpleegkunde van BSO. Mensen die deze opleidingen hebben gevolgd, kennen uiteraard grondig hun vak, maar kunnen daarenboven ingezet worden om op de werkvloer in te staan voor de dagelijkse planning en organisatie (bv. ploegbaas, winkelmanager, ...). De opleidingen nemen 90 tot 120 studiepunten in beslag (dat stemt overeen met 1,5 tot 2 jaar voltijdse opleiding). Wie afstudeert krijgt een graduaatsdiploma.

Het onderscheid tussen Se-n-Se en HBO werd in eerdere ontwerpen van het decreet nog niet gemaakt. Om verschillende redenen is ervoor gekozen om het nu toch te doen. Door een scheidingslijn te trekken tussen kwalificatieniveaus 4 en 5 ontstaat een duidelijke grens tussen opleidingen binnen het secundair onderwijs en opleidingen die aansluiten bij hoger onderwijs. Dat neemt een aantal onduidelijkheden weg over bestaande en nieuwe opleidingen, maar vereenvoudigt bv. ook vraagstukken over het personeelsstatuut.

Voor zowel Se-n-Se als HBO is samenwerking met het bedrijfsleven cruciaal. Die samenwerking moet er voor zorgen dat elke opleiding maximaal is afgestemd op de nood van de arbeidsmarkt en ze de cursisten hoogstaande vormen van werkplekleren aanbiedt. Ook de samenwerking tussen instellingen is belangrijk. In HBO is samenwerking tussen volwassenenonderwijs en hoger onderwijs zelfs verplicht. Op zijn minst moet er overleg zijn over de opbouw en afstemming van de opleidingen, maar waar mogelijk wordt verdergaande samenwerking verwacht, bv. delen lokalen, uitwisseling leerkrachten, zelfs gezamenlijke diploma's.

Naast jongeren die willen verder studeren, moeten Se-n-Se en HBO ook kwalificatiemogelijkheden bieden aan werkenden en werkzoekenden. Het zal daarom mogelijk zijn korte en flexibele trajecten te volgen. Mensen met relevante ervaring zullen het traject sneller kunnen doorlopen. Cursisten zullen tussentijdse deelcertificaten kunnen verwerven. Duale trajecten zullen toelaten dat werkenden bepaalde competenties op de werkplek kunnen verwerven.

Ook op andere vlakken zullen Se-n-Se en HBO verder gaan dan het louter groeperen van bestaande opleidingen. Zo zal iemand die een Se-n-Se-opleiding gevolgd heeft, precies opgeleid zijn volgens het profiel dat een sector verwacht van een startende werknemer. Er komt voor deze opleidingen ook een extra instapdag op 1 februari, zodat jongeren die in een andere richting afhaken, die geen werk vinden of die bewust eerst wat werkervaring opgedaan hebben nog kunnen instappen. Het wordt mogelijk gemaakt om in Se-n-Se een deel van de cursussen door externe "voordrachthouders" te laten geven en de verplichting om levensbeschouwelijke vakken aan te bieden vervalt.

Voor het HBO is, naast de hoger genoemde vernieuwingen, zeker ook de procedure om nieuwe opleidingen te starten innoverend. Voortaan wordt uitgegaan van beroepscompetentieprofielen die worden opgesteld door de sectoren zelf via de SERV. Het -nog op te richten- Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs koppelt hier kwalificaties aan en de HBO-commissie bepaalt dan de spreiding en de kenmerken waaraan de opleiding moet voldoen. Instellingen kunnen zich vervolgens kandidaat stellen, waarna hun voorstel grondig onderzocht wordt op relevantie, samenwerking, ... door de HBO-commissie en op inhoud, aanpak, kwaliteit, ... door het accreditatieorgaan. Die procedure moet er voor zorgen dat op vragen uit de arbeidsmarkt ingespeeld wordt, maar wel steeds zo efficiënt mogelijk en met garantie op hoge kwaliteit.

De inschrijvingsgelden in Se-n-Se en HBO blijven wat ze vandaag zijn in de betrokken onderwijsniveaus (secundair, volwassenenonderwijs en hoger onderwijs). De school- en studietoelagen blijven voorlopig beperkt tot de opleidingen die door secundair onderwijs aangeboden worden, maar minister Vandenbroucke benadrukt dat een uitbreiding naar HBO nagestreefd moet worden als daar middelen voor beschikbaar blijken.

Het decreet wordt van kracht op 1 september 2009. In 2010 zouden de eerste nieuwe opleidingen kunnen starten. Een eerste evaluatie is voorzien in 2013. Het benodigde budget zal geleidelijk toenemen. De belangrijkste investering betreft de extra opleidingen in de hogescholen, waarvoor een bijkomende enveloppe wordt voorzien die wordt geraamd op 4,7 miljoen in 2014. De programmatie van nieuwe opleidingen in de centra voor volwassenenonderwijs en van Se-n-Se zal gebeuren via de bestaande open financieringsmodellen. De kosten voor kwaliteitszorg en programmatie worden ook door de overheid gedragen: daarvoor wordt op kruisssnelheid 700.000 euro voorzien.

Voor meer persinformatie kunt u terecht bij:

Ward Verhaeghe, woordvoerder van minister Vandenbroucke Tel: 02 552 68 00
GSM: 0476 60 02 15
Email: persdienst.vandenbroucke@vlaanderen.be