`De overheid moet niet proberen onderzoek te sturen'
`Het onderzoek in Nederland is kwalitatief goed, maar de baten
blijven achter bij de verwachting. De overheid gaat dan harder
duwen om het onderzoek meer te richten op praktisch nut. Maar
ook dat werkt niet als verwacht', stelt prof.dr. Frans van
Lunteren. Vrijdag houdt hij zijn oratie.
Prof.dr. Frans van Lunteren: `Ik zou een soort virtueel
instituut willen creëren dat dwars door alle faculteiten heen
loopt en waar samengewerkt wordt.'
Innovatieparadox
Volgens Van Lunteren berust de innovatieparadox op verkeerde
verwachtingen: `Je hebt geen goed onderwijs nodig om goed
onderzoek en daarmee innovatie te genereren, het is veeleer
andersom: goed onderzoek aan de universiteiten is vooral nodig,
omdat dat het fundament van goed onderwijs vormt. Met goed
onderzoek kun je goede studenten trekken en die kun je de kans
bieden het maximale uit zichzelf te halen. Ik ben ervan
overtuigd dat een van de belangrijkste bestaansredenen van het
universitaire onderzoek is dat je daarmee jonge mensen de kans
geeft om zich te ontplooien. Daarbij doet het er niet zoveel
toe of dat onderzoek wel of niet maatschappelijk nuttig is. Als
het intellectueel interessant is garandeer je daarmee de best
mogelijke opleiding. Daar heeft uiteindelijk de maatschappij
het meeste baat bij.'
Kapitaalvernietiging
Van Lunteren neemt het minister Plasterk kwalijk dat er
opnieuw onderzoeksgelden bij de universiteiten zijn weggehaald
en naar NWO overgeheveld, met het idee dat ze daar weer
terugverdiend kunnen worden. `Want dat impliceert dat je aan
allerlei randvoorwaarden gebonden bent en van de tien
aanvragers krijgt er maar één het geld. Het schrijven van een
aanvraag - hoewel een dergelijke reflectie altijd nuttig is -
kost toch al gauw een maand. Dat is een zekere vorm van
kapitaalvernietiging en het levert een hoop bureaucratie op. Er
is nog nooit aangetoond dat NWO-gestuurd onderzoek beter is dan
onderzoek dat aan de universiteiten zelf plaatsvindt. En het
getuigt in zekere zin van wantrouwen tegen universitaire
wetenschappers, die zelf niet goed zouden kunnen uitmaken wat
belangrijk is.'
Spagaat
Van Lunteren is hoogleraar Geschiedenis van de
natuurwetenschappen: `Als wetenschapshistorici zitten we min of
meer in een spagaat. Ons vak is onderdeel van het vak
geschiedenis, maar we zijn meestal ingebed in een
bèta-organisatie en de meesten van ons hebben ook een
bèta-achtergrond. Ons bestaansrecht leunt sterk op het
onderwijs dat wij geven aan bètastudenten. Men vindt ons
onderzoek primair niet zo belangrijk, maar wij zijn nuttig
omdat wij de studenten wat bijleren.' Die houding komt voor een
groot deel voort uit de ontstaansgeschiedenis van het vak,
namelijk uit hobbyisme van gepensioneerde natuurwetenschappers.
Dat imago kleeft het vak nog steeds aan. Het vak behoort niet
tot de core business van de faculteit waar het ondergebracht
is. `Ik zou een soort virtueel instituut willen creëren dat
dwars door alle faculteiten heen loopt en waar samengewerkt
wordt.'
Relativering
In zijn oratie gaat Van Lunteren in op de vraag of het wel zo
nuttig dat bètawetenschappers iets van de geschiedenis leren.
Hij stelt dat het onmisbaar is: `En om meer redenen dan je kunt
bedenken. Het vak geeft studenten en wetenschappers meer
inzicht in zowel de bestaande theorieën en hoe die tot stand
zijn gekomen als in de manier waarop wetenschap georganiseerd
is.' Nog belangrijker vindt hij dat het vak een zekere
relativering aanbrengt, doordat het alledaagse
vanzelfsprekendheden ondermijnt. `Als je die afstand neemt,
blijkt dat veel zaken het resultaat zijn van een historisch
proces en daarmee niet noodzakelijk. De wetenschapsgeschiedenis
leert ons dat wetenschappelijke theorieën en opvattingen
voortdurend veranderen. Je kunt dat consequente vooruitgang
noemen, daar heb ik geen bezwaar tegen, maar ze veranderen wel.
Dat impliceert ook dat de huidige stand van zaken een
tussenstand is.'
Universitas
Van Lunteren is aangenaam verrast door het enthousiasme van de
studenten om iets te leren over de geschiedenis van hun vak:
`De universiteit is meer dan een beroepsopleiding. Academici
kunnen reflecteren op hun vakgebied, er van een afstand naar
kijken en nadenken over hun eigen functioneren.' Hij vindt dat
als de universiteiten het Amerikaanse systeem willen kopiëren,
ze ook de leuke en goede dingen over moeten nemen. `Daar geven
de beste hoogleraren thematische colleges die voor alle
studenten toegankelijk zijn. Daarmee creëer je een zekere
samenhang in de universitaire gemeenschap. Dan maak je de term
`universitas' weer een beetje waar, want er is een enorme
versnippering, niet alleen tussen, maar ook binnen de
faculteiten.'
Afbeelding: De glimlach van de Cheshire kat uit Alice in
Wonderland van Lewis Carroll speelt ook een rol in Van
Lunterens oratie.
Wereldtop
Van Lunteren is verbaasd over het aantal wetenschappers dat
zich binnen de Universiteit Leiden bezighoudt met
wetenschapsgeschiedenis: `Die vormen meestal eilandjes. Samen
met Dirk van Delft wil ik proberen daar wat cohesie tussen aan
te brengen.' Leiden heeft volgens Van Lunteren nog steeds een
voorsprong op andere universiteiten door het glorieuze
verleden: `Er zijn verschillende momenten geweest waarin Leiden
de absolute wereldtop vormde. In de beginperiode met mensen als
Scaliger, maar ook begin achttiende eeuw, toen Boerhaave half
Europa aan zijn voeten had zitten. En ook weer in de periode
rond 1900 toen in Leiden vooral de natuurwetenschappen een
enorme bloeiperiode kenden. De archieven zijn heel erg rijk. Er
ligt nog veel materiaal in kelders dat beter beheerd moet
worden. Daar zijn we mee bezig. Er valt nog heel veel werk te
doen aan de geschiedenis van de Leidse universiteit zelf.'
Vrijdag 30 januari, 16.00 uur, Academiegebouw
Oratie van prof.dr. F.H. van Lunteren
Titel: De glimlach van de Cheshire kat: over nut en noodzaak
van wetenschapgeschiedenis
Faculteit: Wiskunde en Natuurwetenschappen
Vakgebied: geschiedenis van de natuurwetenschappen
(27 januari 2009/SH)
27/1/2009
Universiteit Leiden