ChristenUnie
Bijdrage Esmé Wiegman bij het AO Nota Ruimte
Bijdrage Esmé Wiegman bij het AO Nota Ruimte
donderdag 29 januari 2009 17:00
Voorzitter. Ik lees veel goede dingen over de aanpak van
bedrijventerreinen en verrommeling. Er komt voor elke provincie een
herstructureringsprogramma, op korte termijn starten al pilots met
herstructurering, parkmanagement wordt gestimuleerd en de SER-ladder
komt in de AMvB Ruimte. Dat zijn goede voornemens, maar, met de
Algemene Rekenkamer, wil ik beklemtonen dat de plannen ook
daadwerkelijk moeten worden uitgevoerd. Met de oude Wet Ruimtelijke
Ordening (WRO) konden provincies ook al ingrijpen via aanwijzingen en
het afkeuren van bestemmingsplannen. Wij moeten dus alert blijven.
Het kabinet focust op de kernopgave van 15.800 hectare.
Het gaat dan om herprofilering en revitalisering. Facelifts kunnen
inderdaad prima lokaal worden opgepakt, maar parkmanagement is net
altijd voldoende. Ik roep de minister op meer in te zetten op
preventie, onderzoek te doen naar het functioneren van
bedrijventerreinen en een meetlat voor beleid te ontwikkelen. Het gaat
immers om meer dan alleen ruimtegebruik.
De meest verouderde terreinen vallen buiten de kernopgave.
Ik vraag mij af of bij deze terreinen voldoende perspectief is op een
positief grondexploitatieresultaat. Zeker met de huidige crisis wordt
het lastiger om de business case van dit soort projecten rond te
krijgen. Zien de ministers kansen om de crisis juist aan te grijpen om
herstructurering in deze gebieden een impuls te geven?
Ik mis een koppeling met de verdichtingsopgave. Juist de
transformatiegebieden liggen vaak midden in de steden. Als hier extra
wordt ingezet op verdichting, kunnen gebieden niet alleen worden
opgeknapt, maar kan ook extra verrommeling worden voorkomen. Niet voor
niets zit een project als Kanaalzone Apeldoorn in het budget van de
Nota Ruimte. Het Rijk heeft dus ook belangen bij transformatie. De
fractie van de ChristenUnie vraagt de minister daarom om met de
provincies in de provinciale herstructureringsprogramma's ook de
transformatieopgave in beeld te brengen, hier doelen voor vast te
stellen en die te monitoren.
Door de transformatieopgave niet mee te nemen, verschuift
een eventueel financieringsprobleem naar Wonen Wijken en Integratie.
Er is echter nog veel onzeker over budgetten voor het
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en het Besluit
Locatiegebonden Subsidie (BLS). De fractie van de ChristenUnie wil van
de ministers van VROM en voor WWI een integraal beeld voor de
ruimtelijke investeringen ontvangen, conform de motie-Van Heugten,
zodat de Kamer kan beoordelen of er voldoende middelen zijn tot 2020.
Het kabinet gaat nu uit van het middenscenario voor de
behoefte aan bedrijventerreinen. Dit scenario wordt echter niet
een-op-een doorvertaald naar de regio's. Elke regio is anders, dat
klopt. Ik lees echter ook dat sommige regio's trends uit het verleden
extrapoleren naar de toekomst en vervolgens een heel
onderhandelingscircuit starten. Juist bij de regionale
behoefteramingen zijn echter vaak vraagtekens te zetten. Ik wil de
toezegging van de minister dat tegenover elke plus ook ergens een min
van gelijke omvang staat en dat de ruimtewinst van herstructurering en
intentiever ruimtegebruik wordt opgenomen in de prognoses. Nieuwe
bedrijventerreinen zullen vaak niet nodig zijn, want een derde van
alle terreinen is op het moment verouderd.
Welke voorwaarden stelt de minister aan subsidiëring? De
fractie van de ChristenUnie pleit ervoor om bij herstructurering
dichtere bebouwing en duurzaamheidsmaatregelen te eisen, evenals goede
regionale prijsafspraken voor kaveluitgifte. Deelt de minister de
mening dat bij goede regionale afspraken ook middelen kunnen worden
toegekend aan regionale programma's in plaats van aan projecten?
De Kamer heeft gevraagd naar het uitgiftepatroon in
Moerdijk. De cijfers over het aantal bedrijven dat zich heeft
gevestigd, zeggen niets over de vraag of er zuinig met ruimte is
omgegaan en in hoeverre de SER-ladder is toegepast. In de laatste
brief staat wel dat door voorgenomen herstructurering en een lager
groeiscenario de behoefte voor het Logistiek Park Moerdijk inmiddels
is teruggebracht van 600 naar 150 hectare. Daarmee is nog niet
aangetoond dat deze ruimte te vinden is binnen het bestaande terrein
of elders. Het onderzoeksbureau OTB stelt ook dat de behoefteramingen
nog steeds veel te optimistisch zijn. Ik begrijp dat de minister
ruimte vrij wil houden voor hogere milieucategorieën. Ik mis echter
een onderbouwing van deze ruimtebehoefte, zeker nu het Centraal
Planbureau zegt dat de behoefte voor deze categorie juist zal krimpen.
De Shell-grond die deze week is overgedragen, ligt al tientallen jaren
braak. Risicocontouren maken plaatsing van logistieke bedrijven
moeilijk. Kan dit probleem worden opgelost door een vestiging van de
brandweer in de omgeving of iets dergelijks? De minister stelt dat
logistiek vanwege ruimtelijke eisen niet past op het huidige
bedrijventerrein. Waarom niet? Het gebied heeft grote kavels en is
goed ontsloten.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie over kleinere
bedrijventerreinen? Toepassing van de SER-ladder kan worden
gestimuleerd door bijpassende grondprijzen. In de motie van de heer
Van der Ham is gepleit voor een methodiek voor prijszetting op basis
van de waarde bij bebouwing. De fractie van de ChristenUnie heeft deze
motie destijds niet gesteund, in afwachting van een reactie van de
minister op de voorstellen van de taskforce. Nu zouden wij toch wel
heel graag de mening van de minister hierover willen horen.
Voorzitter. Ik beperk mij tot drie punten. Uit het vorige algemeen
overleg is de vraag overgebleven om een integrale beeld te geven van
de ruimtelijke investeringen zodat de Kamer conform de motie-Van
Heugten c.s. kan beoordelen of er voldoende middelen zijn tot 2020.
Over het project IJsseldelta-Zuid heb ik begrepen dat het
omwisselbesluit is uitgesteld. In het MIRT van december is toegezegd
dat aan het eind van het eerste kwartaal 2009 wordt rapporteerd over
de resultaten van de werkgroepen. Ik hoor dat graag bevestigd. Ik zeg
erbij dat advisering en besluitvorming over de bijdragen uit het
budget voor de Nota Ruimte in een gelijk tempo moeten opgaan, omdat er
anders grote problemen ontstaan in provincies en gemeenten.
De Rijksadviseur voor het Landschap stelt in zijn advies
over de centrale as dat argumentaties zoals rond de centrale as de
vraag oproepen of striktere bescherming van landschappen überhaupt tot
ons instrumentele repertoire behoort als dit een planologische
praktijk is die past bij aanwijzing tot nationaal landschap. Zo lijken
nationale landschappen binnen onze spelregels en in deze
bestuurscultuur eigenlijk niet veel meer te zijn dan een "branding"
van een gebied.
Ik heb in eerdere overleggen al gezegd dat het nationaal
landschap wellicht beter valt te definiëren, zodat duidelijk is wat
dat betekent. Belangrijker is echter het "hoe". Wat betekent het als
je ergens een nationaal landschap hebt en hoe kun je daar vervolgens
mee omgaan? Het is ook ontzettend belangrijk dat er een samenhang is
tussen behoud van het landschap en het gebruik ervan door boeren en
buitenlui, om het kort samen te vatten.
Een tweede opmerkelijke uitspraak in het advies: "Als
laatste overweging is het aanbevelenswaardig dat een onafhankelijke
commissie wordt geformeerd die de borging van de plannen, de
landschappelijke inpassing, de secundaire ruimtelijke ontwikkelingen
etc., gedurende lange tijd volgt. Dit team vormt het geheugen van
plannen en waakt voor het vasthouden van het ambitieniveau. Zo wordt
ten volle recht gedaan aan het waarborgen en versterken van de
kwaliteit van het nationaal landschap."
Naar aanleiding van deze casus is een algemene vraag aan
de minister wat hieruit te leren valt en wat dit betekent voor de
toekomst. Ik kan mij voorstellen dat er vaker van dit soort
vraagstukken ontstaan bij nationale landschappen.
De heer Van Heugten (CDA): Vindt u dat Friesland op een goede manier
met het nationaal landschap en de Noordelijke Wouden is omgegaan of
niet?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb daar nog
wel wat vragen over, zoals wat betekent het opstellen van
kernkwaliteiten voor nationale landschappen voor Friesland? De heer
Van Leeuwen zei al dat dit niet geldt voor de centrale as, maar wat
wordt er dan precies mee bedoeld? Naar de mening van de ChristenUnie
is het onvoldoende als de provincies meer duidelijkheid verschaffen
over de kernkwaliteiten van de nationale landschappen. De minister
moet de provincies vragen om met structuurvisies te komen, met daarin
opgenomen een landschappelijke onderlegger. Dan gaat het echt om het
maatwerk. Opvallend bij de centrale as is dat er bij inpassing sprake
kan zijn van een overdaad aan politieke correctheid.
De voorzitter: Is dit nog steeds in antwoord op de vraag van de heer
Van Heugten?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ja, dat
antwoord komt ook, dat had ik wat duidelijker moeten zeggen. Die
overdaad aan politieke correctheid kan worden opgevat als een
compliment voor Friesland. Volgens de Rijksadviseur zijn de financiën
voor de gebiedsontwikkeling en de maatschappelijke inpassing voor een
deel nog niet benoemd of aan de krappe kant. In de afgelopen tijd is
daar verder aan gewerkt. Ik ben heel erg benieuwd hoe de minister
tegen het eindresultaat aan kijkt.
Ik vind het heel lastig om aan te geven wat de
ChristenUnie vindt van deze weg. Enerzijds is onduidelijk wat de
Tweede Kamer kan zeggen over de omgang met de nationale landschappen,
wat mij bescheiden maakt, anderzijds valt mij aan de casus in
Friesland op dat de nadruk ligt op het faciliteren van de
groene-gebiedsontwikkeling in dit gebied en op het zo leefbaar
mogelijk maken van de kleine woonkernen in plaats van op het verder
ontwikkelen van rood. Die manier van kijken spreekt mij aan. Daarom
ben ik niet ronduit negatief over de weg als aantasting van het
landschap. Ik laat mij er in die zin positief over uit.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik zie dat u worstelt met de centrale
as. Ik leg u echter het volgende voor. Aantasting van het nationaal
landschap mag alleen plaatsvinden voor een groot openbaar belang --
dat is niet niks -- en als er geen sprake is van een alternatief.
Beide criteria zijn zeer aanvechtbaar bij de centrale as. Ik hoor
hierop graag uw reactie, met name omdat het College van Rijksadviseurs
zegt: "Er zal altijd een forse ingreep in het nationaal landschap
nodig zijn die inbreuk doet op kernkwaliteiten van het landschap." Wij
moeten dat nationaal landschap wel serieus blijven nemen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik ben het er
van harte mee eens dat dit serieus moet worden genomen, maar hoe neem
je dat serieus? Ik constateer dat dat het "hoe" zo onduidelijk is bij
de uitwerking. Ik zie nu te vaak gebeuren bij nationale landschappen
dat een gebied een stempel krijgt, dat er wat kernkwaliteiten bij
worden benoemd en dat vervolgens absoluut onduidelijk is hoe er verder
mee moet worden omgegaan. In het rapport staat dat de provincie
Friesland gekeken heeft naar het totale gebied bij het bepalen van het
behoud van groen en het omgaan met ontwikkelingen. Daar kan ik niet
ronduit negatief over zijn. Als deze kwestie zou spelen in de
Randstad, zou ik sneller geneigd zijn om te zeggen dat alternatieven
voor het oprapen liggen, in de vorm van ov of wat dan ook, maar dat
argument gaat voor een provincie als Friesland niet op. Ik ben een
voorstander van maatwerk, want de ene provincie is de andere niet. Ik
worstel daarmee. Dat is voor mij een reden om te zeggen dat ik er niet
ronduit negatief over kan zijn.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): U bent niet ronduit negatief, maar ook
niet ronduit positief. Ik leg u daarom het volgende voor. Een brede
coalitie van maatschappelijke organisaties heeft een alternatief
ontwikkeld met een opwaardering van het bestaande tracé die niet ten
koste gaat van het landschap. De provincie heeft dat alternatief
onvoldoende serieus genomen. Zou het niet goed zijn om na te gaan of
dat alternatief mogelijk is, juist omdat uit het onderzoek en het
advies van het College van Rijksadviseurs blijkt dat er maar een heel
beperkte behoefte is aan het aanleggen van de weg op de voorgenomen
manier? Wij moeten geen wegen aanleggen waar vervolgens niemand
gebruik van maakt.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Met dat laatste
ben ik het helemaal eens.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Bent u bereid om dat alternatief nog
een kans te geven?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik denk nu wel
even aan de bevoegdheden die wij hier hebben. Bij het aandragen van
alternatieven en het zoeken naar draagvlak speelt allereerst de
provincie een rol.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat is niet de kwestie. Ik heb al
eerder gezegd dat wij spreken over een nationaal landschap. Aantasting
daarvan mag alleen plaatsvinden als er een groot openbaar belang is,
dat redelijkerwijs onvermijdelijk is, en als er geen sprake is van een
alternatief. Ik stel u de gewetensvraag of dat in dit geval aan de
orde is, waarbij ik erop wijs dat er wel degelijk een alternatief is
en de noodzaak discutabel is.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): In mijn geweten
heb ik het meest problemen met het feit dat het nationaal landschap
zoveel onduidelijkheid oproept. Juist daarom vind ik het moeilijk om
een zwart-wit-oordeel te vellen. De vraag of voldoende rekening is
gehouden met een algemeen belang vind ik lastig. In de stukken van de
provincie, die ik ook lees, worden groen en de aanwezigheid van
draagvlak vooropgesteld.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het gaat mij om de twee genoemde
punten, de voorwaarden waaronder een nationaal landschap mag worden
aangetast. Is een groot openbaar belang volgens u in dit geval
onvermijdelijk en bent u van mening dat er geen sprake is van een
alternatief?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat openbaar
belang en dat alternatief zie ik juist uitgewerkt in de keuze die de
provincie heeft gemaakt, waarbij is gekeken naar het totaal van de
provincie. Met behoud van groen wordt er gewerkt aan ruimtelijke
kwaliteit.
De voorzitter: U hebt nog een minuut.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Het gaat mij
inderdaad om dat groen. Wat ik belangrijker vind dan de vraag of die
weg er komt, is dat er te weinig geld is binnen het IOG voor het
jaarlijks beheer van de landschapselementen binnen het nationale
landschap. Daarover maak ik mij veel meer zorgen, omdat dat wel van
belang is voor het draagvlak onder boeren voor landschapsbeheer. Ik
wil graag een reactie van de minister of het klopt dat hier
onvoldoende geld voor is? Zo ja, ziet de minister dan een
verantwoordelijkheid voor het Rijk om dit te helpen oplossen?
Mijn laatste vraag is of het mogelijk is om de
verkeersknooppunten wat bescheidener maken, zoals voorgesteld door de
rijksadviseur.