Brussel, 28 januari 2009
Staatssteun: Commissie verlengt regels inzake steun aan de filmproductie tot
eind 2012
De Europese Commissie heeft vandaag haar goedkeuring gehecht aan een
mededeling waardoor de geldigheid van de criteria voor de beoordeling van
steun voor de productie van films en audiovisuele werken tot 31 december
2012 wordt verlengd. Deze criteria, die in de mededeling van 2001 zijn
vastgelegd, worden door de Commissie gebruikt voor de goedkeuring van de
nationale, regionale en lokale regelingen voor de ondersteuning van film in
het kader van de staatssteunregels van de EU. In de nieuwe mededeling van de
Commissie wordt ook een aantal trends aangeduid waar in een toekomstige
mededeling inzake film waarschijnlijk aandacht aan zal moeten worden
besteed. In de gehele EU wordt jaarlijks circa 1,6 miljard euro aan
nationale steun aan de filmsector besteed.
In een reactie verklaarde Neelie Kroes, Commissaris voor
Concurrentiebeleid: "De Europese film is één van de hoekstenen van de
Europese cultuuruiting. Het belang ervan wordt erkend door de
mededingingsregels van de EU en meer in het bijzonder door de regels
inzake staatssteun. Het verheugt mij daarom dat ik dankzij de
verlenging van de mededeling inzake film de maatregelen van de
lidstaten ten behoeve van de Europese film kan blijven ondersteunen.
Onze regels zijn er het bewijs van dat concurrentie en cultuur heel
goed naast elkaar kunnen bestaan en elkaar wederzijds versterken."
"Het enorme succes van de beste Europese film van 2008, de Italiaanse
film 'Gomorra', laat de kracht zien van de Europese cinema, die kan
reizen en over de grenzen heen succesvol kan zijn." verklaarde Viviane
Reding, Europees Commissaris voor media. "Europese kunstscheppers in
de filmbranche hebben een stabiele omgeving nodig om aan hun projecten
uiting te kunnen geven. Daarom bevestigen wij vandaag opnieuw, voor
nog eens drie jaar, de huidige aanpak van de Commissie ten opzichte
van nationale steun voor de filmsector. De Europese audiovisuele
industrie staat tegenover nieuwe uitdagingen in voortdurend
evoluerende markten. Daarom moeten wij ook een debat op gang brengen
om een manier te vinden om van deze uitdagingen kansen te maken, met
name door de mogelijkheden die de interne markt biedt beter te
benutten en door verder te kijken dan de grenzen van Europa. Het
recente voorstel van de Commissie betreffende MEDIA Mundus, een
programma dat beoogt de samenwerking tussen de Europese filmindustrie
en filmmakers uit opkomende landen te bevorderen, gaat in deze
richting" (zie IP/09/26).
Het besluit dat vandaag is genomen betekent dat de Commissie tot
uiterlijk 31 december 2012 de verenigbaarheid van steunregelingen van
lidstaten met de staatssteunregels van het EG-Verdrag aan de in de
mededeling inzake film van 2001 vervatte criteria (zie IP/01/1326) zal
blijven toetsen. Deze criteria waren al in 2004 en 2007 verlengd (zie
IP/04/343 en IP/07/820
De meer recente ontwikkelingen die in de mededeling van vandaag worden
genoemd omvatten het verlenen van steun aan andere aspecten dan film-
en tv-productie (zoals filmdistributie en digitale projectie), meer
filmsteunregelingen op regionaal niveau alsook de concurrentie tussen
een aantal lidstaten die staatssteun gebruiken om buitenlandse
investeringen van grote filmproductiemaatschappijen, hoofdzakelijk uit
de VS, aan te trekken. Deze ontwikkelingen zouden te zijner tijd
kunnen leiden tot een verfijning van de criteria inzake staatssteun.
Aangezien het hier echter een complexe kwestie betreft, wil de
Commissie met de lidstaten, met organisaties voor steun aan de
filmproductie en met de Europese filmindustrie overleggen.
Achtergrond
De mededeling inzake film van de Commissie van 2001 bevatte vier
specifieke compatibiliteitscriteria volgens welke steun voor
cinematografische en televisieproducties kan worden goedgekeurd als
culturele steun overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder d), van het
EG-Verdrag en bepaalt dat de steun in overeenstemming moet zijn met
het algemene-wettelijkheidsbeginsel. Deze criteria zijn de volgende:
* de steun moet bestemd zijn voor een cultureel product
* de producent moet de vrijheid hebben om minstens 20% van het
productiebudget van de film in andere lidstaten uit te geven
zonder dat de in de regeling vastgelegde steun wegens territoriale
bestedingsverplichtingen op enigerlei wijze wordt verminderd
* het steunpercentage moet in principe beperkt blijven tot 50% van
het productiebudget, behalve bij moeilijke en lowbudgetfilms, en
* extra steun voor specifieke filmmakende activiteiten is niet
toegestaan.
De geldigheid van deze criteria zou op 31 december 2009 aflopen. Na
een openbare raadpleging ter zake die in oktober 2008 werd gestart
(zie IP/08/1580), heeft de Commissie vandaag besloten de geldigheid
tot 31 december 2012 te verlengen.
De EU zelf steunt de Europese filmsector via het programma MEDIA 2007
dat, voor de periode 2007 tot 2013, voorziet in 755 miljoen euro voor
opleiding en voor de totstandkoming en de grensoverschrijdende
distributie van Europese films (zie IP/07/169). Dankzij de steun van
het MEDIA-programma worden 9 van de 10 Europese films getoond buiten
het land waar zij zijn geproduceerd.
Voor nadere informatie, zie MEMO/09/33.
European Union