SGP
27 - 01 - 09 | SGP: Bus is geen reclamezuil SGP: Bus is geen
reclamezuil
Het Openbaar Vervoer moet gevrijwaard blijven van provocerende
politieke en/of religieuze teksten. Dat stelt SGP-kamerlid Van der
Staaij in schriftelijke vragen aan het kabinet. Aanleiding voor de
SGP-vragen is het plan om Nederlandse bussen te gaan voorzien van
expliciet atheistische teksten. De humanistische denktank CFI heeft
dat plan, in navolging van andere landen, opgepikt. De bedoeling is om
op bussen, en wellicht ook op andere vervoermiddelen, teksten te
plaatsen met de tekst dat God (wellicht) niet bestaat. De SGP vindt
dat het openbaar vervoer van en voor iedereen is, echt openbaar dus.
Daarom wil Van der Staaij van staatssecretaris Huizinga weten of ieder
die dat wil zomaar (reclame)boodschappen op het openbaar vervoer kan
laten plaatsen, zeker als dat teksten betreft die religieus geladen
zijn of politiek-maatschappelijk omstreden. Verder vraagt Van der
Staaij naar de (rechts)positie van buschauffeurs die op deze manier
ongevraagd moeten meewerken aan een campagne waar ze niets voor
voelen.
__________________________________________
Schriftelijke vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de
staatssecretaris van V&W over een atheïstische reclamecampagne op
bussen
27 januari 2009
1. Heeft u kennis genomen van het initiatief van onder meer de
humanistische denktank CFI om in Nederland een atheïstische
reclamecampagne op te zetten, waarbij men bussen met expliciet
atheïstische reclame wil laten rondrijden?
2. Hoe beoordeelt u dit initiatief, waarbij het de intentie is om
âspecifieke bussen te laten rondrijden met reclame tégen God, Allah
en Jahwehâ?
3. In hoeverre kennen busmaatschappijen beleid ten aanzien van de aard
van reclameboodschappen op bussen? Staat het busmaatschappijen ook
vrij om bepaalde reclameboodschappen te weigeren? Hoe zullen
busmaatschappijen â naar uw inschatting â omgaan met dit initiatief?
4. Past het in uw ogen bij het openbare karakter van het openbaar
vervoer om daarop reclameteksten te plaatsen die voor verschillende
bevolkingsgroepen aanstootgevend kunnen zijn? Ligt grote
terughoudendheid hier niet veel meer in de rede?
5. Zijn er richtlijnen â bijvoorbeeld rond de concessieverlening â ten
aanzien van de aard van de reclameboodschappen op het openbaar
vervoer? Zo ja, welke en past deze campagne binnen deze richtlijnen?
Indien er geen richtlijnen bestaan, is dit dan niet gewenst?
6. Ligt het niet in de verwachting dat (sommige) buschauffeurs grote
bezwaren zullen kennen ten aanzien van het rondrijden met een bus met
daarop mogelijk aanstootgevende of krenkende reclameteksten? Wat is de
positie van dergelijke mogelijk bezwaarde werknemers? Hebben zij het
recht te weigeren rond te rijden met dergelijke teksten?
7. Bent u bereid te bevorderen, dat deze mogelijk aanstootgevende
reclamecampagne op bussen geen doorgang zal vinden? Op welke wijze?
__________________________________________
Floris van den Berg, directeur van de humanistische denktank CFI,
in Reformatorisch Dagblad, 27-1-2009