Brussel, 22 januari 2009
Een aantrekkelijker Europese Onderzoeksruimte, maar een stagnerende
O&O-intensiteit in de EU - niet het moment om bij de pakken te gaan zitten!
In het verslag 2008 met de voornaamste cijfers over wetenschap, technologie
en concurrentievermogen (wt&c), dat vandaag is gepubliceerd, wordt voor de
eerste keer een overzicht gegeven van de voortgang in de periode 2000-2006,
zowel qua O&O-investeringen in de EU als bij de tenuitvoerlegging van de
Europese Onderzoeksruimte (EOR). Daaruit blijkt dat de Europese
onderzoekerswereld aangroeit en dat de EU aantrekkelijker wordt voor
onderzoekers uit derde landen en voor particuliere O&O-investeringen uit de
VS. De stagnatie van de O&O-intensiteit van de EU-27 (de O&O-uitgaven als
percentage van het bbp) op 1,84% bedreigt echter de verwezenlijking van de
EU-ambitie om een mondiaal concurrerende, op kennis gebaseerde samenleving
te worden. Ondanks toegenomen investeringen in onderzoek in tal van
lidstaten en een grotere efficiëntie van de onderzoekssystemen, blijft de EU
ver verwijderd van de Lissabon-doelstelling om 3% van het bbp te investeren
in O&O. De EU-prestaties worden nog steeds gehinderd door het lage niveau
van O&O-investeringen in de bedrijfswereld tezamen met een industriële
structuur in de EU die een kleinere hightech-sector kent dan in de Verenigde
Staten. Het scorebord Innovatie voor 2008, dat samen met het verslag is
gepubliceerd, bevat gedetailleerde informatie over de EU-prestaties op
innovatiegebied. Uit beide verslagen blijkt dat de EU haar industriële
structuur moet omvormen, haar innovatie-inspanningen moet opdrijven en haar
O&O meer en beter moet gebruiken.
In een reactie op deze verslagen hebben het voor wetenschap en
onderzoek bevoegde EU-Commissielid, Janez Potocnik, en vicevoorzitter
Günter Verheugen, bevoegd voor ondernemingen en industriebeleid, het
volgende verklaard: "In een tijd van crisis is het niet het moment om
bij de pakken te gaan zitten wat investeringen in onderzoek en
innovatie betreft. Die zijn van vitaal belang als Europa sterker uit
de huidige economische crisis wil komen en de uitdagingen van
klimaatverandering en mondialisering het hoofd wil bieden. De EU heeft
vele troeven, met name een steeds aantrekkelijker Europese
onderzoeksruimte en gestaag verbeterende innovatieprestaties. Maar er
ligt nog heel wat werk op de plank, in het bijzonder om iets te doen
aan de onderinvestering in de bedrijfswereld. De initiatieven van de
Commissie om de onderzoeksefficiëntie van de EU te verbeteren,
innovatie te bevorderen en de hightech-markten te ontwikkelen, zetten
de EU op het juiste spoor".
De belangrijkste bevindingen van het WT&C-verslag voor 2008 zijn:
1. Onderzoek is van cruciaal belang voor de concurrentiekracht in een
gemondialiseerde economie.
Er zijn belangrijke nieuwe spelers op het gebied van wetenschap en
technologie (W&T) opgestaan, met name in Azië. Kennis is veel breder
en evenwichtiger gespreid en de EU heeft op dit gebied nog slechts een
aandeel van minder dan 25%. De EOR moet een meer aantrekkelijke, open
en concurrerende omgeving worden op het mondiale toneel.
2. De totale O&O-intensiteit stagneert, maar er is diversiteit op
nationaal niveau.
Alle EU-lidstaten hebben in de periode van 2000 tot 2006 hun
O&O-uitgaven verhoogd, waaruit blijkt dat zij de Lissabon-strategie
ten uitvoer willen leggen. Het BBP heeft in diezelfde periode echter
een zelfde groeitempo gekend, wat inhoudt dat de O&O-intensiteit sinds
2005 rond 1,84% is blijven hangen . Tussen 2000 en 2006 hebben
17 lidstaten, voornamelijk diegene die nog een achterstand hebben goed
te maken, hun O&O-intensiteit verhoogd, maar in 10 lidstaten, die goed
zijn voor 47% van het bbp van de EU, is de O&O-intensiteit gedaald.
Japan heeft zijn O&O-intensiteit opgedreven van 3,04% tot 3,39% en
Korea van 2,39% tot 3,23%, terwijl China die landen snel bijbeent met
een toename van de intensiteit van 0,90% tot 1,42%.
3. De intensiteit van de investeringen in de particuliere sector is
nog steeds te laag.
De voornaamste reden voor de O&O-intensiteitskloof tussen de EU en
haar concurrenten is het verschil in O&O-financiering door de
bedrijfswereld, die in de EU in de periode 2000-2005 is afgenomen,
terwijl zij in de VS, Japan en China aanzienlijk is toegenomen. Dit is
voornamelijk het gevolg van de kleinere omvang van de
onderzoeksintensieve hightech-industrie in de EU. De opbouw van een
kennisintensieve economie vergt structurele aanpassingen in de
richting van een grotere O&O-intensiteit binnen alle sectoren en een
groter aandeel van de hightech-sectoren in het geheel van de
EU-economie. Dit vergt een gunstig kader dat de ontwikkeling van
snelgroeiende hightechbedrijven uit het mkb, de ontwikkeling van
innovatievriendelijke markten in Europa en goedkopere toegang tot voor
de gehele EU geldende octrooien bevordert.
4. Uitmuntendheid van het onderzoek: steeds meer onderzoekers, maar
een minder efficiënte benutting van de resultaten dan bij de
concurrenten.
Het aantal onderzoekers is sinds 2000 twee keer sneller gegroeid in de
EU dan in de VS en Japan, ook al blijft het aandeel van onderzoekers
in de totale arbeidsbevolking nog steeds lager dan in beide landen.
Wat de impact van het onderzoek betreft, blijft de EU nog steeds de
grootste producent van wetenschappelijke kennis ter wereld (gemeten
naar het aantal publicaties), maar de Unie speelt een kleinere rol dan
de VS wat de publicaties met grote impact betreft.
5. Een steeds grotere aantrekkelijkheid voor investeringen door derde
landen en voor W&T-deskundigen.
De EU heeft een groeiend aandeel van particuliere O&O-investeringen
uit de VS kunnen aantrekken, ondanks de opkomst van Azië als
veelbelovende nieuwe O&O-locatie. In 2005 hebben VS-filialen 62,5% van
hun O&O-investeringen in de EU gedaan, tegen slechts 3,3% in China. De
EU heeft ook steeds meer deskundigen op het gebied van w&t uit derde
landen kunnen aantrekken.
European Union