Universiteit van Tilburg 15 januari 2009
'Toepassing Europese regelgeving via NMa en OPTA effectief'
Promotie Maartje de Visser over EU-bestuur met behulp van netwerken
Bij de toepassing van het Europese recht wordt sinds 2002 in enkele
rechtsgebieden gebruik gemaakt van netwerken. Nationale autoriteiten,
zoals de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de Onafhankelijke
Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA), werken in zo'n netwerk
nauw samen met de Europese Commissie en hun
collega-autoriteiten uit andere lidstaten. Volgens de juriste Maartje
de Visser worden de nationale autoriteiten zo op een positieve manier
'ge-Europeaniseerd'. Hoewel het netwerkmodel nog niet volledig
democratisch gelegitimeerd is, kan het een goede balans treffen tussen
Europese en nationale belangen. De Visser promoveert op 23 januari aan
de Universiteit van Tilburg.
In de Europese Unie is in 2002 een nieuwe werkwijze geïntroduceerd
voor de toepassing en handhaving van regelgeving. Zowel voor het
mededingingsrecht als het elektronisch communicatierecht ligt de
uitvoering voor het grootste deel op nationaal niveau, in Nederland
bij de NMa en de OPTA. Deze autoriteiten vormen samen met de Europese
Commissie en hun collega-autoriteiten een netwerk: respectievelijk het
European Competition Network en de European Regulators Group. De
netwerken moeten ervoor zorgen dat de Europese regelgeving consistent
wordt toegepast in de verschillende lidstaten. De juriste Maartje de
Visser onderzocht of dit nieuwe netwerkmodel, dat gekenmerkt wordt
door samenwerking op grond van wederkerige rechten en plichten voor
alle partijen, leidt tot een betere toepassing en handhaving van het
Europese recht dan de huidige aanpak. Daarbij onderzocht ze de
situatie in Nederland, maar ook die in Duitsland, Frankrijk en het
Verenigd Koninkrijk.
De netwerken blijken ervoor te zorgen dat de nationale autoriteiten
worden ge-Europeaniseerd, aldus De Visser. Deze autoriteiten worden
'agenten' in de toepassing en handhaving van het Europese recht en
maken daarmee deel uit van het Europese Gemeenschapsbestuur. Ze
oefenen hun bevoegdheden uit met een scherp bewustzijn van de Europese
context.
Balans
Een probleem is echter dat het Europese netwerkmodel nog niet volledig
democratisch is gelegitimeerd. De legitimatie wordt tot dusver bepaald
door deelname van betrokkenen aan de besluitvorming binnen het netwerk
en geïnstitutionaliseerde expertise en effectiviteit. Volgens De
Visser moet de rechterlijke en parlementaire controle op de netwerken
nog worden versterkt, hoewel we ervoor moeten waken dat dit niet
slechts leidt tot 'window dressing'. Bovendien moet zulke controle het
vermogen van het netwerkmodel om voor een effectievere toepassing van
de Europese regels te zorgen, niet in de weg gaan staan. Want, zo
blijkt ook uit het onderzoek van De Visser, het netwerkmodel is wel in
staat een balans te treffen tussen de noodzaak van een consistente
uitvoering van de Europese regelgeving en respect voor nationale
autonomie en diversiteit. Volgens haar moet uitbreiding van het
netwerkmodel naar andere Europese rechtsgebieden dan ook worden
overwogen.
Maartje de Visser (1982) volgde de opleiding European Law School aan
de universiteit van Maastricht en het Magister Iuris programma aan de
universiteit van Oxford. Ze voerde haar promotieonderzoek uit bij
TILEC, het Tilburg Law and Economics Center van de UvT, en de vakgroep
Internationaal en Europees Publiekrecht van de Faculteit
Rechtsgeleerdheid. Het onderzoek werd gefinancierd door NWO. Sinds 1
september 2008 werkt ze als post-doc onderzoeker bij TICOM, het
Tilburg Institute of Comparative and Transnational Law van de UvT.
Universiteit van Tilburg