Gemeente Utrecht
beantwoording van SV 2008, nr. 128 inzake leerlingenprognoses
2008 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
128 Vragen van mevrouw W.P. Peetoom , de heer M. van Ditmarsch ,
de heer drs. W.G. Rietkerk, mevrouw S.M.L. Bottse , mevrouw A. Koenders - Van den Hurk, mevrouw K. Bouazani , de heer drs. C.A. Geldof en de heer J.A. Kleuver
(ingekomen 19 december 2008
en antwoorden door het college verzonden op 20 januari 2009)
Op 16 december bezocht een delegatie van de gemeenteraad de wijk Noordoost. Het thema van de bijeenkomst was onderwijs. De bijeenkomst werd goed bezocht en veel mensen met een betrokkenheid bij onderwijs deden suggesties en kaartten zorgen aan. Een deel van de zorgen leggen wij aan u voor in de vorm van onderstaande vragen, omdat ze gedeeld worden door een groot aantal raadsleden.
Daarnaast verwijzen wij ook naar de vragen die al eerder gesteld zijn door Leefbaar Utrecht tijdens de begrotingsbehandeling inzake de druk op onderwijshuisvesting, waarop destijds wethouder Den Besten antwoordde dat zij het probleem van onderwijshuisvesting geen financieel probleem achtte, maar probleem van ruimtegebrek.
1. De prognoses over de leerlingenaantallen blijken steeds zeer grote afwijkingen te vertonen. Wat is de methode voor het maken van de prognoses, welke aannames liggen eraan ten grondslag en hoe luidt de onderbouwing van de aannames?
De methode voor het maken van de leerlingenprognose moet voldoen aan de criteria die daarvoor zijn vastgesteld in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Utrecht 2007 (Verordening), bijlage II. De leerlingenprognose is gebaseerd op:
1. De bevolkingsprognose
De demografische ontwikkelingen die zich in het verleden voordeden en de aannames over de
trends hierin.
2. Het belangstellingspercentage voor een school
Het gaat om de ontwikkelingen in het belangstellingspercentage voor een school en de aannames over de trends hierin: de leerlingenprognose is gebaseerd op de herkomst van leerlingen. Voor elk herkomstgebied wordt de belangstelling voor de school berekend. Op deze wijze ontstaat in de prognose inzicht in de instroom van leerlingen per herkomstgebied. De gegevens van de wettelijk verplichte teldata per school (de zogeheten 1 oktober-telling) van de afgelopen 3 jaar worden gebruikt om de ontwikkeling in het belangstellingspercentage te berekenen.
De leerlingenprognose wordt gemaakt met behulp van het softwarepakket G4PRO. Genoemd pakket voldoet aan de in de Verordening vastgestelde criteria. Er wordt eerst een prognose opgesteld van de basisgeneratie. De omvang van de basisgeneratie is vastgesteld op de 4 tot en met 11-jarigen plus dertig procent van de 12-jarigen. Het overige deel van de 12-jarigen stroomt door naar een school voor voortgezet onderwijs. Vervolgens wordt het aantal leerlingen per school geprognosticeerd.Onverwachte ontwikkelingen kunnen zich bijvoorbeeld voordoen als andere gegevens een rol spelen dan die waarop de leerlingenprognose gebaseerd is. Voorbeeld: een school trekt veel leerlingen vanwege een goede directeur. Deze directeur gaat weg, waardoor de school in korte tijd minder populair wordt. De school laat een scherpe daling van leerlingen zien, die in de prognose niet voorspeld is.
2. Wie maakt de prognoses en wie levert de gegevens aan?
Bureau Pronexus uit Eindhoven stelt de leerlingenprognose op. Dit is een gerenommeerd bureau dat voor meerdere gemeenten leerlingenprognoses opstelt. Bestuursinformatie levert daarvoor aan Pronexus de gegevens uit de bevolkingsprognose en data over de woningvoorraad. De sectie Leerlingzaken van de afdeling Onderwijs levert de gegevens over de leerlingen.
3. Houdt het college bij het vaststellen van de prognoses rekening met verwachte ontwikkelingen in de woningvoorraad, zoals nieuwbouw en splitsing van panden?
Ja. Bestuursinformatie maakt de bevolkingsprognose. Zij maken daarvoor gebruik van gegevens over de ontwikkeling van de woningvoorraad. Door Stadsontwikkeling worden de gegevens over sloop- en nieuwbouwprojecten aangeleverd.
4. Worden er verschillende scenario's opgesteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is inzichtelijk waarom een scenario uiteindelijk wordt gekozen en is inzichtelijk wat de consequenties zijn als een ander scenario dan het gekozen scenario zich in de praktijk ontvouwt?
Ja. Een voorbeeld is vinexlocatie Leidsche Rijn. In dit gebied speelt het probleem dat de belangstellingspercentages voor het onderwijs heel anders zijn dan voor de hele gemeente Utrecht (vinexlocatie Leidsche Rijn: rk 33,94%; pc 44,46%, opb 21,60%; geheel Utrecht rk 32,86%, pc 28,11%, opb 33,65%). Dit is aanleiding geweest om een scenario op te stellen dat gebaseerd is op de belangstellingspercentage voor alleen de vinexlocatie Leidsche Rijn. Dit scenario wordt gekozen omdat dit de werkelijke ontwikkeling beter benaderd. Aan de hand van de gekozen prognose wordt de ruimtebehoefte per school en in totaal duidelijk en worden de consequenties in kaart gebracht. Consequenties kunnen zijn: een andere verdeling van de scholen over de beschikbare ruimte, maar ook kan blijken dat er extra ruimte nodig is.
5. Als het meer een ruimtekwestie dan een geldkwestie is, wat doet het College dan als de prognoses afwijken? Welke acties heeft het College reeds ondernomen om de nood te lenigen?
Als de werkelijke situatie afwijkt van de prognose (bijvoorbeeld een niet voorziene groei), dan heeft de gemeente een zorgplicht voor onderwijshuisvesting. Dit houdt in dat het College er zorg voor moet dragen dat er voldoende en adequate huisvesting is voor alle leerlingen op de wijze die is vastgelegd in de Verordening, ook als deze groei niet voorzien was in het Masterplan.
Voorbeeld
In de wijk Noordoost doet zich een onverwachte groei voor bij de Paulusschool. Voor de korte termijn wordt hierin voorzien door medegebruik in een locatie in de nabijheid (binnen 100m. hemelsbreed). Voor de lange termijn wordt in januari 2009 een traject gestart om tot een permanente oplossing te komen. Daarbij worden alle scholen in de wijk Noordoost betrokken. Ook zal daarbij opnieuw naar de leerlingenprognose gekeken worden en een nadere analyse plaatsvinden. Andere voorbeelden zijn de groei van de Maliebaanschool in de wijk Oost en de Dominicusschool in de wijk West. In alle gevallen heeft het college acties ondernomen om de problematiek zowel voor de korte termijn als voor de lange termijn op te lossen. Om daarbij zo snel mogelijk te kunnen werken is ook extra menskracht ingezet.
---- --