4. Verdeelsleutel maatschappelijke opvang
Verdeelsleutel maatschappelijke opvang
Kamerstuk, 20 januari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 19 januari 2009
Betreft Verdeelsleutel maatschappelijke opvang
Geachte voorzitter,
In 2008 heb ik, in nauwe samenwerking met de VNG, een traject gestart
om te komen tot een nieuwe verdeelsleutel voor de specifieke uitkering
maatschappelijke opvang, OGGz en verslavingsbeleid. Van de voortgang
van dat traject heb ik u op de hoogte gehouden. De verwachting was dat
ik u in januari 2009 zou kunnen informeren over een voorgenomen
besluit. Ik verwacht nu dat dat in februari 2009 zal gebeuren. Dat
geeft de ruimte om de besluitvorming op een zorgvuldige wijze af te
ronden, wat de kans op een breed draagvlak voor een besluit ten goede
komt. De VNG heeft mij recent laten weten dat het proces tot nu toe
zorgvuldig is verlopen.
Het bureau Cebeon, dat VWS en de VNG gezamenlijk hebben gekozen om de
besluitvorming voor te bereiden, heeft inmiddels een verdeelmodel
ontwikkeld. Het bureau rondt momenteel het rapport af.
De komende weken vindt hierover overleg plaats. Eerst vindt er
bestuurlijk overleg plaats tussen de 43 centrumgemeenten. Daarna
overleg ik met de VNG. Over de uitkomst daarvan zal ik u informeren,
zodat de Kamer hierover nog met mij van gedachten kan wisselen. Er
worden de komende weken, zoals door u verzocht, geen onomkeerbare
besluiten genomen.
De gezamenlijke opdracht van VWS en VNG aan Cebeon was om een
vraaggestuurd verdeelmodel op te stellen dat niet uitgaat van open
eind financiering en aandacht heeft voor preventie en het belonen van
goed gedrag. Bovendien moeten de gevolgen van het model per gemeente
uit te leggen zijn.
Centraal in het overleg van eerst de gemeenten en daarna het overleg
tussen VWS en de VNG staat of Cebeon hierin geslaagd is. In dat geval
is ook tegemoet gekomen aan voorwaarden die de Tweede Kamer genoemd
heeft in het Algemeen Overleg van 7 juni 2007.
Ik ga hieronder kort in op de betekenis van de elementen van het
model, waarvoor Cebeon de opdracht heeft gekregen.
Afgesproken is dat het model niet mag uitgaan van open eind
financiering, ofwel het gaat om een herverdeling van het bestaande
budget van de specifieke uitkering. Het gaat dus niet om de vraag of
de uitkering alle kosten van een gemeente dekt die zij maakt voor
maatschappelijke opvang, OGGz en verslavingsbeleid. Die kosten zijn in
bijna alle gemeenten hoger, omdat de specifieke uitkering niet als
kostendekkend bedoeld is. In bovengenoemd overleg met de Kamer heb ik
erop gewezen dat gemeenten de instroom in opvangvoorzieningen door
eigen beleid kunnen beïnvloeden. Bovendien is het zo dat de effecten
van het beleid voor maatschappelijke opvang niet beperkt blijven tot
de cliënten van de opvanginstellingen. Een effectief beleid draagt bij
aan een veiliger samenleving.
Er zijn nu grote verschillen in de mate waarin centrumgemeenten de
kosten voor maatschappelijke opvang, OGGz en verslavingsbeleid dekken
met eigen middelen naast de specifieke uitkering. Hoofddoel van de
herverdeling is een eerlijker verdeling van de specifieke uitkering.
Een onvermijdelijk gevolg is daarom dat er gemeenten zijn die, als het
model wordt ingevoerd, een lagere uitkering zullen krijgen. Dat valt
te rechtvaardigen als hierdoor vooral gemeenten, die de afgelopen
jaren bovengemiddeld eigen middelen ingezet hebben, een hogere
uitkering gaan krijgen. Hierdoor krijgen die gemeenten een beloning
voor goed gedrag. Dat laat onverlet dat ook deze gemeenten hierna nog
steeds de nodige eigen middelen zullen moeten inzetten wanneer zij hun
huidig capaciteitsniveau willen handhaven. Het eindresultaat moet zijn
dat grosso modo alle 43 centrumgemeenten op vergelijkbare wijze eigen
middelen inzetten naast de specifieke uitkering. Ik vraag met andere
woorden om een solidaire opstelling van gemeenten om te komen tot een
zo evenwichtig mogelijke verdeling van het bestaande budget.
Aan dat budget zijn vanaf 2009 ook de middelen (EUR 30 mln.)
toegevoegd die de centrumgemeenten hebben gekregen als compensatie
voor het schrappen van de grondslag psychosicale problematiek in de
AWBZ. Deze middelen zijn ook betrokken bij het verdeelmodel. Bij de
invoering zal ik rekening houden met het gegeven dat ook deze middelen
niet evenwichtig verdeeld waren in de AWBZ.
Naast de vraag of het model tot resultaat heeft dat het bestaande
budget eerlijker verdeeld wordt, moet ook bezien worden of het model
voldoet aan de gestelde inhoudelijke eisen: vraaggestuurd en aandacht
voor preventie en goed gedrag.
Vraaggestuurd wil zeggen dat de verdeling recht doet aan de opgaven
van de 43 centrumgemeenten. Daarbij moet goed bezien worden of de
kosten die gemeenten maken relevant zijn voor het doel van de
specifieke uitkering.
Aandacht voor preventie betekent dat het model moet bevorderen dat
centrumgemeenten gestimuleerd worden te voorkomen dat mensen (weer)
dakloos worden. Het voorkomen dat mensen dakloos worden is een taak
voor elke gemeente. Maar de verdeling van de specifieke uitkering moet
eraan bijdragen dat centrumgemeenten de doorstroom van cliënten uit de
opvangvoorzieningen naar uiteindelijk weer meedoen in de samenleving
bevorderen, inclusief preventief beleid om te voorkomen dat er een
terugval plaatsvindt. Het verdient aanbeveling dat een centrumgemeente
een dergelijk preventiebeleid afstemt met de regiogemeenten.
Het belonen van goed gedrag komt er op neer, zoals hierboven al
aangegeven, dat vooral gemeenten, die de afgelopen jaren
bovengemiddeld eigen middelen ingezet hebben, een hogere uitkering
gaan krijgen.
Zoals hiervoor gezegd, eerst is de komende weken de vraag aan de orde
of Cebeon met het nu gepresenteerde model aan de opdracht heeft
voldaan. Gegeven de te verwachten effecten voor veel gemeenten hecht
ik alsdan aan een zorgvuldige overgangsregeling bij de invoering van
dat model. Daarvoor is EUR 21 mln. beschikbaar dat over meerdere jaren
ingezet kan worden. Dit kan een deel van de negatieve effecten
redresseren. Deze periode moet erop gericht zijn dat cliënten de
opvang en ondersteuning die zij nodig hebben nu en in de toekomst
kunnen blijven krijgen. Maar dat kan alleen als gemeenten solidair en
onder dezelfde financiële condities de opvang en ondersteuning
organiseren.
Ik ga ervanuit u op dit moment afdoende geïnformeerd te hebben.
Vooralsnog ben ik in afwachting van de opstelling van gemeenten. Over
de uitkomst van het overleg met de VNG dat daarna zal volgen, zal ik u
zo spoedig informeren. Ik hoop dat te doen in de Voortgangsrapportage
maatschappelijke opvang 2008, die ik in februari 2008 aan de Kamer zal
sturen.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport