4. Verrekening opbrengstresultaten ziekenhuizen
Verrekening opbrengstresultaten ziekenhuizen
Kamerstuk, 19 januari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
19 januari 2009
Z/F-2900151
Bij brief van 18 juni 2007 (Kamerstuk II, 2006-2007, 29248, nr. 38)
heb ik u op de hoogte gebracht van de stand van zaken rond het
verrekenen van het opbrengstresultaat van ziekenhuizen
(overfinanciering) over 2005 en 2006. Tevens legde ik u toen een
aanwijzing in het kader van Wet marktordening gezondheidszorg ter
voorhang voor, waarbij ik de Nederlandse Zorgautoriteit (verder: NZa)
vroeg vast te stellen welk bedrag aan opbrengstresultaten, welk
ziekenhuis, met welke zorgverzekeraar, over welk jaar moest
verrekenen. Daarna heb ik u in mijn brief van 12 september 2008, die
op 15 september 2008 is verwerkt in het verslag van een schriftelijk
overleg (Kamerstuk II, 2007-2008, 29 689, nr. 220), nader geïnformeerd
over de uitvoering van de gekozen aanpak en de voortgang die daarmee
was geboekt. Mijn meest recente bericht aan uw Kamer hierover is een
brief van 25 november 2008 (Kamerstuk II, 2007-2008, 29 689, nr. 232).
Daarin beantwoord ik een aantal vragen die de vaste Kamercommissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, stelde naar aanleiding van
mijn brief van 26 september 2008 (Kamerstuk II, 2007-2008, 29689, nr.
222) over de inrichting van het risicovereveningssysteem 2009.
Thans kan ik u mededelen dat de opbrengstresultaten van ziekenhuizen
over 2005 (EUR 1,41 miljard) en 2006 (EUR 1,69 miljard) zijn
vastgesteld en worden verrekend tussen de ziekenhuizen en de
zorgverzekeraars. Daarmee is de `overfinanciering van ziekenhuizen'
over deze jaren opgelost.
Met deze brief kom ik tevens de toezegging na, u hierover te
informeren. Deze toezegging deed ik op 16 juni 2008 tijdens het
wetgevingsoverleg over de financiële verantwoording over het jaar
2007.
In deze brief ga ik eerst nogmaals kort in op de vraag: wat zijn
opbrengst-resultaten, en hoe ontstaan zij? Daarna geef ik aan hoe er
met deze opbrengst-resultaten over 2004 en eerdere jaren werd
omgegaan. Vervolgens schets ik de omstandigheden die in 2005 en 2006
complicaties hebben veroorzaakt en hoe deze tot aanpassing van de
verrekenmethode over 2005 en 2006 hebben geleid. Voorts ga ik door met
een blik op de toekomst: de verrekening van de opbrengstresultaten van
ziekenhuizen over 2007 en volgende jaren. Ten slotte sluit ik af met
een samenvatting.
Wat is het opbrengstresultaat en hoe ontstaat het?
Het opbrengstresultaat is het verschil tussen het budget van een
ziekenhuis enerzijds en de door het ziekenhuis, via gedeclareerde
DBC's (inclusief verreken-tarieven), gerealiseerde opbrengst
anderzijds. Het gaat hierbij alleen om de zogenaamde A-DBC's. Zolang
de ziekenhuizen worden bekostigd op basis van budgetten treden deze
verschillen op. Dit is inherent aan de gekozen financierings- en
bekostigingswijze. Immers, het blijkt erg moeilijk om vooraf precies
in te schatten welke aantallen en soorten DBC's een ziekenhuis gaat
produceren en welke prijs hiervoor zou moeten gelden. De opbrengst zal
dus niet precies aansluiten op het budget. Zodra een ziekenhuis een
hogere opbrengst heeft dan het budget is er sprake van een
opbrengstoverschot, is dit andersom, dan is er sprake van een
opbrengsttekort. Deze verschillen moeten door het ziekenhuis met de
zorgverzekeraars worden verrekend.
Verrekening opbrengstresultaat over de jaren voor 2005
Tot en met 2004 werd het verschil tussen de budgetten en de
opbrengsten gedicht door een procentuele opslag op het
verpleegdagtarief. Deze opslag werd opgeteld bij het tarief en vormde
daarmee de prijs die voor een verpleegdag moest worden betaald.
Hierdoor werd het mogelijk om het opbrengstoverschot in een eerder
jaar, in een later jaar via een laag opslagpercentage te corrigeren.
De zorgverzekeraars betaalde in een later jaar dus lagere tarieven,
waarmee het opbrengstoverschot over een eerder jaar werd gecorrigeerd.
Deze methode werkte goed, mede omdat het overschot beperkt was. De
tarieffluctuaties als gevolg van de correctie waren dan ook relatief
klein.
Verrekening opbrengstresultaten over 2005 en 2006
Dat veranderde na introductie van de DBC-systematiek in 2005. Om na de
invoering van de DBC-systematiek in 2005 de budgetten en de
opbrengsten uit DBC's, beter op elkaar te laten aansluiten, heeft de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in 2005 het verrekentarief
geïntroduceerd. Het verrekentarief is een opslag op het DBC-tarief.
Hiermee werd een zelfde werking beoogd als met de procentuele opslag
op het verpleegdagtarief van voor 2005. Door de nieuwe DBC-systematiek
hadden ziekenhuizen veel moeite met een juiste inschatting van hun
jaarlijkse opbrengsten. Dit gold ook voor de NZa die jaarlijks de
hoogte van de DBC-tarieven vaststelt. De opbrengstoverschotten over
2005 en 2006 waren als gevolg daarvan dan ook zeer groot. Correctie
hiervan via verlaging van de verrekentarieven zou leiden tot
onacceptabele tarieffluctuaties. Daar kwam bij, dat in 2006 de nieuwe
Zorgverzekeringswet van kracht werd. Grote aantallen verzekerden die
van zorgverzekeraar wisselden was het gevolg. Dit, gecombineerd met de
afronding van de Ziekenfondswet en de verandering van risicoregime dat
optrad voor verschillende zorgverzekeraars, leidde ertoe, dat het niet
mogelijk was om, via verlaging van de verrekentarieven, het
opbrengstoverschot te corrigeren. Dit zou er toe hebben geleid dat de
verkeerde bedragen bij verkeerde zorgverzekeraars terecht zouden
komen. Er moest dus gezocht worden naar een andere methode. Deze werd
gevonden in een aparte, directe verrekening tussen ziekenhuizen en
zorgverzekeraars via een `vast bedrag'. Voordeel van deze methode is,
dat het mogelijk is om de te verrekenen bedragen terug te laten slaan
op de juiste jaren.
Ik heb dit voorjaar een task-force geformeerd, die heeft bepaald
volgens welke methode het beste kon worden vastgesteld, welke (vaste)
bedragen aan opbrengstoverschot, welke ziekenhuizen, aan welke
zorgverzekeraars, over welk jaar moesten terugbetalen. Hierbij is
rekening gehouden met de onderhandenwerkpositie van de ziekenhuizen
(welke declaraties vallen in welk jaar) en de marktaandelen van de
zorgverzekeraars (welk gedeelte van de schade hoort bij welke
verzekeraar). In de task-force zijn alle betrokken partijen
vertegenwoordigd: de NZa, het College voor Zorgverzekeringen (CVZ),
Zorgverzekeraars Nederland, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
en de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische centra. Door de
grote inzet van alle betrokken partijen is de samenwerking in de
task-force zeer vruchtbaar gebleken en heeft geleid tot een
verrekenmethode waarin alle partijen zich kunnen vinden.
De NZa is verantwoordelijk voor de berekening en vaststelling van de
te verrekenen vaste bedragen. Het CVZ heeft in het traject waardevolle
informatie over de marktaandelen verzameld en aan de NZa geleverd.
Doordat het noodzakelijk bleek om de toegepaste methode tussentijds te
verfijnen en een extra informatie-uitvraag over de schadeomvang bij
zorgverzekeraars uit te voeren, heeft de afwikkeling enige vertraging
opgelopen. Echter deze ingrepen hebben de kwaliteit en betrouwbaarheid
van de vaststelling van de te verrekenen bedragen aanzienlijk
vergroot. Dit geldt ook voor de audit die is uitgevoerd door een
externe accountant op de door de NZa en CVZ bij de berekening
gebruikte gegevens en de wijze waarop (proces) de berekening en
vaststelling zijn uitgevoerd.
Uiteindelijk heeft de NZa op 23 september 2008 de definitieve
tariefbeschikkingen (inclusief uitgebreide toelichting die inzicht
bood op de toegepaste bereken-methode) naar de ziekenhuizen verstuurd,
waarin de te verrekenen bedragen zijn vastgelegd. De zorgverzekeraars
werden gelijktijdig ook uitgebreid geïnformeerd. Hierdoor waren zij op
tijd op de hoogte van de financiële gevolgen van de overfinanciering
2005 en 2006 en konden zij, bij de berekening van de premies 2009,
daarmee rekening houden. Overigens hebben een aantal ziekenhuizen en
enkele zorgverzekeraars bezwaar aangetekend bij de NZa tegen de
definitieve tariefbeschikkingen.
Verrekening opbrengstresultaten over 2007 en volgende jaren
In het najaar van 2007 zijn de verrekentarieven naar beneden
bijgesteld ten einde de opbrengstresultaten te beperken. Echter, ook
over 2007 zijn er nog opbrengst-overschotten te verwachten. De exacte
omvang van dit opbrengstresultaat zal begin 2009 bekend worden. Gezien
de praktische voordelen ligt het voor de hand om de
verrekeningsmethode die is toegepast voor de jaren 2005 en 2006,
ongewijzigd ook voor de afwikkeling van 2007 en volgende jaren te gaan
gebruiken. Daarbij moet wel worden vermeld dat de NZa het
verrekentarief voor 2008 inmiddels op nihil heeft gesteld. Gezien de
omstandigheden heeft het verrekentarief als correctie-instrument zijn
waarde verloren. Het is nog niet bekend welk effect dit heeft op de
omvang van de opbrengstresultaten. Waarschijnlijk zal dit begin 2010
blijken.
Tussentijds kunnen ziekenhuizen en zorgverzekeraars onderling al
voorlopige verrekeningen afspreken, zodat de opbrengstresultaten
vroegtijdig en geleidelijk kunnen worden gecorrigeerd en niet leiden
tot liquiditeitsproblemen.
Samenvatting
Opbrengstresultaten zijn inherent aan de budgetsystematiek en
DBC-financiering. Zolang deze systematiek wordt toegepast blijven
opbrengstresultaten ook over
2007 en volgende jaren bestaan, en is correctie daarvan noodzakelijk.
Voor opbrengstresultaten 2005 en 2006 is een methode ontwikkeld die
nauwkeurig de te verrekenen bedragen vaststelt. Alle betrokken
partijen hebben ingestemd met deze methode en zijn tevreden over
uitkomsten daarvan.
Deze methode zal ook voor de verrekening van de opbrengstresultaten
van 2007 en volgende jaren worden gebruikt. Door tussentijds de
opbrengstresultaten onderling voorlopig te verrekenen kunnen
ziekenhuizen en zorgverzekeraars liquiditeitsproblemen voorkomen.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport