4. Aanbieding definitief advies SCP over het Wmo-budget
huishoudelijke hulp voor 2009
Aanbieding definitief advies SCP over het Wmo-budget huishoudelijke hulp
voor 2009
Kamerstuk, 19 januari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 19 januari 2009
Betreft Aanbieding definitief advies SCP over het Wmo-budget
huishoudelijke hulp voor 2009
Geachte voorzitter,
Bijgaand treft u het definitieve SCP-advies aan over het Wmo-budget
(huishoudelijke hulp) voor 2009, dat ik op 15 januari heb ontvangen.
In het algemeen overleg over de Wmo op 17 december 2008 heb ik
toegezegd het definitieve rapport aan u te zenden. Hiermee kom ik deze
toezegging na.
Het SCP concludeert in het definitieve rapport dat het overschot op
het budget voor huishoudelijke hulp in 2007 op basis van de
gemeentelijke jaarrekeningen
EUR 149 miljoen bedraagt. In het voorjaar van 2008 raamde het SCP in
het voorlopige advies het overschot in 2007 op basis van 4e
kwartaalcijfers op EUR 228 miljoen euro. Het verschil wordt nagenoeg
geheel verklaard door de meer volledige rapportage in de gemeentelijke
jaarrekeningen.
De verlaging van het budget voor huishoudelijke hulp in 2009 met EUR
30 miljoen - die het Rijk in het voorjaar van 2008 met de VNG
overeenkwam en die al in het budget 2009 is verwerkt - acht het SCP in
dit rapport terecht.
De geboden indexering voor het Wmo-budget voor huishoudelijke hulp is
volgens het SCP royaal, gezien de ontwikkeling van de vraag en het
aantal thuiswonende 75-plussers.
Het SCP heeft een marginale toets uitgevoerd op de werking van het
compensatiebeginsel en de Pgb-verplichting op het totale Wmo-budget.
Een inhoudelijke toets vindt later plaats bij de evaluatie van de Wmo.
Het SCP constateert dat er geen grote verschuivingen zijn tussen het
niveau van de huishoudelijke hulp en het niveau van overige Wmo of
Awbz-voorzieningen.
Wat betreft het objectieve verdeelmodel constateert het SCP dat het
model adequaat is. Het model kan nog enigszins verfijnd worden met een
indicator voor de gezondheidstoestand (gebruik van geneesmiddelen voor
chronische aandoeningen) en een indicator voor de sociaal-economische
positie (het gemiddeld inkomen). Het SCP geeft wel aan, dat dergelijke
indicatoren aan bepaalde eisen moeten voldoen en dat ook na een
dergelijke verfijning verschillen tussen het historisch budget en het
door middel van het verdeelmodel geobjectiveerde budget zullen blijven
bestaan.
De betrokken partijen - de fondsbeheerders (de minister van Financiën
en de minister van Binnenlandse Zaken), de VNG en ikzelf - treden met
elkaar in overleg over deze conclusies van het SCP. U wordt daarover
zo snel mogelijk geïnformeerd.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport