'De collectie is de ruggengraat van het museum'
'Verlies je als museum niet in de ambitie steeds meer bezoekers te trekken. Je kunt de objecten in je collectie maar één keer laten verslonzen of wegdoen', waarschuwt Dirk van Delft. Vrijdag 16 januari houdt de hoogleraar Materieel Erfgoed van de Natuurwetenschappen en directeur van het Museum Boerhaave zijn oratie.
Prof.dr. Dirk van Delft: 'Laat je conservatoren onderzoek doen.'
Tijden veranderen
Voor het eerst sinds zijn oprichting heeft Museum Boerhaave weer een directeur die óók een aanstelling aan de Universiteit Leiden heeft. Daarmee treedt Van Delft in de voetsporen van de man die het museum eind jaren twintig oprichtte: lector en adjunct-directeur van het Natuurkundig Laboratorium (later Kamerlingh Onnes Laboratorium): August Crommelin. Diens voornaamste drijfveer was overigens niet het tonen van instrumenten aan bezoekers. Het ging hem er vooral om de kwetsbare apparaten voor de ondergang te behoeden. Bezoekers waren welkom, maar met mate. 'Als het echt niet anders kon werd de verdwaalde toerist die op een regenachtige dag aanbelde binnen gelaten. Tijden veranderen', aldus Van Delft.
Universiteit als goede buur
Museum Boerhaave is, anders dan de wetenschapshistorische musea van de Universiteit Utrecht en de Rijksuniversiteit Groningen, een nationaal museum. Met bepaalde stukken uit de Gouden Eeuw en de tweede Gouden Eeuw (de tijd van grote wetenschappelijke bloei in Nederland rond 1900) is het museum zelfs wereldtop. Het bezoekersaantal van Museum Boerhaave is het afgelopen jaar met 30% gestegen, zeer tot genoegen van de directeur. Minder tevreden is hij over de samenwerking tussen de Leidse universiteit en het museum in de afgelopen decennia. Die band is naar zijn smaak wel erg los geworden. Terwijl ze zo veel aan elkaar zouden kunnen hebben. Van Delft: 'Een goede buur is beter dan een verre vriend. Het is gewoon praktisch, handig en interessant om meer samen te werken met de Universiteit Leiden. Wij willen goed meedoen in het wetenschapshistorische onderzoek. Niet alleen maar spulletjes in ontvangst nemen en die netjes neerzetten. Onze zes conservatoren moeten wetenschappelijk ingebed zijn, ze moeten meedoen in het internationale onderzoek. En andersom vind ik dat de universiteit best mag profiteren van onze collecties.'
Aan het eind van de 17e eeuw was het onderzoek naar lucht in volle gang. Vooral de vraag of vacuüm nu wel of niet bestond was een heet hangijzer. De Duitser Otto von Guericke ontwierp twee halve bollen die precies op elkaar pasten. Door de twee losse bollen op elkaar te zetten en de lucht er uit te pompen, zaten de bollen muurvast. Zo vast zelfs dat Von Guericke in Maagdenburg (vandaar de naam!) aan iedere helft een span paarden kon laten trekken, zonder dat de bollen van elkaar kwamen.
Hands on onderzoek aan de instrumenten
Van Delft geeft incidenteel colleges wetenschapsgeschiedenis aan Leidse bachelor- en masterstudenten. Ook komen regelmatig groepjes Leidse studenten naar het museum om daar onder leiding van een hoogleraar voorwerpen te bekijken of om samen met een conservator hands on te werken met de instrumenten. Binnenkort is het nieuwe depot aan de Raamsteeg klaar, en zijn er nog meer en betere mogelijkheden voor het werken met de objecten. In Museum Boerhaave zelf staan zo'n 2000 objecten opgesteld, maar nog zo'n 38.000 bevinden zich in depot. Van Delft: 'Juist voor onderwijsdoeleinden staan er hele leuke dingen in dat depot: oude verlostangen die studenten kunnen beetpakken, oude microscopen waar je eens doorheen kunt kijken. Met universitaire docenten uit verschillende vakgebieden gaan we hands-on-sessies ontwikkelen voor studenten. In het depot is ook een ruimte om materieel onderzoek te doen. We zijn bezig zomerbeurzen op te zetten met Leica en Zeiss optische industrie. Daarmee kan een onderzoeker in de zomer een paar weken een oude telescoop of bepaalde lenzen bestuderen.'
Aardig baantje
De beoefening van de wetenschapsgeschiedenis is in Nederland erg versnipperd. Daarom zette Van Delft Salon Boerhaave op. Mensen die in dit vakgebied actief zijn, krijgen daardoor meer mogelijkheden tot samenwerking. Van Delft wil met het museum aansluiting zoeken bij Circulation of Knowledge, een landelijk onderzoeksprogramma over de vraag hoe lokaal geproduceerde kennis circuleerde tot deze een algemeen geaccepteerde status kreeg. Verder wil Van Delft een bijdrage leveren aan de master Museums, Collections and Cultural Politics, die momenteel ontwikkeld wordt onder leiding van prof.dr. Mark Meadows. Leiden is rijk aan collecties op het gebied van de exacte wetenschappen. Niet alleen Museum Boerhaave, ook de Universiteitsbibliotheek, het Anatomisch Museum, Naturalis en de Hortus botanicus bezitten archieven en objecten waarmee de ontwikkeling van de wetenschap inzichtelijk kan worden gemaakt. Deze instellingen gaan samenwerken bij het digitaliseren van hun collecties. 'Dat is het aardige van dit baantje', zegt Van Delft, 'dat ik nu de positie heb om aan dit soort initiatieven een bijdrage te leveren of ze zelf te entameren.'
Zorgen voor je collectie
Initiatieven als deze helpen om de waarde van collecties in stand te houden. In zijn oratie zal Van Delft een lans breken voor de zorg voor museale collecties. 'De overheid vindt dat je als museum voor een deel je eigen inkomsten moet genereren en moet aansluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen. Ik ben er hartstikke voor om als museum naar buiten gericht te zijn, veel bezoekers te trekken, te laten zien wat je in huis hebt. Maar ik zeg er wel bij: pas een beetje op. Je collectie is je ruggengraat, daar moet je goed voor zorgen. Verlies je als museum niet in de ambitie om alleen maar meer bezoekers te trekken en gooi niet alles op de marketing. De objecten uit je collectie kun je maar één keer laten verslonzen of wegdoen. Laat je conservatoren onderzoek doen. Daardoor worden je objecten rijker en kun je er meer over vertellen. Dat komt de presentatie alleen maar ten goede.'
(13 januari 2009/DH)
Universiteit Leiden