Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

2008Z08430 / 2080906960 DCE/88301

Vragen van de leden Weekers en Ten Broeke (beiden VVD) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het procedureel incorrect handelen van het onderdeel Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (Ingezonden 4 december 2008)


1
Wat is de juiste procedurele gang van zaken betreffende het aanwijzen van een gebouw tot rijksmonument op grond van de Monumentenwet en dan met name bij de toepassing van artikel 3, juncto artikel 5, waarin staat aangegeven dat de minister de burgemeester en wethouders, van de gemeente waarin het monument is gelegen, om advies dient te vragen? 1)

Antwoord:
Een verzoek om een aanwijzingsbesluit te nemen wordt getoetst aan de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent onder meer dat de aanvraag afkomstig dient te zijn van een belanghebbende en dat de aanvraag voldoende gegevens moet bevatten voor de beoordeling. Op het moment dat vervolgens sprake is van een ontvankelijke en beoordeelbare aanvraag wordt de procedure, zoals beschreven in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, gestart. Pas dan worden burgemeester en wethouders gevraagd om advies.


2
Bent u bekend met de brief van het RACM aan burgemeester en wethouders van gemeente Meersen van 24 november 2008 2) waarin al een standpuntpunt wordt ingenomen zonder dat de verantwoordelijke minister het gemeentebestuur heeft geraadpleegd voor haar advies? Zo neen, waarom niet en wat vindt u van deze handelwijze? Zo ja, waarom heeft u ingestemd met een standpuntbepaling van de RACM buiten de formele procedure om?

Antwoord:
Ik ben bekend met deze brief. Deze brief is geen reactie op een verzoek om aanwijzing (art. 3 van de Monumentenwet 1988). Dit verzoek is nog niet in procedure gebracht. De RACM neemt bovendien geen standpunt in over het besluit op dit verzoek. De brief is opgesteld nadat verschillende signalen bij de RACM waren binnengekomen en na een overleg met de gemeente op 6 november 2008. De brief is gericht op de planvorming in en rond het wettelijk beschermde Proosdijpark in Meerssen. Bij ingrijpende wijzigingen aan dit monument, zoals nieuwe bebouwing in het park, is de gemeente verplicht om advies te vragen aan de RACM conform art. 16 van de Monumentenwet. Zover is het nu nog niet, en de RACM wil op deze wijze voorafgaand aan het formele traject adviseren. Dit in overeenstemming met de beleidslijn om de RACM meer te laten adviseren aan de voorkant van formele trajecten en meer op basis van aan kennis ontleend gezag, dan op basis van aan formele procedures ontleende macht.


3
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is wanneer de wettelijke procedure van hoor en wederhoor door het RACM wordt omzeild en voortijdig op informele signalen al een standpunt wordt ingenomen? Zo ja, hoe gaat u bevorderen dat ook conform gehandeld wordt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord:
Ik deel de opvatting dat het onwenselijk is wanneer een wettelijke procedure wordt omzeild. Ik stel echter vast dat hiervan op dit moment geen sprake is, omdat de brief geen reactie is op het verzoek om aanwijzing en er door de RACM geen standpunt ingenomen wordt over het besluit op dit verzoek. Door de toevoeging van de laatste zin lijkt het echter of de RACM zijn standpunt kracht wil bijzettendoor te verwijzen naar een binnengekomen verzoek om aanwijzing. Om die reden vind ik dat minder gepast. De RACM had aan die zin kunnen toevoegen dat het op het tijdstip dat de brief geschreven is nog niet duidelijk was of het verzoek ontvankelijk zou worden verklaard, en dat een verzoek om aanwijzing van een gebouw van vóór 1940 in het licht wordt beoordeeld van mijn aanwijzingsbeleid, dat op dat punt zeer terughoudend is.





1) Monumentenwet 1988 (MW) http://www.st-ab.nl/wetten/0206_Monumentenwet_1988_MW.htm
2) Kenmerk RS-2008-844 Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten