SGP


14 - 01 - 09 | SGP verwijt Plasterk onzorgvuldig bestuur SGP verwijt Plasterk onzorgvuldig bestuur

De manier waarop minister Plasterk opereert met de Stichting Onze Weg riekt naar onzorgvuldig bestuur. Dat stelt SGP-fractievoorzitter Van der Vlies. De minister voor homo-emancipatiezaken besloot vorig jaar om de evangelische stichting Onze Weg subsidie te geven. Dat besluit werd door hem later nog eens bekrachtigd in antwoord op vragen van VVD en D66. Twee dagen daarna draaide hij zijn besluit ineens terug. Van der Vlies: âDat is geen manier van werken.â

De SGP heeft over deze draai inmiddels vragen gesteld aan het kabinet. Het minste wat Plasterk had kunnen doen, is zich goed informeren. De SGP wil weten hoe de minister tot zijn eerste besluit is gekomen en waarom hij later opeens tot het tegenovergestelde heeft besloten. Door de eerdere beschikking én het antwoord op Kamervragen heeft het kabinet verwachtingen gewekt bij Onze Weg. Die worden nu gefrustreerd.

Waar blijft trouwens dan de veelgeprezen pluriformiteit van de homobeweging? Zeker als doelstelling van het beleid is âdat iedereen zelf moet kunnen bepalen hoe zijn of haar leven in te richtenâ, is het raar om een categorie mensen die anders tegen deze materie aankijkt dan het COC en de lezers van de Gaykrant uit te sluiten.

De SGP vindt het volstrekt normaal dat Onze Weg de mogelijkheid openhoudt dat sommige homoâs veranderen van seksuele gerichtheid of die gerichtheid in en ander licht gaan zien. Voor hen is seksualiteit een onlosmakelijk deel van een bredere visie op relaties. Opnieuw Van der Vlies: âHet is toch niet funest dat mensen geloven in verandering?â

Vragen van het lid Van der Vlies (SGP) aan de minister van Onderwijs, cultuur en wetenschap

1. Bent u bekend met het bericht âDit lijkt op genezen van homoâsâ?

2. Heeft het op de website van de stichting Onze Weg aanprijzen van boeken over homoseksualiteit pas plaats gevonden na uw beantwoording van de Kamervragen van de leden Van der Ham en Van Miltenburg? Zo nee, waarom heeft u dan niet eerder de beslissing genomen de subsidie te beëindigen?
3. Wanneer de vraag of een stichting zich bezig houdt met genezing van homoseksuelen voor u zo belangrijk is, waarom heeft u zich er dan ten tijde van het nemen van de subsidiebeschikking niet van vergewist dat van deze praktijk naar uw mening absoluut geen sprake is? Waarom had u de informatie die u van de stichting uit recente brieven verkregen heeft niet eerder uit de met hen gevoerde gesprekken kunnen verkrijgen?

4. Waarom heeft u in één week twee tegenstrijdige berichten over de subsidiebeschikking aan Onze Weg afgegeven, namelijk eerst in uw antwoorden op de Kamervragen en vervolgens in uw brief? Beseft u dat door deze handelwijze bij de stichting ten onrechte verwachtingen zijn gewekt over de houdbaarheid van de beschikking? Hoe brengt u deze handelwijze in overeenstemming met de zorgvuldigheid van bestuur?

5. Kunt u, mede op grond van wetenschappelijke studie, aantonen dat het onmogelijk is dat mensen in hun leven van seksuele gerichtheid kunnen veranderen, of dat zij hun gerichtheid op een andere wijze kunnen benaderen? Zo nee, waarom trekt u de subsidie aan de stichting Onze Weg in op grond van het feit dat zij de mogelijkheid open houdt dat mensen veranderen van seksuele gerichtheid, of hun gerichtheid in een andere licht gaan zien? Is het voor u funest dat sommige mensen geloven in verandering?
6. Hoe kunt u spreken over de pluriformiteit van de homobeweging wanneer u bepaalde groepen, die homoseksuele gevoelens als realiteit erkennen, bij voorbaat uitsluit?

7. Wat moet verstaan worden onder uw uitspraak dat uw uiteindelijke doel is âdat iedereen zelf kan bepalen hoe zijn of haar leven in te richtenâ? Betekent dit dat u aan bepaalde gemeenschappen het recht wilt ontzeggen om normen te hanteren ten aanzien van seksualiteit die niet in overeenstemming zijn met uw normen? Wat is de juridische houdbaarheid van deze opvatting?
8. Beseft u dat de opvatting over homoseksualiteit in bepaalde gemeenschappen een onlosmakelijk onderdeel vormt van de bredere visie dat seksualiteit behoort binnen het huwelijk van man en vrouw? Hoe kunt u aan deze gemeenschappen recht doen wanneer u het standpunt over homoseksualiteit isoleert van de context?
9. Kunt u toezeggen dat de gebrekkige transparantie en zorgvuldigheid ten aanzien van de status van subsidiebeschikkingen in de toekomst voorkomen zal worden?


---

Reformatorisch dagblad, 9 januari 2009
Antwoorden van minister Plasterk (2080906120) en (2080906990) Antwoorden van minister Plasterk (2080906120), vraag 4