4. Resultaten informele EU sportminstersbijeenkomst
Resultaten informele EU sportminstersbijeenkomst
Kamerstuk, 13 januari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
13 januari 2009
S/TOP-SP-2905490
Geachte voorzitter,
Op 27 en 28 november 2008 was er een informele EU-bijeenkomst van
sportministers in Biarritz.
Belangrijkste agendapunt was de dialoog tussen de Europese Commissie,
de sportministers en de sport over de behoefte aan meer juridische
zekerheid voor organisatieregels van de sport. Langs de lijnen van het
FRA-NL memorandum, dat ik op de informele EU sportministersbijeenkomst
in Lissabon (2007) gepresenteerd heb, hebben de lidstaten de Europese
Commissie gevraagd meer juridische veiligheid te bieden voor een
aantal sportregels. Geconstateerd kan worden dat de druk om meer te
kijken naar de specificiteit van sport zich opbouwt. De sportsector
moet in dialoog blijven met de (Europese) overheden zodat samen naar
praktische en juridisch houdbare oplossingen gezocht kan worden. Deze
discussie heeft geresulteerd in een Verklaring van EU sportministers
(bijlage 1).
Deze Verklaring is vervolgens de opstap geweest voor de opname van een
Sportverklaring in de conclusies van de Europese Raad van 11 en
12 december 2008 (bijlage 2). In deze Sportverklaring wordt het
maatschappelijk belang van sport in de hele Europese Unie erkend. Met
het oog hierop moet de waarde van sport voor de Europese samenleving
voorop staan bij de beoordeling van sport, niet de waarde van sport
voor de Europese markt.
Op de informele EU sportministersbijeenkomst is ook nog over veel
andere zaken gesproken. De conclusies die het Frans Voorzitterschap
uit de gevoerde discussies getrokken heeft zijn neergelegd in een
apart document (bijlage 3). Ik wil hier twee belangrijke thema's
uitlichten: de strijd tegen doping en het belang van het ontwikkelen
van nationaal beleid op het terrein van sport en gezondheid.
De sportministers hebben in Biarritz ook gesproken over de wijze
waarop de positie en de standpunten van Europa in de World Anti Doping
Agency (WADA) versterkt kunnen worden. Een groot aantal EU-lidstaten,
waaronder Nederland, is van mening dat het WADA meer oog moet hebben
voor de bijdrage die Europa levert aan de strijd tegen doping en de
Europese wet- en regelgeving op het terrein van privacy dient te
respecteren.
De WADA Data Protection Standard die per 1 januari 2009 in werking is
getreden kan niet rekenen op steun van de EU lidstaten. De in de EU
gevestigde bonden en anti-dopingagentschappen kunnen niet voldoen aan
alle eisen van deze WADA regel omdat een aantal vereisten in strijd is
met nationale en Europese privacy regels. Deze situatie is ongewenst.
De EU regelgeving prevaleert boven de WADA-regels. De sportministers
doen daarom een oproep aan de uitvoerende organisaties om deze WADA
regel te negeren en zich te houden aan de geldende wetgeving. De
EU-lidstaten zullen in gepaste fora de discussie over de positie van
Europa in het WADA voortzetten.
Tenslotte wil ik niet onvermeld laten dat de EU sportministers
ingestemd hebben met de door een werkgroep opgestelde EU richtlijnen
voor het ontwikkelen van beleid op het terrein van sport en
gezondheid. In deze richtlijnen krijgt de intersectorale aanpak zeer
veel aandacht. Nederland heeft een grote rol gespeeld bij de
totstandkoming van deze richtlijnen. Het voorstel om de richtlijnen
tijdens het Tsjechisch Voorzitterschap van de EU voor te leggen aan de
gezondheids-ministers is geaccordeerd. Door agendering op de
Gezondheidsraad kan het document een meer formele status krijgen. De
EU sportministersbijeenkomst heeft immers (nog) geen formele
EU-status, daarvoor moet het Europese Hervormingsverdrag eerst
geratificeerd worden.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben over de
uitkomsten van de informele EU sportministersbijeenkomst in Biarritz.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport