4. Babysterfte
Babysterfte
Kamerstuk, 12 januari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
12 januari 2009
CZ/EKZ-2901405
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van uw Kamer op donderdag 11
december 2008, heeft u mij gevraagd om u bij brief te informeren over
de stand van zaken met mijn beleid rondom zwangerschap en geboorte. In
het bijzonder heeft u aandacht gevraagd voor de uitkomsten van het
Peristat II-rapport en de stand van zaken met betrekking tot de
Stuurgroep zwangerschap en geboorte.
Voordat ik op deze thema's in ga, herinner ik u eraan dat ik tijdens
het debat van 9 oktober 2008 heb toegezegd om u elke drie maanden te
rapporteren over de stand van zaken rondom dit belangrijke dossier. De
eerste voortgangsbrief staat gepland voor eind januari 2009. De
thema's waarnaar u vraagt zijn reeds voor deze brief geagendeerd. Het
was en is mijn voornemen om u (nader) te berichten over mijn reactie
op het Peristat-rapport en de stand van zaken rondom de Stuurgroep
zwangerschap en geboorte.
De slechte score in het Persitat-rapport ten aanzien van babysterfte,
bevestigt nog eens de noodzaak voor het leveren van inspanningen om de
kwaliteit van (perinatale) zorg te verbeteren. Over de wijze waarop ik
dat voor mij zie, heb ik uw Kamer bij brief van 16 juli 2008 en
tijdens het debat hierover van 9 oktober 2008 geïnformeerd.
Ik teken daarbij wel aan dat het Peristat-rapport zich baseert op
gegevens tot aan 2004. Het moge duidelijk zijn dat hierin mijn
beleidsinspanningen op het gebied van zwangerschap en geboorte nog
niet zichtbaar zijn. Aan de Stichting Perinatale Registratie Nederland
heb ik gevraagd om inzicht te verschaffen in meer recente gegevens. Ik
zal u daarover in de komende voortgangsbrief nader informeren.
De door mij ingestelde Stuurgroep zwangerschap en geboorte is
inmiddels gestart en heeft in de afgelopen maanden de voornaamste
aandachtspunten binnen de keten van zwangerschap en geboorte in kaart
gebracht. De Stuurgroep legt op dit moment de laatste hand aan een
werkplan, waarin deze aandachtspunten worden vertaald naar concrete
actiepunten. Dit werkplan stuur ik eind januari als bijlage mee met de
eerste voortgangsbrief. De vier speerpunten uit mijn brief van 16 juli
2008 dienen daarbij als uitgangspunt. Daarbij gaat het om de
organisatie van de keten, de verloskundige zorg in achterstandswijken,
de inhoudelijke kwaliteit en de transparantie van verloskundige zorg.
Een dezer dagen starten, in opdracht van de Stuurgroep, vier
taakgroepen die zich elk afzonderlijk op een van die speerpunten
richt.
Overigens kan ik u alvast melden dat de voorzitter van de Stuurgroep
mij heeft medegedeeld dat het thema voorlichting met name over
preconceptiezorg een prominente plaats zal krijgen in het eindadvies.
Dit als specifiek onderdeel van mijn opdracht aan de Stuurgroep om
advies uit te brengen over hoe de verloskundige zorg in het algemeen
en meer in het bijzonder in achterstandswijken kan worden
geoptimaliseerd.
Uit het verslag van de voornoemde Regeling van Werkzaamheden, maak ik
op dat uw lid mevrouw Arib, eveneens gevraagd heeft naar de stand van
zaken met betrekking tot het RIVM-rapport. Ik neem aan dat mevrouw
Arib daarbij doelt op het verzoek dat ik aan het RIVM heb gedaan
inzake het bundelen en ontsluiten van publieksvoorlichting over
preconceptiezorg. Ik kan u melden dat het RIVM mij in het voorjaar van
2009 zal rapporteren over de wijze waarop basisinformatie over
preconceptiezorg uniform aan de bevolking beschikbaar kan worden
gesteld. Daarbij zal Het RIVM zal tevens nagaan in hoeverre deze
basisinformatie kan aansluiten bij al bestaande
communicatie-instrumenten met betrekking tot zwangerschap en geboorte.
Voorts heb ik inmiddels schriftelijke vragen ontvangen van uw leden
Langkamp (SP) en Arib (PvdA) die verband houden met de bevindingen uit
het Peristat-rapport. De antwoorden hierop zal ik u separaat
toesturen.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport