SLOTVERKLARING PARLEMENTAIR OVERLEG KONINKRIJKSRELATIES
5 tot en met 9 januari 2009 te Oranjestad, Aruba
Leden delegatie Staten van Aruba
Mevr. drs. M.G. Ras; Voorzitter Staten, voorzitter delegatie, MEP
mr. J.E. Thijsen; ondervoorzitter delegatie, MEP
D.M. Dumfries; MEP
K.S. Jong; MEP
ir. R.M. Maduro; MEP
Mevr. mr. ing. Z.C. van Poppel-Marquez; MEP
M.F. Werleman; MEP
mr. M.G. Eman; AVP
mr. drs. A.L. Dowers; AVP
C.V. Haynes; AVP
O.B. Sevinger; AVP
Mevr. mr. M.H.J. Kock; MPA
dr. A.R. Lampe; RED
Griffiers:
Mevr. mr. J.A. Bastien-Sherman, Bac.
mr. lic. J.D. Semeleer
Leden delegatie Staten van de Nederlandse Antillen
P.J. Atacho; Voorzitter Staten, voorzitter delegatie, PAR
drs. G.T. Sulvaran; ondervoorzitter delegatie, PAR
ir. G.R. Caldera; FOL
mr. N.G. Navarro; Forsa Korsou
Mevr. E.M.D. Eisden; MAN
R.T. Booi; UPB
E.L. Labega; DP-St. Maarten
R.C. Zaandam; DP-St. Eustatius
J.R. Hassell; WIPM
W.V. Marlin; NA
J.E. Abraham; DP-Bonaire
mr. F. Metry; PNP
Griffier:
Mevr. mr. D.M.C. Lai-Promes
Leden delegatie Staten-Generaal Koninkrijk der Nederlanden
Leden Eerste Kamer
Mevr. drs. M.Y. Linthorst; ondervoorzitter delegatie, PvdA
drs. F.J.M. Werner; CDA
Generaal-majoor der mariniers (b.d.) F.E. van Kappen; VVD
Mevr. mr. A.C. Quik-Schuijt; SP
Mevr. mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst; CU
Leden Tweede Kamer
W.I.I. van Beek; voorzitter delegatie, VVD
B.J. van Bochove; CDA
J. Schinkelshoek; CDA
J.A.W.J. Leerdam, MFA; PvdA
J.W. Remkes; VVD
H. Brinkman; PVV (tot vrijdag 9 januari 2009, 11.00 uur)
Mevr. W. Van Gent; GroenLinks
Griffiers:
mr. W. de Boer
Mevr. mr. H.J.M.M. de Gier
Inleiding
De delegaties kijken terug op een intensief en verhelderend overleg. De agenda van het overleg is als bijlage toegevoegd (bijlage 1).
De onderwerpen van de beraadslaging van de delegaties waren de volgende:
I. Stand van zaken van de uitvoering van de afspraken uit de Slotverklaring van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties van juni 2008 te Den Haag;
II. De gevolgen van de kredietcrisis voor de economieën van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba;
III. Buitenlands beleid;
IV. Koninkrijksspelen en sport;
V. Staatkundige vernieuwing waaronder good governance, democratisch deficit, rechtshandhaving en politie, conceptwetgeving consensusrijkswetten;
VI. Positie Antillianen en Arubanen in Nederland waaronder ECRI en registratie op basis van etniciteit;
VII. EU personenverkeer naar de BES-eilanden;
VIII. Fondo Desaroyo Aruba;
IX. Stand van zaken van het voorzieningenniveau op de BES-eilanden, de betrokkenheid van de bevolking bij het proces en het financieel toezicht
X. Onderwerpen voor het volgende POK.
Daarnaast hebben de delegaties een culturele avond met presentaties uit de multidisciplinaire productie "Mind your Gap" bijgewoond. Tenslotte heeft de Procureur-Generaal van Aruba, de heer mr. R.F. Pietersz een presentatie gegeven aan de delegaties.
Hieronder volgen de delegatiestandpunten, conclusies en aanbevelingen voortvloeiend uit de beraadslagingen van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties. Van de besprekingen zelf is een stenografisch verslag gemaakt. De openingstoespraken van de delegatieleiders zijn als bijlagen toegevoegd (bijlage 2), evenals de inleidingen van de bewindspersonen en de overige sprekers (bijlage 3).
I. Stand van zaken uitvoering Slotverklaring van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties van juni 2008 te Den Haag
Voor de Nederlandse Antillen zal mevrouw mr. Salmon-Brooks deel uitmaken van de commissie van drie deskundigen die zich zal buigen over de problematiek van het democratisch deficit. Al eerder was
bekend dat de andere twee leden, de heren mr. ing. H.C. Maduro voor Aruba en dr. A. Peper voor Nederland zullen zijn. Afgesproken wordt dat de commissie medio mei 2009 een rapport zal uitbrengen aan het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties (POK). De taak van de commissie berust op de onderzoeksvragen die in de Slotverklaring van juni 2008 zijn opgenomen. De Nederlandse delegatie zal een budget aanvragen bij het Presidium van de Tweede Kamer.
De delegaties zullen de invulling van de Koninkrijksdag agenderen voor het volgende POK.
Wat betreft de aflossing van studieschulden deelt de Antilliaanse delegatie mee dat eerst de werking van de draagkrachtmeting zal worden afgewacht.
De delegaties besluiten de aflossing van studieschulden van studenten die terugkeren naar Aruba en de Nederlandse Antillen en de erkenning van diploma's van Arubaanse onderwijsinstellingen te agenderen voor het POK in juni 2009.
De Arubaanse delegatie deelt mee nog geen nieuwe informatie te hebben ontvangen over de Raamovereenkomst voor een samenwerking met de Nederlandse Taalunie. De Nederlands-Antilliaanse delegatie zal nagaan hoe het staat met de samenwerkingsovereenkomst met de Nederlandse Taalunie en daarover rapporteren.
De bevordering van de Nederlandse taal op de Bovenwindse eilanden gebeurt onder andere door het uitzenden van programma's van de Nederlandse Programma Stichting (NPS) door BVN. Er is extra geld ter beschikking gesteld op basis van wederkerigheid. De Nederlandse delegatie zal nagaan bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en bij de omroep hoever de uitvoering van de plannen is gevorderd. Verder zal de Nederlandse delegatie informatie met betrekking tot de aanvraag van fondsen en de te volgen procedures aan de Nederlands-Antilliaanse delegatie doen toekomen.
De Nederlandse delegatie zal nagaan wat de stand van zaken is van het voorstel van Rijkswet Personenverkeer.
II. De gevolgen van de kredietcrisis voor de economieën van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba
Inleiding door drs. M.M. Agunberro en drs. J.R. Ridderstaat van de Centrale Bank Aruba, drs. D.E. Werleman van de Directie der Financiën, onder leiding van de minister van Financiën en Economische Zaken, de heer N.J.J. Swaen, Bac., mevr. J.R. Semeleer, MA, President van de Centrale Bank Aruba en de heer O.E. Croes, RA, Directeur van de Directie der Financiën
Er wordt een inleiding gehouden (bijlage 3) over de financiële crisis en de gevolgen daarvan voor de Arubaanse economie en een inleiding over de economische en budgettaire situatie van Aruba. Hierna wordt er met de delegaties van gedachten gewisseld.
Ondanks de relatieve eenzijdige economie van Aruba en de beperkte internationale blootstelling van de Arubaanse financiële instellingen blijven de effecten van de kredietcrisis voor de Arubaanse economie naar verwachting relatief beperkt. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse economie die een open karakter heeft en daardoor gevoeliger is voor de huidige financiële crisis. De situatie op de Nederlandse Antillen komt in grote lijnen overeen met die op Aruba.
Discussie
De delegaties discussiëren over de gevolgen van de kredietcrisis voor de drie delen van het Koninkrijk. Onderwerpen die daarbij aan de orde komen zijn: werkgelegenheid, financieel toezicht (onder andere op pensioenfondsen), te verwachten koopkrachtontwikkeling en maatregelen die in verband met de financiële crisis zijn genomen.
De economie van Aruba is primair afhankelijk van het toerisme. In verband met de teruggang van de Amerikaanse economie richt Aruba zich nu meer dan vroeger op toeristen afkomstig uit andere regio's; bijvoorbeeld uit Latijns-Amerika en Europa.
De Arubaanse economie kent lage werkloosheidscijfers. Regulering van de arbeidsmarkt is voor Aruba onder andere mogelijk door middel van het systeem van verblijs- en werkvergunningen. Ruim 30% van de werknemers zijn buitenlanders en vallen onder dat systeem.
In Aruba wordt op grond van afspraken uit 2005 gewerkt aan herstructurering van het Algemeen Pensioenfonds Aruba (APFA). De eindloonsystematiek zal worden vervangen door een middelloonsystematiek. Tengevolge van de financiële crisis ligt de dekkingsgraad van het fonds met 83%, thans ruim onder de minimumdekkingsgraad van 100%. Pas na afronding van de herstructeringsoperatie zal het fonds onder het financieel toezicht van de Centrale Bank van Aruba worden gebracht.
Ook de Arubaanse economie wordt geconfronteerd met dalende inkomsten en stijgende uitgaven. Het begrotingstekort schommelt momenteel rond 0,5% ten opzichte van de GDP 2009. Om op die ontwikkeling in te spelen, gaat Aruba uit van een basisscenario. Het is voor Aruba nog mogelijk op de regionale kapitaalmarkt aan financiële middelen te komen.
De staat van de economie van de Nederlandse Antillen is in veel opzichten vergelijkbaar met die van Aruba. De Antilliaanse economie heeft weinig blootstelling op de internationale markt. Het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen (APNA) valt momenteel niet onder het toezicht van de Centrale Bank. Maar de Staten van de Nederlandse Antillen hebben vooruitlopend op de wijziging van de Wet Toezicht Financiële Instellingen, toestemming gegeven om het financiële toezicht uit te voeren. Volgens de Bank van de Nederlandse Antillen worden de hypotheken nog steeds op basis van traditionele criteria beoordeeld. Deze criteria zijn onder meer: krediethistorie, de inkomensnorm, schuld- versus inkomensverhouding en de inkomensstabiliteit van de kredietaanvragers.
Verder wordt nog steeds uitvoerig geverifieerd of de door klant aangeleverde informatie ook daadwerkelijk klopt. De Antilliaanse bancaire instellingen hebben de beoordeling van hypotheken vrij strak in handen gehouden, hetgeen de Nederlandse Antillen heeft behoed in de financiële crisis te zijn meegesleurd.
In Nederland zijn de gevolgen van de kredietcrisis in eerste instantie vooral tot uiting gekomen in de bancaire sector. Toen Fortis Bank door de financiële crisis niet in staat bleek de overname van ABN-AMRO te financieren, heeft de overheid de ABN-AMRO en het Nederlandse deel van Fortis overgenomen. Dit is een tijdelijke maatregel, op termijn zal de bank weer worden geprivatiseerd. Een ander terrein waarop problemen ontstonden, was het (internet)sparen bij buitenlandse financiële instellingen die wel onder het Nederlandse financiële toezicht vallen. Zowel particulieren als overheden hadden op grote schaal geld ondergebracht bij die instellingen (bijvoorbeeld de IJslandse bank Icesave). Om de kleine spaarder tegemoet te komen heeft de Nederlandse overheid de garantieregeling verhoogd van 20.000 euro naar 100.000 euro. De verwachting is dat deze verhoging van de garantieregeling op termijn weer ongedaan zal worden gemaakt. Ook voor andere bedrijven in de private sector zijn in verband met de financiële crisis de mogelijkheden van financiële ondersteuning verruimd.
De totale kosten van de financiële (reddings)operatie zijn vooralsnog onduidelijk.
Ook in andere sectoren zijn in Nederland de gevolgen van de financiële crisis merkbaar. Door het open karakter van de economie zullen bedrijven failliet gaan en zal de werkloosheid toenemen; door de terughoudende opstelling van banken bij de hypotheekverstrekking en het teruglopen van het consumentenvertrouwen zal de crisis ook doorwerken naar de woningmarkt.
Daarnaast ondervinden veel bedrijven thans de gevolgen van een financiële sector die zeer terughoudend is met leningen. Ook het vertrouwen tussen de banken onderling is nog lang niet hersteld.
In Nederland wordt naar aanleiding van de financiële crisis in het bijzonder kritisch gekeken naar de functionering van het financieel toezicht. Te zijner tijd zal waarschijnlijk een parlementair onderzoek worden gedaan naar de aanpak van de crisis.
Conclusie
De drie delegaties zullen de internationale ontwikkelingen ten aanzien van de financiële crisis op de voet volgen en zullen waar nodig verscherping van het financieel toezicht aan hun respectieve regeringen voorstellen.
III. Buitenlands beleid
Inleiding door de minister van Algemene Zaken, de heer N.O. Oduber, over het buitenlands beleid (bijlage 3). Hierna wisselt hij met de delegaties van gedachten.
Inleiding
Buitenlandse Betrekkingen is een aangelegenheid van het Koninkrijk. Aruba heeft als land binnen het Koninkrijk een zekere mate van vrijheid om in het Caraïbische gebied en Latijns-Amerika eigen initiatieven te ontplooien onder de politieke verantwoordelijkheid van onze minister van Buitenlandse Zaken. Aruba heeft regelmatig contact met de betrokken minister en twee maal per jaar zijn er besprekingen met de Directie Westelijk Halfrond. Met het oog hierop is een liaison of een dependance van Buitenlandse Betrekking op Aruba naar de mening van Aruba overbodig. Als in de toekomst daaraan behoefte bestaat, kan een dependance komen op een van de BES-eilanden, van waaruit de andere landen bezocht kunnen worden.
Discussie
Opgemerkt wordt dat de ambassades niet genoeg aandacht besteden aan de Nederlandse Antillen en Aruba als delen van het Koninkrijk en dat het nodige gedaan moet worden om zowel Antillianen als Arubanen bij de ambassades te werk te stellen en hen bij het beleid te betrekken.
Ten aanzien van de veiligheid van het Caraïbische deel van het Koninkrijk wordt opgemerkt dat er sprake is van een samengestelde dreiging die zowel militaire, economische als criminele componenten omvat. Derhalve is een integraal veiligheidsbeleid noodzakelijk. Door asymmetrisch optreden van zowel terroristische als criminele organisaties vervaagt het traditionele verschil tussen externe en interne veiligheid. De effecten die deze vervaging met zich meebrengt, is iets waarover de landen gezamenlijk moeten nadenken. Aruba is slagvaardig geweest door actief mee te werken aan de kustwacht en het Recherchesamenwerkingsteam; bovendien heeft Aruba met het oog hierop een kustradarsysteem laten installeren.
Het grensverdrag tussen Venezuela en Nederland uit 1978 schrijft voor dat de staten elkaar informeren over de proefboringen en andere economische activiteiten in grensgebieden. Naar aanleiding van berichten over recente proefboringen heeft de minister-president gesteld dat een missie met Nederlandse en Arubaanse vertegenwoordigers Venezuela zullen bezoeken om duidelijkheid over de kwestie te krijgen.
De minister-president stelt dat de relatie met Venezuela een goede is en dat Venezuela niet als een directe dreiging wordt gezien. Er bestaan al jaren vruchtbare handelsrelaties met Venezuela en Aruba heeft economisch voordeel van de Venezolaanse toeristen die Aruba bezoeken. Er bestaan geen fricties tussen Aruba en Venezuela.
Met betrekking tot de UPG stelt de minister-president dat hij hierin geen heil ziet aangezien de Arubaanse economie voor 80% afhankelijk is van de Verenigde Staten. Aruba zou meer gebaat zijn met een LGO-plus nieuwe stijl als springplank voor de regio naar Europa.
De mensenrechten zijn voldoende gewaarborgd. Aruba wordt regelmatig bezocht door leden van de Mensenrechtencommissie van de VN en rapporteert aan het Koninkrijk wat betreft de mensenrechten.
Conclusies
Besloten wordt dat onze minister van Buitenlandse Zaken wordt uitgenodigd voor het volgende POK in juni a.s. en dat ook de nota Latijns-Amerika en Caraïbische Regio onderwerp van bespreking wordt.
IV. Sport en Koninkrijkspelen
Inleiding door drs. S. Tromp-Lee, beleidsmedewerkster bij het ministerie van Arbeid, Cultuur en Sport en door J. Beukenboom, Hoofd IDEFRE
Er wordt een presentatie (bijlage 3) gegeven over de sport op Aruba en de organisatie van Koninkrijksspelen 2009.
Discussie
Op Aruba bestaat er geen sportfonds gericht op de sportdeelname van alle lagen van de bevolking. Gebruik van alle sportfaciliteiten is gratis. Via de scholen worden driemaandelijkse sportprogramma's aangeboden. Hierna worden de jongeren aangemoedigd om aan georganiseerde sport te gaan doen. Talentvolle sportlui worden extra gesubsidieerd om op hoog niveau te blijven deelnemen. Deze subsidies worden verstrekt op aanwijzingen van de Comite Olimpico Arubano.
Conclusie
De drie delegaties stellen vast dat de voorbereiding van de Koninkrijksspelen 2009 en van de Culturele Kroonjuwelen met voortvarendheid ter hand wordt genomen.
V. Staatkundige vernieuwing waaronder good governance, rechtshandhaving, politie, democratisch deficit en concept-wetgeving consensusrijkswetten
Discussie
De drie delegaties hebben open, eerlijk en constructief met elkaar gediscussieerd over de voortgang van het proces van de staatkundige vernieuwing en de randvoorwaarden die aan de uitvoering moeten worden gesteld. De volgende onderwerpen kwamen bij deze bespreking aan de orde: rechtshandhaving, good governance, het democratisch deficit en de rol van het parlement in het wetgevingsproces van de ontwerpconsensusrijkswetten. Tijdens deze discussie is gebleken dat de drie delegaties in een aantal opzichten met elkaar overeenstemming hebben. De delegaties vinden het van belang dat het proces van de staatkundige vernieuwing geen onnodige vertraging ondervindt. Toch kwamen ook verschillen van mening tussen de delegaties en in mindere mate binnen de delegaties tot uiting.
De Nederlandse delegatie is bijvoorbeeld van oordeel dat goed bestuur van essentieel belang is bij de beoordeling van het hervormingsproces. De Nederlandse delegatie stelt dat good governance en rechtshandhaving belangrijke normen zijn bij de beoordeling of Sint Maarten de status van land kan krijgen. Hierover heeft de Tweede Kamer ook een motie aangenomen bij de behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties voor 2009: er moet eerst worden voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in de conclusies van de Start Ronde Tafel Conferentie (RTC) van 2005.
De Antilliaanse delegatie meent dat het behalen van de status van land binnen het Koninkrijk buiten discussie staat. Sint Maarten oefent zijn zelfbeschikkingsrecht uit conform de resoluties van de Verenigde Naties die door het Koninkrijk der Nederlanden moeten worden gerespecteerd. Eventuele gebreken in de uitvoering van het door de bevolking van Sint Maarten gekozen traject dienen door Nederland te worden verholpen zonder de gewenste status ter discussie te stellen.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie stelt de aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van Justitie in de consensusrijkswet OM ter discussie en blijft in afwachting van het advies van de Raad van State.
Langdurig hebben de delegaties van gedachten gewisseld over de betekenis van de conclusies van de Ronde Tafel Conferentie van 15 december 2008, de politieke afspraken, en als vervolg hierop de bevoegdheden van de parlementen, zoals het recht van amendement. De Nederlandse delegatie beklemtoont dat er nog geen wetsvoorstellen zijn ingediend en dat ingevolge artikel 17, vierde lid, van het Statuut het recht van amendement eveneens bestaat voor de gevolmachtigde ministers en de bijzondere gedelegeerden. Hierop stelt de Antilliaanse delegatie dat ingevolge het Statuut wijzigingen niet door de Koninksrijksregering kunnen worden vastgesteld zolang er geen consensus bestaat tussen de regeringen van de drie landen.
Van Arubaanse zijde wordt als voorbeeld van democratisch deficit genoemd het gebruik van artikel 14 juncto 43 van het Statuut door de Rijksministeraad bij hun beslissing inzake het onderwerp consensusrijkswet Gemeenschappelijk Hof ten opzichte van Aruba zoals verwoord in de motie van de Staten van Aruba en verzonden aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Conclusies
De delegaties van de Nederlandse Antillen en Nederland zijn eensgezind in hun oordeel dat de staatkundige vernieuwing van de Nederlandse Antillen met de conclusies van de RTC van 15 december 2008 een belangrijke vooruitgang heeft geboekt. Beide delegaties vinden dat het wetgevingsproces na deze politieke afspraken in de parlementen moet worden voortgezet. De verschillen die binnen de delegaties bestaan, zullen dan ook tot uitdrukking komen. Binnen de Nederlandse delegatie is tijdens vele overleggen al gebleken dat weliswaar een grote steun voor de staatkundige vernieuwing op hoofdlijnen bestaat maar bij de behandeling van de wetsvoorstellen zullen verschillen tussen de fracties kunnen blijken omdat zij onderdelen van de wetten zullen beoordelen aan de hand van hun eigen toetsingscriteria. Het recht van amendement wordt voluit erkend maar tevens wordt erop gewezen dat vaststelling van wetgeving slechts plaats kan vinden na consensus tussen de regeringen.
Besloten wordt om dit onderwerp weer te agenderen voor het volgende POK.
VI. Positie Antillianen en Arubanen in Nederland waaronder ECRI en registratie op basis van etniciteit
Discussie
De Nederlands-Antilliaanse delegatie brengt gemotiveerd de bezorgdheid van de Antillen naar voren met betrekking tot de ook door internationale organisaties als en discriminerend beoordeelde maatregelen ten aanzien van Antillianen en Arubanen in Nederland. Met name wordt de Antilliaanse bezorgdheid geuit met betrekking tot een mogelijke integrale opname van de Voormalige VIA in de VIR, zoals blijkt uit de beleidsbrief van de minister van WWI, aan de Tweede Kamer op 19 december jongstleden. De Antilliaanse delegatie herhaalt haar standpunt dat zij registratie op basis van etniciteit in het Koninkrijk verwerpt en verwijst hierbij naar de door de Staten van de Nederlandse Antillen aangenomen moties in deze.
De Staten van de Nederlandse Antillen zijn dan ook vastberaden dit laatste als het moet, op internationaal niveau aan de kaak te stellen en te bestrijden. De Antilliaanse delegatie betreurt het feit dat ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe, nog geen reactie is ontvangen van de Nederlandse regering op het ECRI-rapport, voor wat betreft de specifieke paragraaf met betrekking tot Antillianen en Arubanen, alsmede een reactie op de aanbevelingen met betrekking tot het Nederlands integratiebeleid.
De Arubaanse delegatie meent dat Nederland aan de hand van cijfers dient aan te tonen dat ook in Nederland woonachtige Arubaanse jongeren tot de groep risicojongeren behoren en derhalve ook geregistreerd dienen te worden. Dit temeer nu uit een recentelijk door Stichting Maatschappij & Criminaliteit verricht onderzoek "Youth Lifestyle Survey 2007" blijkt dat delinquent gedrag onder Arubaanse jongeren veel lager is dan bij Nederlandse jongeren.
Volgens de Nederlandse delegatie is de kern van het probleem het feit dat Antilliaanse en Arubaanse jongeren zich niet laten inschrijven in de GBA met als gevolg dat men niet weet om wie het gaat noch waar deze jongeren zich bevinden. Voorts is het van belang dat Nederlands-Antilliaanse jongeren voordat ze zich in Nederland gaan vestigen, de sociale vormingsplicht doorlopen hebben. Minderjarigen moeten in Nederland een voogd hebben.
De Nederlandse delegatie heeft kennisgenomen van het standpunt van de Nederlands-Antilliaanse delegatie. Zij merkt op dat aangezien de VIR nog niet is ingediend, het niet is te voorspellen hoe de regeling er uiteindelijk uit zal zien. Daarom behoudt zij zich inhoudelijk alle rechten voor.
Conclusies
De delegaties verzoeken de regeringen ten aanzien van jongeren, al het nodige te doen opdat zij een kansrijke toekomst hebben. De delegaties erkennen ook dat er een groep jongeren is met problemen. Bij de oplossing van deze problematiek zullen de landen elkaar waar nodig en mogelijk onderlinge hulp en bijstand te verlenen.
De delegaties verzoeken de regeringen om er zorg voor te dragen dat jongeren staan ingeschreven in de basisadministratie van de landen waar zij feitelijk gevestigd zijn..
De delegaties hebben kennisgenomen van het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van het ECRI-rapport en verzoeken in dit verband om een reactie op de specifieke paragraaf met betrekking tot Antillianen en Arubanen, alsmede een reactie op de aanbevelingen met betrekking tot het Nederlands integratiebeleid.
De delegaties verzoeken de Nederlandse regering om op basis van reeds verricht onderzoek, in het volgende POK inzicht te geven in de daadwerkelijke omvang van de groep jongeren met problemen en het deel van hen dat niet ingeschreven staat in de GBA's.
De delegaties verzoeken de Nederlandse regering om in het volgende POK een presentatie te geven van de resultaten van het onderzoek naar de effectiviteit van de bestuurlijke arrangementen, periode 2005-2008.
VII. EU Personenverkeer naar de BES-eilanden
Discussie
De Nederlands-Antilliaanse delegatie merkt op dat wat betreft het vrije verkeer van personen rekening zal moeten worden gehouden met de positie van in het bijzonder de BES-eilanden. Gelet op hun toekomstige positie als onderdeel van Nederland zal het fundamentele recht van de bevolking van de BES-eilanden om zelf en in eigen tempo hun ontwikkeling te bepalen, gewaarborgd moeten zijn.
Omdat de eilanden volledig onderdeel van Nederland zijn, zullen de meeste wettelijke regelingen van Nederland hier van toepassing zijn. Gelet op het feit dat Nederland lid is van de EU, is de vraag, in hoeverre de EU-wetgeving van toepassing zal zijn op de BES-eilanden.
Het vrije personenverkeer in de EU-lidstaten wordt als een fundamenteel recht van de EU-burgers erkend. Hoewel de BES-eilanden de LGO-status zullen behouden ook na de integratie met Nederland, is het uitermate belangrijk te weten in hoeverre de EU-wetgeving voor het vrije personenverkeer op de BES-eilanden zal moeten worden geïmplementeerd.
De bevolking van de BES-eilanden verwelkomt iedereen die zich met goede voornemens op deze eilanden wil vestigen. Gegeven de kleine schaal van deze eilanden, is het echter niet toelaatbaar dat zij overspoeld worden door Europese immigranten. Dit kan tot gevolg hebben dat de interne structuur beheerst zal worden door nieuwkomers die weinig affiniteit hebben met de bevolking en de regio.
Tot slot brengt de Nederlands-Antilliaanse delegatie naar voren dat, aangezien de wetgeving voor de BES-eilanden (WolBES) voor de komende jaren op deze eilanden zal gelden, de volgende onderdelen/aspecten zeker dienen te worden meegenomen:
Het taalbeleid op de BES-eilanden
Geen verplichte integratie zal moeten plaatsvinden
Het zelfbeschikkingsrecht van de BES-eilanden
Een overzicht van eventuele nieuwe integratievormen met Nederland na een evaluatie van de eerste vijf jaren van de nieuwe status.
De Nederlands-Antilliaanse delegatie gaat ervan uit dat de parlementen van de landen van het Koninkrijk deze gedachten zullen meewegen bij de behandeling van de wetgeving voor de BES-eilanden (WolBES).
De Nederlandse delegatie zegt in hoofdlijnen het proces van staatkundige hervormingen met betrekking tot het worden van onderdeel van Nederland als openbare lichamen van de BES-eilanden te ondersteunen. Als het hele staatkundige hervormingsproces, de verkrijging van de status van land van Curaçao en Sint Maarten, vertraging ondervindt, moet dit onderdeel toch worden voortgezet. Bij de behandeling van de wetgeving die betrekking heeft op de BES-eilanden wil de Nederlandse delegatie als gevraagd waar mogelijk rekening houden met de opvattingen van de vertegenwoordigers van de eilanden en met de eilandsvertegenwoordigers overleggen. De wetsvoorstellen liggen nu nog voor advies bij de Raad van State maar als zij bij de Kamer zijn ingediend, is de Nederlandse delegatie bereid met de volksvertegenwoordigers van de BES-eilanden hierover overleg te plegen. Maar het is een feit dat de bevolking heeft gekozen voor directe banden met Nederland wat ook verplichtingen met zich meebrengt.
Het vrij verkeer van personen is een grondrecht dat ook geldt voor de burgers van de Europese Unie. Maar vooralsnog geldt voor de BES-eilanden de status van Landen- en Gebieden Overzee (LGO). Pas na de evaluatie van de Wet openbare lichamen BES (WolBES) vijf jaar na toetreding tot het Nederlandse staatsbestel zal bezien worden welke relatie met de Europese Unie het beste past bij de uiteindelijke inrichting van de wetgeving voor de BES-eilanden. De LGO-status houdt in dat Europees recht er in beginsel niet geldt. Pas bij invoering van de UPG-status van de BES-eilanden zou het acquis communautaire van toepassing zijn met ingrijpende gevolgen voor de eilanden. De Tweede Kamer heeft op 9 oktober 2008 met dit standpunt van het kabinet ingestemd. Wat de vrees voor immigratie uit Nederland betreft is de Nederlandse delegatie ervan overtuigd dat wettelijk beperkingen mogelijk zijn.
Conclusie
De drie delegaties hebben kennisgenomen van de bezorgdheid van de eilanden Bonaire, Saba en Sint Eustatius over het toekomstig personenverkeer naar de eilanden. Zij onderstrepen het unieke karakter van elk van de drie eilanden vinden dat prioriteit moet worden gegeven aan het behoud hiervan.
VIII. Fondo Desaroyo Aruba en haar toekomst
Inleiding door het hoofd van Fondo Desaroyo Aruba, mevr. J.V. Henriquez, Bac.
Mevr. Henriquez houdt een inleiding (bijlage 3) waarbij onder meer de motieven voor de oprichting van de Fondo Desaroyo (FDA) in het jaar 2000 alsook de (inmiddels) behaalde doelen van de Fondo Desaroyo aan bod komen.
Discussie
De Arubaanse delegatie benadrukt dat de FDA de afgelopen jaren bewezen heeft een stichting te zijn die op afstand van de politiek conform doelstelling op doelmatige en rechtmatige wijze talrijke investeringen op Aruba heeft uitgevoerd. Zij oppert voorts het idee om in de toekomst voor in het bijzonder een aantal voorzieningen op het gebied van het welzijn van burgers, gemeenschappelijke doelen te formuleren. Bij realisatie hiervan zou ondersteuning bespreekbaar moeten zijn. Hierbij zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan een structuur vergelijkbaar met Europese fondsen of het creëren van een Koninkrijksfonds. Ook wordt in dit verband onder de aandacht gebracht dat wellicht goede voorbeelden te ontlenen zijn aan de werkwijze van de Europese Unie. De delegatie meent tot slot dat mede gelet op de bepalingen van het Statuut alle burgers binnen het Koninkrijk eenzelfde welvaarts- en welzijnsniveau dienen te hebben.
De Arubaanse delegatie is van oordeel dat wederzijdse samenwerking duurzaam moet zijn in de geest van het Statuut. Deze delegatie ondersteunt het voornemen van de Arubaanse regering om na 2009 het voormalige FDA voort te zetten in een aangepaste vorm.
De Nederlandse delegatie onderschrijft dat in ieder geval bij calamiteiten de regeringen opnieuw moeten overleggen of financiële hulp in een of andere richting noodzakelijk is.
Conclusies
De delegaties zijn het over eens dat in de loop der jaren een groot aantal belangrijke investeringsprojecten gerealiseerd is en wachten met belangstelling de evaluatie af. Voorts is het voor de delegaties duidelijk dat zoals tevoren afgesproken Nederland tot 2009 financieel zal bijdragen aan de FDA.
IX. Stand van zaken van het voorzieningenniveau op de BES-eilanden, de betrokkenheid van de bevolking bij het proces en het financieel toezicht
Voorafgaand aan de bespreking van deze onderwerpen geeft het College financieel toezicht (Cft) een presentatie (bijlage 3). Het financieel toezicht is `ingesteld om te helpen bij het op orde brengen van de overheidsfinanciën van de BES-eilanden en van de toekomstige landen Curaçao en Sint Maarten. Speciale aandacht bestaat ook voor het financieel beheer. De uiteindelijke doelstelling is dat de nieuwe entiteiten het financieel toezicht zelf uitoefenen.
Van de zijde van het Cft is benadrukt dat het financieel toezicht uitsluitend betrekking heeft op financieel-technische aangelegenheden. Het college deelt niet de opvatting dat het politieke keuzes maakt dan wel wil beïnvloeden. Het is de taak van het college de financiële kaders te bewaken. In sommige gevallen is gebleken dat in het verleden gemaakte afspraken niet of niet duidelijk zijn vastgelegd. Dit kan een belemmering vormen voor een goede uitoefening van het financieel toezicht. In de praktijk wordt het college ook nogal eens geconfronteerd met misverstanden omtrent de taken die door het college zouden worden uitgeoefend. Zo is restitutie van belastingen geen onderwerp dat behoort tot het takenpakket van het Cft. De inning van belastingen op de BES-eilanden zal op korte termijn worden overgenomen door de Nederlandse belastingdienst. Op de eilanden gaat het overigens vooral om indirect belastingen.
Het Cft bestaat momenteel uit een bestuurscollege van 6 personen en uit een groep van ongeveer tien medewerkers die belast zijn met de feitelijke uitoefening van het financieel toezicht. Het college verwacht dat een dergelijke omvang ook in de komende jaren nog noodzakelijk zal zijn.
Nederland is niet verantwoordelijk en aansprakelijk voor de na de afgesproken schuldsaneringsdatum ontstane schulden. De schulden, die resteren op het moment dat de staatkundige vernieuwing is voltooid, zullen tussen Curaçao en Sint Maarten worden verdeeld. De nieuwe entiteiten moeten op termijn zelf een goed functionerende financiële functie (control en controle) inclusief toezicht neerzetten. In de nieuwe situatie worden zij zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de leningen en de aflossing daarvan.
Conclusie
Financieel toezicht heeft een voorspoedige start gemaakt, de BES-eilanden moeten er weliswaar nog aan wennen, maar zien ook in dat in korte tijd aanzienlijke verbeteringen tot stand zijn gekomen.
X. Onderwerpen voor het volgende POK
Stand van zaken van de uitvoering van de afspraken van de Slotverklaring van de POK 2009
Staatkundige vernieuwing
Onderwijs vernieuwing waaronder: erkenning diploma's en aflossing studieschulden en rapport Dijsselbloem
Koninkrijksdag, Koninkrijkspelen en Culturele Kroonjuwelen
Buitenlands beleid
Rapport deskundigen democratisch deficit en toekomst POK
Positie Antillianen en Arubanen in Nederland, waaronder OcAN implementatierapport
Drugsproblematiek onder jongeren
Gevolgen van de financiële crisis voor de economieën van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba
Natuur en milieu waaronder alternatieve energie
Het volgende POK zal gehouden worden in Den Haag van 15 tot en met 19 juni 2009.
Bijlage 1
Programma
Bijlage 2
Openingstoespraken
Bijlage 3
Inleidingen
Eerste Kamer der Staten Generaal