Kamerbrief inzake Sudan, reis van de Nederlandse mensenrechtenambassadeur,
18-25 oktober 2008
07-01-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Hierbij bieden wij u aan het verslag van de reis van de Nederlandse
mensenrechtenambassadeur (MRA) naar Sudan. Deze reis vond plaats van
18 tot 25 oktober 2008. De reis was een vervolg op ons bezoek aan
Sudan van 4 t/m 7 februari jl. In het verslag van die reis gaven wij
al aan dat wij op het gebied van de mensenrechten concrete
vervolgacties zouden ondernemen.
De reis van de mensenrechtenambassadeur had tot doel om de grootste
Nederlandse zorgen te bespreken, maar ook te kijken naar eventuele
terreinen op mensenrechtengebied waar concrete ondersteuning geboden
kan worden. In gesprekken met diverse autoriteiten, NGO's, de VN en
mensenrechtenorganisaties zijn met name de cultuur van straffeloosheid
en het geweld tegen vrouwen aan de orde gekomen. Ook de situatie van
vluchtelingen en de persvrijheid zijn tijdens deze reis aan de orde
geweest.
Uit het bijgevoegde verslag blijkt dat de mensenrechtensituatie in
Sudan nog steeds zeer zorgelijk is. Hoewel de omvang van de problemen
zeer groot is, en de omstandigheden waaronder gewerkt moet worden
uiterst moeilijk, blijft Nederland op de genoemde onderwerpen gericht
inzetten, bijvoorbeeld met trainingen voor de rechterlijke macht en
projecten gericht op de verbetering van de positie van vrouwen.
Ons voornemen is desalniettemin om deze lijn voort te zetten en waar
mogelijk verder te ontwikkelen.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. M.J.M. Verhagen Drs. A.G. Koenders
Verslag van de reis naar Sudan van de mensenrechtenambassadeur,
18-25 oktober 2008
Van 18 tot 25 oktober bezocht de Nederlandse mensenrechtenambassadeur
Sudan (Khartoem, Darfur, Juba). Met dit bezoek werd opvolging gegeven
aan de reis van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor
Ontwikkelingssamenwerking aan Sudan van 4 tot en met 7 februari dit
jaar. Doel van de reis was te onderzoeken hoeveel ruimte bestaat voor
het opzetten van een dialoog met de Sudanese autoriteiten over
mensenrechten in Sudan, het zoeken naar verdere mogelijkheden voor
ondersteuning van concrete projecten ter verbetering van de
mensenrechtensituatie en te bezien in hoeverre individuele gevallen
onder de aandacht van de Sudanese autoriteiten kunnen worden gebracht.
Samenvatting
Tijdens de reis sprak de mensenrechtenambassadeur met de regering,
NGO's, parlementariërs, journalisten, advocaten,
mensenrechtenactivisten, donoren en met de VN (UNAMID in Darfur en
UNMIS in Khartoem en Juba). Hoofdthema's die Nederland opbracht waren
de cultuur van straffeloosheid, het geweld tegen vrouwen, het geweld
tegen vluchtelingen en het belang van persvrijheid. De gesprekken met
de Sudanese overheid waren redelijk openhartig maar ook werd kritiek
enkele malen afgedaan als vermeende eenzijdigheid en dubbele
standaarden van de EU, het Westen en de VN. Van Sudanese kant werd
benadrukt dat het tijd kost om bepaalde misstanden uit te bannen.
In de gesprekken is ook bezien of er enigerlei mogelijkheid is voor
ondersteuning. Opbouw en functioneren van de rechtsstaat vereisen
substantiële steun, maar vergen wel politiek commitment aan Sudanese
zijde, en dat is op dit moment twijfelachtig. Binnen die beperkingen
kan het bieden van mensenrechtentrainingen aan NGO's, advocaten,
rechters, politie, journalisten, en aan comités inzake geweld tegen
vrouwen wel van belang zijn.
Algemene bevindingen
Uit de dialoog met de diverse gesprekspartners bleek dat mensenrechten
in Sudan een gevoelig, maar niet onbespreekbaar onderwerp vormen. In
zijn algemeenheid kan geconstateerd worden dat in Noord-Sudan op het
gebied van mensenrechtenwetgeving en -handhaving weliswaar enige
capaciteit bestaat, maar onvoldoende politieke wil. In Zuid-Sudan is
het andersom: er bestaat nog weinig capaciteit, maar wel enige
politieke wil. De mensenrechtensituatie in Zuid-Sudan geeft echter
reden tot zorg, vooral op het gebied van de kwaliteit van het
justitieel apparaat, het ontbreken van wetgeving en de gevolgen
daarvan voor de rechtsgang en rechtshandhaving.
De situatie in Darfur blijft onverminderd zorgelijk. Het geweld gaat
nog steeds door, zij het dat na de komst van UNAMID enige verbetering
is opgetreden. UNAMID is echter nog lang niet op sterkte en kan als
gevolg daarvan de veiligheid in de kampen voor binnenlandse ontheemden
niet altijd verzekeren.
Het maatschappelijk middenveld krijgt vooral in Noord-Sudan weinig
ruimte, tenzij het door de regering ingestelde NGO's betreft. In
Zuid-Sudan is er bovendien sprake van een beperkte capaciteit van het
maatschappelijk middenveld. Journalisten en mensenrechtenverdedigers
worden in heel Sudan met regelmaat geïntimideerd. In het noorden van
Sudan vindt dagelijks censuur van de pers plaats.
Straffeloosheid
De gesprekken over de cultuur van straffeloosheid, waarbij grove
schendingen van mensenrechten niet of onvoldoende vervolgd worden,
werden met name bij de overheid sterk gekleurd door de mogelijke
aanklacht van het Internationaal Strafhof (ICC) tegen President
Bashir. Vertegenwoordigers van de Sudanese regering en het parlement
bestreden de rechtsgeldigheid van een aanklacht. Sudan had immers zelf
al een speciale onderzoekscommissie ingesteld om daders van misdrijven
tegen de menselijkheid te vervolgen. De in september aangestelde
Speciale Aanklager voor Misdrijven in Darfur, Ibrahim, zei zich te
zullen beperken tot de grote zaken, waaronder de beschuldigingen tegen
Janjaweed-leider Ali Kushayb, tegen wie het ICC in april 2007 een
arrestatiebevel heeft uitgevaardigd. Staatssecretaris van Justitie
Zumrawi en de Rapporteur van de Adviesraad Mensenrechten Dr. Taha
stelden dat er van straffeloosheid en immuniteit voor geüniformeerden
geen sprake is. Zij verwezen naar voorbeelden van leger- en
politiefunctionarissen die zich schuldig hadden gemaakt aan moord,
plundering en verwoesting van dorpen in Darfur en daarvoor waren
berecht en gestraft. Wel erkenden zij het bestaan van wettelijke
immuniteit voor de geüniformeerde diensten, maar deze zou slechts van
procedurele aard zijn Volgens de VN en het ICC is er echter nog geen
enkele veroordeling geweest.
Geweld tegen vrouwen
Bespreking van aanhoudend seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes
door leger, militia's en rebellen bleek niet langer een taboe. Er is
een actieplan bij diverse overheidsorganisaties en de VN is betrokken
bij de activiteiten. Of deze activiteiten effect hebben is moeilijk
aan te geven. Gesprekspartners van de overheid stelden dat het aantal
verkrachtingen daalt en daders vervolgd worden. In Noord-Darfur zijn
vrouwelijke politieagenten aangesteld die in IDP-kampen werken aan de
opbouw van community-policing. De politie zou vrouwen aanmoedigen
aangifte te doen. Toegang tot medische zorg is verbeterd.
De VN meent echter op basis van eigen monitoring dat het seksueel
geweld tegen vrouwen nog steeds doorgaat en dat van de meeste
verkrachtingen nog steeds geen aangifte wordt gedaan. Het grootste
obstakel ligt juist in gebrek aan vervolging en berechting van daders.
Leger en politie-functionarissen genieten wettelijke immuniteit voor
misdrijven die zij plegen tijdens het uitoefenen van hun dienst. Een
slachtoffer kan vragen om opheffing van die immuniteit, maar daarvoor
gelden ingewikkelde procedures. Noodzaak om de immuniteit af te
schaffen is meerdere malen opgebracht, maar volgens de overheid is de
huidige regeling adequaat.
Geweld tegen vluchtelingen
De veiligheidssituatie van de ontheemden in de kampen in Darfur blijft
zorgelijk. De ontheemden ondervinden geweld door gewapende groepen
binnen en buiten de kampen en hebben weinig vertrouwen dat UNAMID hen
kan beschermen. De oorzaak van het gebrek aan veiligheid zijn de
aanhoudende misdrijven die door de verschillende milities gepleegd
worden en de trage ontplooiing van de UNAMID-troepen. UNAMID neemt
zelf wel maatregelen waar mogelijk: de inval van regeringstroepen in
het kamp bij Kalma (september jl.), waarbij 30 doden vielen, was het
sein om in ieder geval in dit kamp tot 24-uursbewaking over te gaan.
Met de inzet van meer politie-eenheden moet de bewaking in andere
kampen eveneens verbeteren. Daarnaast werkt UNAMID aan eigen bewaking
door de IDP's zelf (`community policing'). Dit is echter nog
nauwelijks van de grond gekomen. De situatie verschilt bovendien per
kamp. In West-Darfur verloopt bescherming van IDP's door de Sudanese
politie wel goed.
Persvrijheid
In de interim-grondwet is de vrijheid van meningsuiting weliswaar
vastgelegd, maar in de praktijk maakt de veiligheidsdienst (NISS) in
het noorden van Sudan hier op grove wijze inbreuk op door via
dagelijkse bezoeken een aantal dagbladen te censureren. Het betreft
dan vooral berichten over Darfur, de aanval van de JEM-rebellen op
Khartoem, het ICC en corruptie. In Juba (Zuid-Sudan) vindt geen
stelselmatige perscensuur plaats, maar volgens journalisten bestaat in
Zuid-Sudan geen wettelijke basis op grond waarvan zij hun werk kunnen
doen. Een in samenwerking met journalisten opgestelde nieuwe mediawet
is nog niet aangenomen. In Juba zelf is bovendien nog geen drukpers
aanwezig.
Overig
Tijdens het bezoek werd meerdere malen het mandaat van de Speciale
VN-rapporteur voor Mensenrechten in Sudan, mevrouw Sima Samar, ter
sprake gebracht. Tot teleurstelling van de EU wist Sudan in de
Mensenrechtenraad te bereiken dat dit mandaat met slechts een half
jaar verlengd werd. Van Nederlandse kant is een dringend beroep gedaan
op zowel de minister van Buitenlandse Zaken als de staatssecretaris
van Justitie om zich bij de verdere bespreking constructief op te
stellen.
Tot slot is in gesprekken met de staatssecretaris van Justitie en de
minister van Buitenlandse Zaken een aantal concrete individuele
gevallen van arbitraire detentie opgebracht. Van Sudanese kant werd
toegezegd hierover binnenkort verdere informatie te verschaffen.
Vervolgacties
Als vervolg op de reis van de mensenrechtenambassadeur zal Nederland
zich ten behoeve van een betere mensenrechtensituatie in Sudan
inzetten voor de volgende zaken:
1. Proactieve inzet in EU-kader voor de verlenging van het mandaat van
de Speciale VN-rapporteur voor Mensenrechten in Sudan tijdens de
zitting van de Mensenrechten Raad van de VN in juni 2009.
2. De ambassades van de EU en andere gelijkgestemde landen in Khartoem
zullen intensiever overleggen over de mensenrechten en gezamenlijke
acties inzake mensenrechtenschendingen. Nederland heeft het initiatief
daarvoor genomen.
3. Met de Sudanese autoriteiten zal verder gesproken worden over de
situatie van enkele door de delegatie aangekaarte individuele gevallen
van arbitraire detentie. Deze individuele gevallen worden tevens
aangegrepen om het functioneren van de rechtsstaat in zijn
algemeenheid te bespreken.
4. Nederland zal extra bijdragen aan verbetering van de
mensenrechtensituatie, vooral gericht op de bescherming van vrouwen
tegen geweld, door middel van versterking van het rechtssysteem door
bijvoorbeeld trainingen van rechters, politie en justitie (via UNDP,
UNAMID). Ook zal gekeken worden naar de mogelijkheid voor trainingen
ten behoeve van journalisten en ondersteuning van lokale
mensenrechtenverdedigers.
Hierbij wordt gestreefd naar complementariteit met bestaande
mensenrechtenprojecten die de ambassade in Khartoem financiert op het
gebied van versterking van de rechtsstaat en de verbetering van de
justitiële toegang voor burgers in Darfur, de IDP kampen rond Khartoem
en het zuiden van Sudan. Deze activiteiten hebben als doel de
capaciteit te versterken van de justitiële diensten, lokale
autoriteiten en rechtshulpverleners door middel van juridische
trainingen en activiteiten om de bewustwording te vergroten. Speciale
aandacht gaat uit naar het terugdringen van geweld tegen vrouwen in
Zuid-Sudan en Darfur.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken