Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van de leden Van der Vlies en Van der Staaij over Iraanse handelscentra

07-01-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Vlies en Van der Staaij over Iraanse handelscentra. Deze vragen werden ingezonden op 14 november 2008 met kenmerk 2080905220.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Drs. F. Heemskerk

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Heemskerk, staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van de leden Van der Vlies en Van der Staaij (SGP) over Iraanse handelscentra.

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht, dat Iran's Trade Promotion Organization een handelscentrum heeft geopend in Rotterdam? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Hoe beoordeelt u dit bericht, mede in het licht van het gegeven dat Nederland handelscontacten met Iran niet wil bevorderen in verband met opgelegde VN-sancties en op onderdelen zelfs in het geheel géén handel met Iran wil en mag toestaan? Acht u deze ontwikkeling gewenst?

Antwoord
Nederland blijft ten aanzien van Iran een tweesporenbeleid voorstaan: een strenge naleving van de eisen van de VN-Veiligheidsraad enerzijds, en het blijven voeren van de dialoog en het openhouden van kanalen op andere terreinen anderzijds. Reguliere economische contacten kunnen derhalve in beginsel doorgang vinden. Zoals in de brief van 7 maart jl. over Internationaal Ondernemen (kamerstuk 31380, nr. 1) en de brief van 11 juni jl. over de gevolgen van VN-resolutie 1803 voor exportbevorderingsinstrumenten richting Iran (kamerstuk 31380, nr. 2) is aangegeven, acht de regering het evenwel niet passend om van overheidswege handelscontacten met Iran pro-actief te bevorderen.

De Nederlandse overheid is dan ook niet betrokken geweest bij de oprichting van het handelscentrum. Het betreft een initiatief van het TPOI en private Nederlandse ondernemers.

Vraag 3
Kunt u aangeven of er ook Iraanse handelscentra zijn geopend in andere landen van de Europese Unie? Zo neen, waarom vormt Nederland hierop dan een uitzondering?

Antwoord
Er zijn aanwijzingen dat het TPOI over soortgelijke handelscentra en
-attachees in de wereld beschikt, enkele andere landen van de Europese Unie inbegrepen.

Vraag 4
Wat zijn de doelstellingen van het handelscentrum? Op welke manier heeft de regering gewaarborgd dat er géén activiteiten door het handelscentrum worden ontwikkeld die op grond van de vigerende VN-sancties niet zijn toegestaan? Op welke manier wordt daar toezicht op gehouden?

Antwoord
Het doel van het handelscentrum is matchmaking tussen Iraanse en Nederlandse bedrijven en het faciliteren van handel(scontacten). Het centrum dient zich te houden aan de Nederlandse wet, waarvan sanctiewetgeving onderdeel vormt. Buitenlandse handel en investeringen worden gevolgd door de diverse economische controle- en douanediensten.

Vraag 5
Hoe reageert u op de uitspraak van de heer Zadbum van de TPOI die de hoop uitsprak dat het handelscentrum een bijdrage zou kunnen leveren aan een grotere handel en sterkere economische banden tussen Nederland en Iran? Valt dit binnen de kaders van het Nederlandse handelsbeleid ten aanzien van Iran?

Antwoord
De uitspraak van de heer Zadbum is voor zijn rekening. Zie voorts het antwoord op vraag 2.

Vraag 6
Hoe verhoudt zich de beoogde Nederlandse en internationale druk op Iran tot het gegeven dat Nederland één van de belangrijkste handelspartners is van Iran? Wordt hiermee de gewenste druk op Iran niet ondermijnd?

Antwoord
De stelling dat Nederland een van de belangrijkste handelspartners van Iran is, klopt niet. In de top twintig van handelspartners van Iran komt ons land niet voor (2007). De Nederlandse export dit jaar van januari tot en met september vertegenwoordigt met 345,4 miljoen Euro slechts 12% van de waarde van producten die bijvoorbeeld Duitsland exporteerde naar Iran (2,8 miljard Euro), 27% van de waarde van de export van Frankrijk (1,27 miljard Euro) en 22% van de waarde van de Italiaanse export naar Iran (1,57 miljard Euro). De Verenigde Staten exporteerde een volume vergelijkbaar met de Nederlandse export van 300 miljoen Euro. Verder is de export van Nederland naar Iran ten opzichte van dezelfde periode in 2007 met 12 procent gedaald, waar de export van Duitsland een stijging kende met 10%, Frankrijk met 20% en Italië met 24%. De Amerikaanse export naar Iran steeg in die periode met 405%. (Bronnen: Eurostat, US Census Bureau)

1. http://www.iranvnc.com/en/floater_article/2/5605, "Iran opens trade center in the Netherlands", 28 oktober 2008


* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl