Rechtbank Amsterdam


Proportionaliteitstoetsing en de Overleveringswet

Amsterdam, 7 januari 2009 - De Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam oordeelde 30 december 2008 over een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW).
Voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid in de zin van de Overleveringswet dient te worden onderscheiden tussen de zg. stelselevenredigheid van de Overleveringswet en de evenredigheid bij de uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel. Het stelsel van de Overleveringswet is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit, gebaseerd op het uitgangspunt dat deze overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken. Verwezen zij naar de considerans bij het Kaderbesluit sub 7 en naar het rechtskader van het Kaderbesluit, zoals dat door het HvJEG in zijn arrest van 3 mei 2007 is geformuleerd (Zaak C-303/05 Advocaten voor de Wereld VZW tegen Leden van de Ministerraad. Zie ook de Conclusie bij dit arrest van de AG Ruiz-Jarabo Colomer van 12 september 2006, Zaak C-303/05, 18-26).
Dat neemt niet weg dat de concrete toepassing van de Overleveringswet, te weten de uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel, onder omstandigheden onevenredig bezwarend kan zijn voor de opgeëiste persoon. Hiervoor is onlangs met nadruk de aandacht gevraagd door de Raad van de Europese Unie, die eerder het Kaderbesluit vaststelde, in het Handbook on how to issue a European Arrest Warrant. (8216/1/08 REV 2 COPEN 70 EJN 26 EUROJUST 31). Daarin staat onder meer vermeld: "(3. Criteria to apply when issuing an EAW - principle of proportionality) Considering the severe consequences of the execution of an EAW as regards restrictions on physical freedom and the free movement of the requested person, the competent authorities should, before deciding to issue a warrant, bear in mind, where possible, considerations of proportionality by weighing the usefulness of the EAW in the specific case against the measure to be applied and its consequences. (-)"
Hoewel dit commentaar slechts de status heeft van een Aanbeveling aan de Lidstaten en in zoverre de nationale wetgeving niet rechtstreeks raakt, herinnert de Raad er onder verwijzing naar het Pupino-arrest (HvJEG, C-105/03) aan dat de rechterlijke autoriteiten gehouden zijn het nationale recht zo nodig kaderbesluitconform uit te leggen. Dat wil zeggen dat de nationale rechter alle bepalingen van nationaal recht in aanmerking moet nemen en deze zo veel mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van het kaderbesluit. In zoverre is deze Aanbeveling dan ook mede richtinggevend voor de rechtbank.

LJ Nummer

BG9037

Bron: Rechtbank Amsterdam Datum actualiteit: 7 januari 2009 Naar boven