Kamerbrief inzake het verslag van de geannoteerde agenda van de informele ministriële bijeenkomst in Praag op 8 januari 2009
31-12-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Met verwijzing naar het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 23 december 2008 met kenmerk 08-EU-B-056 inzake een schriftelijk verslag over de geannoteerde agenda van de informele ministeriële bijeenkomst op 8 januari 2009 in Praag bieden wij u hierbij het schriftelijk verslag aan.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Schriftelijk verslag inzake de geannoteerde agenda van de informele ministeriële bijeenkomst in Praag op 8 januari 2009
Institutionele kwesties
Ten aanzien van de te bespreken institutionele kwesties verzoekt de CDA-fractie de regering om aandacht te vragen voor het proces van ratificatie in Tsjechië en Polen. De CDA-fractie verzoekt de regering om aan het Tsjechische Voorzitterschap te vragen om toch in ieder geval zelf het ratificatieproces af te ronden. De CDA-fractie vraagt of de regering het van belang acht voor het functioneren van het Tsjechische Voorzitterschap dat Tsjechië zelf het Verdrag van Lissabon ratificeert, mede ook omdat Tsjechië als Voorzitter Polen en Ierland zal moeten aansporen om het ratificatieproces te voltooien.
Spoedige ratificatie door Tsjechië en Polen van het Verdrag van Lissabon heeft de volle aandacht van de regering en waar nodig zal de regering daar op geëigende momenten (zowel bilateraal als in EU-kader) bij beide betrokken lidstaten aandacht voor vragen. Vooralsnog geldt als uitgangspunt dat beide lidstaten zich, door hun instemming met de conclusies van de Europese Raad van 11 en 12 december, hebben verbonden aan het collectieve streven dat het Verdrag van Lissabon voor het einde van 2009 in werking zal treden, wat niet mogelijk is zonder ratificatie door alle 27 lidstaten.
Als Voorzitter zal Tsjechië zeker gebaat zijn bij eigen ratificatie om het proces te sturen dat moet leiden tot Ierse instemming met het Verdrag.
Transatlantische betrekkingen
De CDA-fractie vraagt of in het kader van de discussie over de Transatlantische betrekkingen ook zal worden gesproken over de bilaterale afspraken die Polen en het Tsjechische voorzitterschap hebben gemaakt met de Verenigde Staten over het 'missile defense system'? Zo nee, waarom niet en zo ja, wat is de inzet van de Nederlandse regering?
De onderhandelingen tussen de VS, Polen en Tsjechië over het Amerikaanse raketverdedigingssysteem zijn een bilaterale aangelegenheid van de betrokken landen. Wel vindt NAVO-overleg plaats over raketverdediging in bredere zin. De NAVO besluit niet over de onderhandelingen van de VS met Polen en Tsjechië maar overlegt wel over de gevolgen hiervan voor het Bondgenootschap. Voor een uitgebreide toelichting op de Nederlandse inzet in NAVO-verband verwijst de regering naar de notitie over raketverdediging (kamerstuknummer 28 676, 52) die de Kamer op 25 maart 2008 is toegegaan. Als raketverdediging in de EU aan de orde wordt gesteld zal de regering een constructief debat niet uit de weg gaan. De regering zal er wel op wijzen dat de NAVO en niet de EU het geëigende forum is om over raketverdediging te discussiëren en te besluiten.
Energievoorzieningszekerheid
De CDA-fractie vraagt over welke aspecten op het gebied van energievoorzieningszekerheid het debat zal gaan en wat op deze aspecten de inzet van de Nederlandse regering is. Voorts vraagt de CDA-fractie welke landen worden uitgenodigd voor de conferentie over de Southern Corridor. De CDA fractie vraagt zich af waarom Rusland wel bij deze landen wordt genoemd en Oekraïne niet. De CDA fractie vindt het wenselijk om ook Armenië uit te nodigen indien de overige landen op de westelijke Kaukasus worden uitgenodigd.
Het debat zal zich toespitsen op de diversificatie van de Europese energievoorziening, in het bijzonder op de aanvoer van gas uit Centraal-Azië via de te realiseren Nabucco-gaspijpleiding. Nederland is een groot voorstander van een verdergaande diversificatie van de Europese energievoorziening en de Nabucco-gaspijpleiding.
Kazachstan, Azerbeidzjan, Turkmenistan, Georgië en Turkije zijn uitgenodigd voor de conferentie over de Southern Corridor.
Rusland is nog niet formeel uitgenodigd voor de conferentie, maar gezien de grote rol die Rusland op energiegebied in deze regio speelt ligt de aanwezigheid van Rusland bij deze conferentie wel voor de hand. Dat geldt niet voor Oekraïne, dat ook niet betrokken is bij de totstandkoming van de Nabucco-gaspijpleiding.
De Nabucco-pijpleiding zal niet door Armenië lopen.
Mogelijk zal ook gesproken worden over het (financiële) geschil tussen Oekraïne en Gazprom en de eventuele gevolgen hiervan voor de gastoevoer aan Europa.
De CDA fractie is van mening dat ook gesproken dient te worden over de situatie in de door Rusland bezette delen van Georgië:Zuid-Ossetië en Abchazië en vraagt zich af of ook gesproken over de voortgang van de EU waarnemingsmissie in dit gebied. Zo nee, waarom niet en zo ja, met welke inzet van de Nederlandse regering?
Hoewel de focus van de informele besprekingen zal liggen op energievoorzieningzekerheid, kan niet worden uitgesloten dat ook de voortgang van de EU waarnemingsmissie in Georgië ter sprake komt. De EU is van mening dat de missie ook toegang dient te hebben tot Abchazië en Zuid-Ossetië om haar mandaat effectief te kunnen uitvoeren en zij blijft dit ook uitdragen, onder meer in de context van de internationale besprekingen die tussen de betrokken partijen in Genève plaatsvinden.
De CDA-fractie vraagt waarom op deze informele bijeenkomst niet nader gesproken wordt over de plannen om de banden met de Oostelijke buurlanden van de EU aan te halen. Indien in de marge gesproken wordt over initiatieven voor de Oostelijke buurlanden, verzoekt de CDA-fractie de regering om ook het partenariaat als samenwerkingsvorm aan de orde te stellen.
De leden van de CDA fractie verzoeken de regering om in het kader van het aanhalen van banden met de Oostelijke buurlanden aandacht te vragen voor de mensenrechtensituatie in Belarus. De CDA fractie is van mening dat er geen sprake kan zijn van het aanhalen van banden met de autoriteiten van Belarus zolang elementaire mensenrechten met voeten worden getreden en verwacht een duidelijk en eensgezinde EU opstelling.
Het Oostelijk Partnerschap staat als zodanig niet op de agenda van de bijeenkomst in Praag aangezien de mededeling van de Europese Commissie over het Oostelijk Partnerschap (d.d. 3 december 2008) eerst op Raadswerkgroepniveau zal worden besproken. Voor het standpunt van de regering ten aanzien van het Oostelijk Partnerschap verwijs ik u naar de brief van de Staatssecretaris voor Europese Zaken d.d. 22 december 2008 betreffende het BNC-fiche Oostelijk Partnerschap.
In de partenariaatsbrief die de Kamer op 14 mei 2008 is toegegaan (kamerstuknummer 31202, 24) stelt de regering dat het partenariaat een mogelijkheid zou kunnen zijn voor de zes oostelijke Europese buren van de Unie, die in theorie de mogelijkheid hebben ooit in aanmerking te komen voor het EU-lidmaatschap maar daar op dit moment geen uitzicht op hebben.
De regering deelt de mening van de CDA-fractie dat het substantieel verdiepen van de relatie met Belarus niet aan de orde kan zijn zolang er in dat land geen verbetering optreedt op het gebied van mensenrechten en democratisering. Dit is ook vastgelegd in de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 13 oktober 2008.
Ministerie van Buitenlandse Zaken