4. Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over het
bericht dat winst uit vastgoedtransacties in de zorg vrij besteed
mag worden
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over het bericht dat
winst uit vastgoedtransacties in de zorg vrij besteed mag worden
Kamerstuk, 22 december 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
22 december 2009
DMC-K-U-2897266
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van Van Gerven (SP) over
Het bericht dat winst uit vastgoedtransacties in de zorg vrij besteed
mag worden (2080906200).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Wat is uw reactie op uitspraak van de Raad van State dat de winst uit
vastgoedtransacties niet meer per definitie hoeven terug te vloeien in
de zorg zelf? 1)
Vraag 2
Deelt u de mening dat dit een onwenselijke uitkomst is? Zo ja, welke
maatregelen gaat u nemen? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid de Wet
Toelating Zorginstellingen (WTZi) aan te passen dat ook
vastgoedtransacties onder het winstverbod komen te vallen?
Antwoord 1 en 2
De uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft
tot gevolg dat het voorschrift - verbonden aan alle WTZi-toelatingen -
tot behoud van waarde van onroerende zaken voor zorg geen rechtskracht
heeft.
De overwegingen van de Raad van State waren geheel juridisch van aard
en hebben geen betrekking op het door mij gevoerde beleid, dat de
waarde van onroerende zaken behouden moet blijven voor zorg. Dit
beleid blijft dan ook onverkort van kracht.
Op dit moment zijn er daartoe nog andere publieke en private
waarborgen aanwezig.
Op grond van artikel 18 WTZi blijft goedkeuring vooraf door het
College Sanering Zorginstellingen (CSZ) vereist voor transacties met
onroerende zaken die na de transactie blijvend niet meer voor zorg
worden gebruikt. Dit waarborgt dat in die gevallen geen weglek uit de
zorg kan plaatsvinden.
Ook het Waarborgfonds voor de Zorg (WfZ) moet vooraf goedkeuring
verlenen aan vastgoedtransacties, indien sprake is van door het Wfz
geborgde leningen of indien sprake is van uitvoering van de
Rijksgarantieregeling 1958.
Het door mij ingezette beleid richting integrale tarieven is een
prikkel voor instellingen om de marktwaarde te bedingen bij
transacties met onroerende zaken en de opbrengst te besteden aan zorg.
Inmiddels is wetgeving in voorbereiding zodat de door de Raad van
State gewenste wettelijke grondslag er wel komt. Over het voorstel Wet
cliëntenrechten zorg bent u geïnformeerd met brief TK 2007-2008 31476,
nr. 1.
In de tussentijd verwacht ik dat het merendeel van de zorginstellingen
de marktwaarde zal bedingen bij transacties met onroerende zaken en de
opbrengst niet anders zal besteden dan aan zorg. Vaak kunnen
instellingen ook niet anders omdat hun statuten dat bepalen.
In overleg met het College Sanering Zorginstellingen en de Nederlandse
Zorgautoriteit bezie ik op korte termijn de mogelijkheden voor
aanvullende waarborgen voor de periode tot aan inwerkingtreding van de
gewenste wettelijke grondslag.
Het verbod op winstoogmerk uit de WTZi is op dit ogenblik van
toepassing op intramurale instellingen in zowel de cure- als de
care-sector. Zorginstellingen die vastgoedtransacties plegen zijn in
overwegende mate intramurale instellingen waarvoor dus het verbod op
winstoogmerk al van toepassing is.
Vraag 3
Wanneer kan de Kamer uw reactie op het advies van de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) over winstexperimenten in de zorg verwachten?
Antwoord 3
Ik zie het advies van de NZa als één van de bouwstenen voor afwegingen
in het kader van toekomstig beleid rond het thema winst in de zorg.
Een besluit over winstexperimenten in de zorg staat niet op zichzelf
maar dient te worden geplaatst in een breder kader, zoals kwaliteit en
transparantie van de zorg en het toezicht daarop. Er zijn dan ook meer
bouwstenen nodig dan alleen het NZa-advies. Het is mijn voornemen om
hierover uiterlijk in het voorjaar (2009) een brief naar de Tweede
Kamer te zenden.
1) Het Financieele Dagblad, 24 november 2008
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport