Lancering van de Watercanon
Toespraak | 16-12-2008 | Utrecht | Staatssecretaris Tineke Huizinga
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren, jongens en meisjes,
Dank u wel voor deze mooie weergave van onze geschiedenis en al het
werk dat u als commissie heeft verzet. U heeft de canonvensters met
veel zorg uitgekozen. Duidelijk is: water stroomt door onze hele
geschiedenis heen. Vanaf de eerste boeren die zich hier vestigden in
de vroege middeleeuwen tot nu toe. Maar: besèffen we wel hoe
essentieel water voor Nederland is?
Het lijkt zo vanzelfsprekend dat er water uit de kraan komt. Dat we
massaal onder de zeespiegel wonen en daar 65% van ons bruto nationaal
product verdienen. We staan er nauwelijks bij stil dat zonder onze
dammen, dijken en duinen tweederde van ons land regelmatig onder water
zou staan. We denken er ook zelden over na dat we dankzij onze band
met het water zijn uitgegroeid tot een van de grootste handelsnaties
ter wereld.
Maar wie de geschiedenis kent, weet dat dit niet vanzelfsprekend is.
De canon maakt ons duidelijk dat het water ons al veel vaker voor
uitdagingen heeft geplaatst. En dat we daar nu nog veel van kunnen
leren.
In de middeleeuwen groeven onze voorouders sloten om drassige
veengronden te ontwateren, zodat het modderige land bewoonbaar en
vruchtbaar werd.
In Friesland delfden zij zware, natte kluiten veen uit de grond, die
zij te drogen legden. De kluiten werden turf, dat zij gebruikten als
brandstof. Zo ontstonden de meren en plassen waar wij massaal genieten
van het skûtsjesilen en de sneekweek.
Onze voorouder bouwden windmolens, wonderen van innovatie in hun tijd,
en konden daarmee kunstmatig natte gebieden droog malen.
Zij gebruikten het water om papiermolens aan te drijven.
Zij legden de Amsterdamse grachten aan, die het kabinet onlangs heeft
voorgedragen voor de Unesco-erfgoedlijst.
Onze voorouders legden in 1932 de laatste hand aan de Afsluitdijk. Een
dijk die we nu gaan renoveren en opnieuw tot een innovatief kunststuk
gaan maken.
Gegrift in onze nationale herinnering staat ook de watersnoodramp van
1953. Nederland werd getroffen door een zware storm. Onze dijken waren
niet bestand tegen de enorme golven en een groot deel van Zeeland,
Zuid-Holland en Brabant overstroomde. Ruim 1.800 mensen verdronken en
72.000 mensen verloren hun huis.
Na deze ramp zeiden we: `dit nooit meer!'. En we begonnen met de bouw
van de Deltawerken.
Al deze gebeurtenissen en ingrepen hebben ons landschap gevormd tot
wat het vandaag de dag is. Dus als we de geschiedenis kennen, kunnen
we ons landschap begrijpen.
Maar water blijft in beweging, net als de geschiedenis van ons
waterbeheer. Nieuwe tijden brengen nieuwe uitdagingen met zich mee.
Het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt, er valt meer regen en de
rivieren voeren meer water af.
De bevolking is de afgelopen vijftig jaar gegroeid en het land - met
haar bebouwing - is veel meer waard geworden. Ons kapitaal ligt
grotendeels onder de zeespiegel.
Daarom heb ik de Deltacommissie in het leven geroepen. Een commissie
van bestuurders en belangrijke wetenschappers, allemaal wijze mannen
en vrouwen. Zij hebben bekeken hoe wij ons kunnen aanpassen aan
klimaatverandering. In september presenteerde de commissie haar
bevindingen. De situatie is niet acuut, maar wel urgent. Als we nu
voortvarend aan de slag gaan kunnen we Nederland veilig en leefbaar
houden.
Het kabinet voelt de urgentie en heeft het advies omarmd. Het geeft
richting aan de maatregelen die wij de komende jaren nemen. Deze week
stuur ik het Nationaal Waterplan naar de Tweede Kamer, waarin ik onder
meer een aantal belangrijke beslissingen over de toekomst van onze
waterveiligheid bekendmaak.
Volgend jaar presenteer ik namens het kabinet het ontwerp voor een
nieuwe Deltawet. De wet regelt de taken en bevoegdheden van een
Deltaregisseur, die gaat zorgen voor de samenhang en voortgang van het
Deltaprogramma. Dit is een pakket aan maatregelen om op korte en lange
termijn het hoofd boven water te houden. Ook de financiering van het
programma komt aan de orde.
We zetten dus belangrijke stappen op weg naar de toekomst. En daarbij
vergeten we het verleden niet. Want wie de geschiedenis niet kent, is
gedoemd haar te herhalen.
Daarom moeten we weten wat er in het verleden verkeerd is gegaan en
hoe we ervan hebben geleerd. We moeten ons de watersnoodramp uit 1953
blijven herinneren. Zo hoeven we niet opnieuw wakker geschud te worden
door een ramp om te begrijpen hoe belangrijk het is om te investeren
in waterveiligheid. Het is belangrijk dat wij dit bewustzijn
overdragen op kinderen en jongeren, de volgende generatie
waterbeheerders.
Maar ook de positieve gebeurtenissen uit ons verleden zijn het waard
om te blijven herinneren. De waterhelden, de uitvindingen van toen:
zij inspireren ons vandaag om het waterbeheer op een hoger plan te
trekken.
Daarom heb ik de canoncommissie in het leven geroepen. Net als de
Deltacommissie is het een groep van wijze mannen en vrouwen. Onder
leiding van Alfred van Hall brachten zij de veelzijdige geschiedenis
van het Nederlandse waterbeheer tot leven. Hiermee levert de commissie
een belangrijke bijdrage aan ons nationaal geheugen en aan het
onderwijs.
Een geschiedenis om trots op te zijn. Weinig volken kunnen bogen op
zo'n nauwe band met het water. We kennen de màcht en de pràcht van het
water. Onze voorouders leefden met het water. Onze kindskinderen
zullen met het water leven. Dat drukt deze canon uit.
Ik wil de commissie nogmaals hartelijk bedanken en feliciteren met dit
prachtige resultaat.
Verwante onderwerpen
* Water en toekomst
Ministerie van Verkeer en Waterstaat