KPMG
Zorgsector wacht golf van faillissementen
"De voorgenomen wijziging van het ministerie van VWS leidt tot een
aanslag op het eigen vermogen van zorginstellingen en tot
onvergelijkbare jaarrekeningen".
De Nederlandse zorgsector wacht een golf van faillissementen nu het
Ministerie van VWS van plan is de waardering van onroerend goed in de
jaarverslagen van ziekenhuizen, verpleeghuizen en instellingen voor
geestelijke gezondheidszorg en zorg aan gehandicapten drastisch te
veranderen. Het ministerie wil dat de instellingen bij de waardering
van onroerend goed niet meer de richtlijnen van de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) hanteren, maar de richtlijnen die in het
bedrijfsleven gelden. Dit betekent dat voor alle materiele vaste
activa vanaf 1 januari 2009 de gewone richtlijnen van de Raad voor
Jaarverslaggeving gaan gelden.
Overgang naar waardering van de vaste activa op basis van de regels
van het bedrijfsleven zal leiden tot een verkorting van de
afschrijvingstermijn van de gebouwen tot een periode van dertig jaar.
Dit betekent dat in één keer het gehele eigen vermogen van vele
zorginstellingen verdwijnt.
Uit onderzoek van KPMG blijkt dat de noodzakelijke
inhaalafschrijvingen ruim 10% van het budget van zorginstellingen
bedraagt. Deze afwaardering als gevolg van de stelselwijziging gaat
ten laste van het eigen vermogen dat bij vele zorginstellingen nog
niet eens 10% bedraagt. "De combinatie die ontstaat door het opheffen
van het oude bouwregime, het ontbreken van een overgangsregeling en
het invoeren van de nieuwe regels voor jaarverslaggeving van
zorginstellingen, zal leiden tot chaos bij de jaarverslaggeving van
zorginstellingen", constateert David Voetelink, partner bij KPMG
Gezondheidszorg.
Voetelink: "Zelfs faillissementen zijn niet uit te sluiten. De
voorgenomen wijziging leidt tot een aanslag op het eigen vermogen van
zorginstellingen en tot onvergelijkbare jaarrekeningen. Alleen een
heldere overgangssystematiek van het oude naar het nieuwe bouwregime
kan de dreigende faillissementen en de chaos in de verslaggeving
voorkomen".
Hoewel de voorgenomen uniformering van de verslaggeving in de
zorgsector aan die van het bedrijfsleven volgens Voetelink een
logische stap lijkt, is het probleem in de zorg dat de waardering van
de vaste activa gedurende de afgelopen decennia gebaseerd is geweest
op de richtlijnen van de NZa. Voetelink: "Specialisten op het gebied
van de jaarverslaggeving zullen wellicht tegenwerpen dat een eventuele
lagere waardering van de vaste activa voor een deel tot uitdrukking
zal komen in een post financiële vaste activa, een vordering op NZA
uit hoofde van de nacalculatie voor de komende jaren. Nu heeft de NZa
geen geld. Dus de vordering is een harde vordering zolang sprake is
van volledige nacalculatie van de kapitaallasten of een heldere
overgangsregeling. De vordering is dan ook boterzacht indien die
alleen maar kan worden verdiend door productie te maken en die in
rekening te brengen bij zorgverzekeraar en zorgkantoor.
Hiermee wordt het inschatten van de waarde van genoemde vordering al
snel een subjectieve zaak. Het is dus totaal geen gedegen basis voor
de waardering. Indien er toch sprake zal zijn van een substantiële
waardering, zullen de door de zorginstellingen gehanteerde
uitgangspunten sterk uiteen gaan lopen, waardoor de vergelijkbaarheid
van de jaarverslaggeving volledig verloren gaat."
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Andy Bellm, (020)
656 7039.
© 2008 KPMG N.V., registered with the trade register in the
Netherlands under number 34153857 and a Dutch limited liability
company and a member firm of the KPMG network of independent member
firms affiliated with KPMG International, a Swiss cooperative. All
rights reserved.