4. Fries project Foar Elkoar afgesloten
Fries project Foar Elkoar afgesloten
Toespraak, 10 december 2008
Staatssecretaris Bussemaker heeft in Leeuwarden na het project Foar
Elkoar afgesloten door sterren uit te reiken aan twintig Friese
gemeenten. Tegelijkertijd is het Frieslab-experiment van start gegaan:
een werkplaats om de samenhang tussen de verschillende zorgwetten en
regels te verkennen en te verbeteren.
Beste mensen,
Vandaag wordt met deze bijeenkomst het project Foar Elkoar afgesloten.
De uitreiking van de sterren aan twintig Friese gemeenten lijkt mij
een van de hoogtepunten van dat project. Ik reken erop dat u uw
sterren in de toekomst blijft waarmaken!
Deze bijeenkomst is tegelijk ook het begin van iets nieuws: vandaag
beginnen we in Fryslân met een experiment dat voor het hele land van
belang kan worden: het Frieslab.
Als staatssecretaris vind ik het buitengewoon verheugend dat er op het
terrein van de zorg zo actief wordt gewerkt aan vernieuwing.
En vooral ook dat verschillende partijen daarvoor met elkaar
samenwerken: de provincie Fryslân, de Vereniging Friese Gemeenten, de
Friesland Zorgverzekeraar en het ministerie van VWS.
U hebt mij deze dag uitgenodigd om iets te zeggen over mijn visie op
de toekomst van de zorg. Dat doe ik graag. De inrichting, de kwaliteit
en de kosten, met name van de langdurige zorg, vormen een van de
grotere vraagstukken waar we als samenleving voor staan.
De kern van mijn beleid is snel samen te vatten. Ik vind dat ieder
mens zoveel mogelijk moet worden gestimuleerd om deel te nemen aan de
samenleving en voor zichzelf te zorgen. Tegelijkertijd moeten mensen
die kwetsbaar zijn of gebreken hebben, kunnen rekenen op goede
persoonsgerichte zorg.
Mijn doel is mensen duidelijkheid en zekerheid te bieden over de
beschikbaarheid en kwaliteit van die zorg. Nu en in de toekomst. Dat
vraagstuk kunnen we niet voor ons uitschuiven, daar moeten we nu wat
aan doen.
Er zijn rond de AWBZ in haar huidige vorm tal van problemen, en zeker
niet alleen financiële. U kent net als ik de klachten over te weinig
cliëntgerichtheid, het gebrek aan kwaliteit en de overdaad aan
bureaucratie. Maar is meer aan de hand. De AWBZ is in de afgelopen 40
jaar in haar aard en omvang veranderd. Er is in de loop van de tijd
veel aanvullende regelgeving ontstaan. Daarmee is de AWBZ onbedoeld
verstrikt geraakt in andere wetten en domeinen.
De uitgaven voor de AWBZ omvatten op dit moment ruim 40 procent van de
totale uitgaven in de gezondheidszorg. Ter vergelijking: in 1972 was
dat 21 procent.
Steeds meer mensen hebben de afgelopen jaren ondersteuning gekregen
vanuit de AWBZ. Die ondersteuning is bijna altijd individueel,
persoonsgericht.
Maar moeten we die kant wel uit? Willen we naar een samenleving waarin
iedere vorm van hulp en ondersteuning volledig individueel wordt
ingevuld? Willen we dat jongeren vanaf zeer jonge leeftijd worden
`gemedicaliseerd' en daarmee onbedoeld ook vaak worden
gestigmatiseerd? Willen we een maatschappij waarin iedere oudere hulp
krijgt bij het boodschappendoen en de administratie?
Mijn visie op de maatschappij is een andere.
Ik heb het over een samenleving waarin ouderen en jongeren een veilige
omgeving om zich heen hebben. Waarin we uitgaan van wat mensen nog wel
kunnnen en van sociale netwerken. Een samenleving waarin vele
maatschappelijke actoren hun verantwoordelijkheid nemen voor het
welzijn van oudere en jongere mensen. Ik doel daarmee op gemeenten,
scholen, zorg- en welzijnsinstellingen, kinderopvang gelegenheden,
sportclubs en buurten.
Mijn visie op zorg start bij participatie.
Zorg ligt in het verlengde van participatie.
Als je participatie wilt bevorderen, bouw je met elkaar een sociaal
netwerk op, waarin iedere burger wordt gestimuleerd om zijn talenten
te ontwikkelen. Bij participatie hoort een collectief aanbod van
voorzieningen. Zorg is veel sterker op het individu gericht.
Ik ben blij dat in brede kring het besef is gegroeid dat de zorg nog
veel beter moet worden afgestemd op de wensen van cliënten. De cliënt
hoort centraal te staan.
De zorg moet dichterbij de mensen komen. Daarom wil ik betere
samenwerking tussen formele en informele zorg en ondersteuning. Ik wil
het gewone leven meer terugbrengen in de zorg.
Het wordt tijd om de AWBZ weer terug te brengen naar de basis:
bijzondere zorg voor mensen die deze zorg langdurig nodig hebben:
gehandicapten, psychiatrisch patiënten en ouderen.
Mijn agenda voor de verbetering van de AWBZ bevat een aantal
actiepunten. Die heb ik in verschillende brieven aan de Kamer
uiteengezet. Ik wil de positie van de cliënt versterken en de
keuzevrijheid en diversiteit in wonen bevorderen. Ik wil de uitvoering
van de AWBZ vereenvoudigen en de bureaucratie verminderen. Maar
vandaag ga ik het vooral hebben over twee andere actiepunten: het
behoud van de solidariteit tussen mensen, en de kwaliteit van de zorg.
Laat ik beginnen bij het bewaken en instandhouden van de solidariteit.
Het is van groot belang dat mensen die AWBZ-premie betalen solidair
blijven met mensen die om welke reden dan ook langdurig zorg nodig
hebben. Iemand met een modaal inkomen betaalt op dit moment
maandelijks 320 euro premie voor de AWBZ. Die solidariteit is goed op
te brengen zo lang het gaat om geloofwaardige en onbetwistbare vormen
van zorg.
Het probleem is dat nu onvoldoende duidelijk is wie wanneer waar
precies recht op heeft. De zorg is niet altijd geloofwaardig en zeker
ook niet altijd onbetwist.
De AWBZ werkt calculerend gedrag in de hand, waarbij aanspraken op
vergoedingen worden gemaximaliseerd.
Ik vind dat we heldere definities moeten afspreken, zodat iedereen
voortaan weet op welke zorg iemand onder welke omstandigheden
aanspraak kan maken. We moeten ervoor zorgen dat er geen
verantwoordelijkheden op de AWBZ worden afgewenteld die beter door
gemeenten, onderwijsinstellingen, jeugdzorg en burgers zélf gedragen
kunnen worden.
De overheid heeft als taak te zorgen voor de juiste randvoorwaarden op
basis waarvan instellingen goede AWBZ-zorg kunnen leveren. Maar mensen
hebben ook een eigen verantwoordelijkheid om problemen op te lossen,
wellicht met hulp uit hun eigen omgeving. Dat zijn we de laatste jaren
nogal eens vergeten.
Om die reden heb ik vorig jaar al een aantal maatregelen genomen om
het beroep op de AWBZ te beperken. Mensen die alleen een lichamelijke
aandoening hebben, hebben geen recht meer op langdurige ondersteunende
begeleiding, zoals hulp bij de administratie en de boodschappen.
Op 1 januari 2009 gaat bovendien een aantal nieuwe maatregelen in. De
functies ondersteuning, activering en behandeling worden omgevormd tot
twee functies: begeleiding en behandeling. De grondslag
`psychosociaal' verdwijnt uit de AWBZ en het gebruik van de AWBZ door
jongeren met een licht verstandelijke handicap wordt beperkt.
Die maatregelen zijn nodig om de AWBZ betaalbaar te houden.
De behoeften van burgers, die nu een beroep doen op de AWBZ, zitten
naar mijn overtuiging veel meer op het vlak van participatie dan op
het vlak van hulp. Professionals, mantelzorgers en vrijwilligers
moeten veel meer samenwerken om cliënten te helpen naar hun vermogen
deel te nemen aan de samenleving. Dat is de beste support die we
mensen kunnen geven.
In mijn visie sluiten de AWBZ en de WMO daarom naadloos op elkaar aan.
Als gemeenten integraal maatwerk bieden en mensen echt de kans geven
om te participeren, kunnen we in veel gevallen voorkomen dat mensen
een beroep op de AWBZ moeten doen.
Mijn tweede punt is de verbetering van de kwaliteit van de zorg.
We hebben het tegenwoordig nogal eens over respect en fatsoen. In
situaties waarin kwetsbare mensen afhankelijk zijn van anderen, zijn
begrippen als `menselijke maat' en `respect voor het individu' nog
belangrijker dan in het `gewone' leven. Daar zou ik in de praktijk van
de zorg graag meer aandacht voor zien.
Er is de afgelopen jaren in de sector gelukkig al veel aan
kwaliteitsverbetering gedaan. Bijvoorbeeld door het opstellen en
invoeren van kwaliteitsindicatoren, het werken aan verbeteringen via
de Zorg voor Beter-trajecten en het opstellen van veiligheidsplannen.
Die lijn moet in de toekomst worden doorgezet. Met het oog op de
vergrijzing zullen we ook fors moeten inzetten op innovaties in de
zorg, omdat we anders handen tekort gaan komen.
Willen we de cliënt echt van dienst zijn, dan wordt het tijd om meer
samenhang te brengen in de zorg en ondersteuning. Systemen moeten ten
dienste staan van de cliënt, op een manier die professionals in staat
stelt om die cliënt beter te helpen.
Ik denk dat veel cliënten het omgekeerde nogal eens ervaren: dat hun
probleem ondergeschikt is aan het systeem. Veel professionals hebben
dat gevoel trouwens ook: hun professionaliteit en inzet zijn
ondergeschikt geraakt aan de uitvoering van systemen. Dat kan echt
anders.
Precies op dat punt heb ik hoge verwachtingen van het
Frieslab-experiment, dat vanaf vandaag van start gaat: een werkplaats
om de samenhang tussen de verschillende zorgwetten en regels te
verkennen en te verbeteren.
Op dit moment kennen we een aantal zorgwetten, waaronder de
Zorgverzekeringswet, de AWBZ, de WMO en de Wet op de Jeugdzorg. Deze
wetten geven de kaders aan waarbinnen gemeenten, aanbieders,
zorgkantoren, zorgverzekeraars en de provincie moeten samenwerken, met
als doel de dienstverlening aan de cliënt zo goed mogelijk af te
stemmen en efficiënt in te richten.
Uiteraard doen zich hierin knelpunten voor. Want het leven is vaak
complex. Individuele gevallen verschillen altijd van elkaar en de
wetten kennen hun grenzen. Maar juist daarom is het
Frieslab-experiment van groot belang.
Het Frieslab is een werkplaats waar knelpunten en kansen op het
terrein van integrale ketenzorg worden gesignaleerd en waar ook
oplossingen worden gezocht.
Daar werken de provincie, de Vereniging Friese gemeenten, De Friesland
Zorgverzekeraar en het ministerie van VWS gezamenlijk aan mee.
Het doel van het Frieslab is meer inzicht te krijgen in de manier
waarop we ketenzorg kunnen organiseren en de kwaliteit van de dienst-
en zorgverlening kunnen verbeteren. Een provincie als Fryslân is een
uitstekende plek om de samenhang tussen AWBZ, de Zorgverzekeringswet,
de WMO, de wet op de Jeugdzorg en de Wet op collectieve preventie en
volksgezondheid te verkennen en te versterken. Het is niet alleen een
kwestie van beleid en techniek, maar vooral ook an houding en cultuur.
Want u heeft in deze provincie al veel ervaring opgedaan met
vernieuwingsprojecten op het terrein van wonen, zorg en welzijn. En u
beschikt over geweldige samenwerkingsverbanden tussen dienst- en
zorgverleners, woningcorporaties en verzekeraars. Daar kan menig
andere provincie jaloers op zijn.
De toekomst van de zorg, de kwaliteit en de betaalbaarheid van die
zorg, gaan ons allen aan. De zorg voor kwetsbare mensen is immers een
graadmeter voor de kwaliteit van onze samenleving. Daarom is er de
komende jaren werk aan de winkel. En het experiment Frieslab kan
daarbij van grote betekenis zijn.
Ik verwacht dat het hele land kan leren van de ervaringen die het
Frieslab de komende drie jaar gaat verzamelen. U kunt er van op aan
dat ik de halfjaarlijkse rapportages vanuit Leeuwarden met grote
belangstelling zal volgen.
Ik wens het bestuur onder voorzitterschap van Clémence Ross, en alle
andere betrokkenen veel inzicht, wijsheid en creativiteit bij de zaken
die in zo'n experimentele situatie aan de orde zullen komen. Ik wens u
allen heel veel succes met het Frieslab!
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport