Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
BEZOEKADRES:
A. VAN LEEUWENHOEKLAAN 9
3721 MA BILTHOVEN
POSTADRES:
POSTBUS 578
3720 AN BILTHOVEN
Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en TEL.: 030 274 2777
Milieubeheer FAX: 030 274 4476
Mevrouw dr. J.M. Cramer INFO@COGEM.NET
Postbus 30945 WWW.COGEM.NET
2500 GX Den Haag
DATUM 25 september 2008
KENMERK CGM/080925-01
ONDERWERP Signalering Biologische machines? Het anticiperen op ontwikkelingen in de
synthetische biologie
Geachte mevrouw Cramer,
Naar aanleiding van uw verzoek om een advies (dd 14 januari 2008) over de mogelijke
bioveiligheidsaspecten en ethisch-maatschappelijke aspecten van synthetische biologie bied ik
u hierbij de signalering "Biologische machines? Het anticiperen op ontwikkelingen in de
synthetische biologie" aan.
Beleidssamenvatting
De huidige risicobeoordeling volstaat
Er is vooralsnog geen noodzaak voor nieuwe regelgeving op het gebied van
veiligheid en risicobeheersing van synthetische biologie. Synthetische biologie kan
worden behandeld met de (bestaande) wet- en regelgeving voor genetische
modificatie, waarbij het voorzorgsprincipe volstaat.
Er hoeven vooralsnog geen nieuwe veiligheidsmaatregelen ontwikkeld te worden
voor werkzaamheden met synthetische organismen. De veiligheidsmaatregelen
(werk- en inperkingsvoorschriften) die gehanteerd worden voor ggo's en wildtype
pathogenen zijn ook toepasbaar om synthetische organismen in te perken.
De komende jaren voldoet de huidige risicoanalyse methodiek voor werkzaamheden
met synthetische organismen, mede omdat naar verwachting alleen werkzaamheden
met biologisch ingeperkte en apathogene organismen zullen plaatsvinden.
Op langere termijn van ca. tien jaar en meer zijn er mogelijk ontwikkelingen
waarvoor de huidige risicoanalyse niet volstaat. Aangetekend moet worden dat de
kennis in de loop der tijd ook zal groeien, waardoor het waarschijnlijk wel mogelijk
blijft om een risicoanalyse uit te voeren.
Indien een risicoanalyse niet mogelijk is, leidt dit niet tot risico's voor mens en
milieu, maar mogelijk wel tot een belemmering van de ontwikkeling van het weten-
schapsveld synthetische biologie. Immers indien een risicoanalyse niet mogelijk is,
zullen de werkzaamheden op het hoogste inperkingsniveau ingeschaald worden. Dit
betekent dat de experimenten onder tal van beperkingen en alleen tegen aanzienlijke
kosten uitgevoerd kunnen worden.
Wat te doen tijdens de beginfase van media-aandacht?
De aandacht voor synthetische biologie neemt in de media toe. De technologie zit in
het begin van een `hype fase'. In dit stadium van de ontwikkelingen heeft de
overheid geen taak om het debat te faciliteren, want: 1) het maatschappelijke debat
ontstaat spontaan, en 2) er zijn geen concrete toepassingen waarover zinvol
gediscussieerd kan worden.
In dit stadium is het de taak van de overheid zich te laten informeren, waaraan met de
adviesvragen aan COGEM en KNAW/RGO bijgedragen is. Verder kan de overheid
informatie beschikbaar stellen aan de deelnemers van het debat.
De overheid kan de ontwikkelingen in de synthetische biologie stimuleren met
onderzoeksgelden en middelen. De overheid moet zich hierbij realiseren dat met het
nemen van stimuleringsmaatregelen ze mede de richting van de ontwikkeling van de
synthetische biologie bepaalt.
Omgaan met de tegenstelling tussen afnemende media-aandacht en toenemende
marktactiviteiten
Over enige tijd zal de aandacht van media en publiek afnemen (einde van de `hype
fase'). Het is niet op voorhand te voorspellen op welke termijn dit zal gebeuren.
Het afnemen van de media- en publieke aandacht valt paradoxaal genoeg samen met
het feit dat juist in deze periode de ontwikkelingen vaste vorm beginnen te krijgen.
Wil de overheid sturing aan de ontwikkeling geven dan is dit de periode waar dat
plaats moet vinden. Wil de overheid hiervoor inbreng via maatschappelijk debat
hebben, dan staat zij voor de uitdaging om bij een teruglopende publieke aandacht
een debat op te starten of te faciliteren. Er is in de komende periode van enkele jaren
de gelegenheid voor de overheid haar beleidsagendasetting voor deze fase voor te
bereiden. De COGEM zal samen met het Rathenau Instituut verkennen welke
activiteiten door de overheid in deze periode van `stilte voor de storm' kunnen
worden ondernomen.
De overheid kan zich een beeld vormen van de komende ontwikkelingen en
toepassingen door de semi-wetenschappelijke literatuur, de aanvragen van patenten
en vergunningen en de eind- en voortgangsrapportages van onderzoeks- en
stimuleringsprogramma's te monitoren. Dit laatste vraagt om een
interdepartementale monitoring (aangezien rapportage gefragmenteerd over de
departementen plaatsvindt). Het geheel kan een early warning signaal opleveren.
Verder kan de trendanalyse biotechnologie een rol spelen bij het monitoren van
nieuwe ontwikkelingen.
In het debat dat de overheid faciliteert kan ze informatie over de ophanden zijnde
ontwikkelingen en toepassingen inbrengen.
Rekening houden met de internationale context
De Nederlandse ontwikkelingen zijn slechts van beperkte invloed op de totale
ontwikkeling. Het verdient aanbeveling dat ook de uitkomsten van de Europese
onderzoeksprojecten gevolgd worden. De EC kan gevraagd worden hierover jaarlijks
te rapporteren.
Het verdient verder aanbeveling om contact te zoeken met andere landen cq
werelddelen als de VS en de Aziatische landen om zich vroegtijdig op de hoogte te
stellen van nieuwe toepassingen en ontwikkelingen.
Vinger aan de pols houden in latere fasen
Bij het verschijnen van de eerste concrete toepassingen van de synthetische biologie
zal de aandacht van media en publiek weer toenemen. De (richting van de)
ontwikkelingen ligt echter dan al grotendeels vast.
In deze latere perioden moet de overheid duidelijke informatie over risico's en
veiligheid (maatregelen) geven en de vinger aan de pols houden om te kunnen
evalueren of haar beleid aanpassing behoeft.
De door de COGEM gehanteerde overwegingen en de hieruit voortvloeiende signalering treft
u hierbij aan als bijlage.
Hoogachtend,
Prof. dr. ir. B.C.J. Zoeteman
Voorzitter COGEM
cc. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, prof. dr. R.H.A. Plasterk
Biologische machines?
Het anticiperen op ontwikkelingen in de synthetische biologie
COGEM signalering CGM/080925-01
COGEM advies CGM/080925-01
2
Biologische machines?
Samenvatting
Synthetische biologie is een nieuw onderzoeksveld dat zich richt op het
veranderen van bestaande organismen met als doel het verkrijgen van nuttige
functies, en tevens op het ontwerpen en synthetiseren van kunstmatige genen en
complete biologische systemen1. Door stap voor stap het functioneren van
levende cellen te ontrafelen en op basis van die kennis kunstmatige celonderdelen
te construeren, hopen onderzoekers uiteindelijk een volledig kunstmatige cel te
kunnen creëren. Deze kan als een soort een levende machine worden gezien. De
synthetische biologie kan hiermee gekarakteriseerd worden als een verdere
ontwikkeling van genetische modificatie. Het is niet verwonderlijk dat met de
introductie van synthetische biologie de cyclus van het maatschappelijke debat,
dat is ontbrand bij de beginfase van genetische modificatie, herstart.
In 2006 heeft de COGEM een eerste signalering uitgebracht over dit onderwerp.
Twee jaar later neemt de media-aandacht en het aantal wetenschappelijke
publicaties over dit onderwerp snel toe. In de media wordt door onder meer
wetenschappers gespeculeerd over toekomstige ontwikkelingen waarbij soms de
meest fantastische toepassingen worden geschetst. Anderen waarschuwen juist
voor de eventuele gevolgen van deze nieuwe en baanbrekende technologie. Op
deze wijze wisselen `doemscenario's' en `gouden bergen' elkaar in de media af.
In reactie hierop en naar aanleiding van Kamervragen heeft de minister van
VROM de COGEM om nader advies gevraagd (Bijlage 1). In haar adviesvraag
wordt onder meer gevraagd of de huidige risico-analyse systematiek en het
beoordelingskader voor ggo's ook toepasbaar zal zijn voor de komende
ontwikkelingen in de synthetische biologie. Daarnaast vraagt zij op welke wijze
de overheid de maatschappelijke discussie over synthetische biologie het beste
kan faciliteren.
Risico-analyse en veiligheid
De synthetische biologie is een zogenaamde `converging technology', gevormd
door het samengaan van verschillende technologieën zoals genetische
modificatie, genomics, IT en (bio)nanotechnologie. Bij de vraag of de
1 Synthetische biologie kan het best gedefinieerd worden zoals geformuleerd door een Europese
expertgroep van de Europese Commissie (NEST)"Synthetic biology is the engineering of biology: the
synthesis of complex, biologically based (or inspired) systems, which display functions that do not exist
in nature. This engineering perspective may be applied at all levels of the hierarchy of biological
structures from individual molecules to whole cells, tissues and organisms. In essence, synthetic
biology will enable the design of `biological systems' in a rational and systematic way."
---
COGEM advies CGM/080925-01
synthetische biologie en haar toekomstige toepassingen de veiligheid voor mens
en milieu in gevaar kan brengen kunnen drie deelvragen onderscheiden worden:
1) is er een wettelijk kader om maatregelen te nemen, 2) is het nemen van
technische veiligheidsmaatregelen mogelijk om risico's te beheersen en 3)
kunnen de risico's ingeschat worden?
Vooropgesteld wordt dat de wet- en regelgeving voor genetische modificatie
onverkort van toepassing is op synthetische biologie. In beide gevallen is sprake
van de aanpassing van genetisch materiaal op een wijze die niet van nature kan
optreden. Ook worden dezelfde DNA-recombinant technieken gebruikt bij
synthetische biologie en genetische modificatie. De COGEM constateert daarom
dat er vooralsnog geen noodzaak is voor nieuwe wet- en regelgeving op het
gebied van veiligheid.
Bij laboratoriumwerkzaamheden met biologische organismen (zoals ggo's en
wildtype pathogenen) wordt de veiligheid gewaarborgd door het nemen van
verschillende maatregelen, die zowel betrekking hebben op de inrichting van het
laboratorium als op de wijze waarop de werkzaamheden uitgevoerd mogen
worden. Deze veiligheidsmaatregelen zijn erop gericht om te voorkomen dat het
organisme uit het laboratorium kan ontsnappen of laboratoriummedewerkers kan
schaden. Deze voorschriften zijn toepasbaar op alle soorten organismen,
onafhankelijk of het wildtype pathogenen, ggo's, of synthetische organismen
betreft.
Indien het inschatten van de risico's niet (voldoende) mogelijk is, worden
werkzaamheden met ggo's vanuit het voorzorgsprincipe op het hoogste
inperkingsniveau ingeschaald.
Om potentiële risico's van werkzaamheden met ggo's in te schatten, wordt in de
huidige risico-analyse aandacht besteed aan onder meer de eigenschappen van
het ggo, de aard van eventuele negatieve effecten en de kans hierop. Indien de
eigenschappen van een synthetische organisme niet goed in te schatten zijn,
zullen de werkzaamheden volgens het voorzorgsprincipe op het hoogste
veiligheidsniveau ingeschaald worden. Echter hiermee zijn aanzienlijke kosten
gemoeid en dit kan een (mogelijk onnodige) belemmering vormen voor de
ontwikkeling van de synthetische biologie en haar toepassingen.
Een onderscheid moet gemaakt worden tussen de ontwikkelingen en mogelijke
toepassingen op de korte en op de lange termijn. Binnen een periode van vijf tot
tien jaar (korte termijn) is het goed mogelijk om een inschatting te maken van de
ontwikkelingen op basis van de huidige ontwikkelingen in het werkveld. Daarom
kan een adequate uitspraak gedaan worden over mogelijke risico's die deze werk-
zaamheden met zich meebrengen. Binnen deze periode zal naar het zich laat
4
Biologische machines?
aanzien alleen gewerkt worden met apathogene en biologisch ingeperkte
organismen. Het is niet te verwachten dat binnen tien jaar erfelijk materiaal in
een organisme gebracht wordt zonder dat de functie ervan bekend is of zonder
vooropgezet plan. Kennis hierover is namelijk onontbeerlijk om een functioneel
organisme te verkrijgen. Daarnaast zullen werkzaamheden met synthetische
organismen plaatsvinden in laboratoria, waar potentiële risico's beheersbaar zijn,
en niet vrij in het milieu.
Potentiële risico's van werkzaamheden met synthetische organismen zijn op
korte termijn daarom adequaat in te schatten en te beheersen met de huidige
risico-analyse en het huidige risicobeleid.
Op de lange termijn is het voorzien van potentiële ontwikkelingen lastiger. Dit
maakt het moeilijker om voor de lange termijn een uitspraak te doen over de
toepasbaarheid van de huidige risico-analyse. Mogelijk ontbreekt het nu nog aan
de nodige kennis over genen, genproducten en eventuele interacties daartussen.
Opgemerkt moet worden dat deze kennis parallel met de technische
mogelijkheden en ontwikkelingen zal toenemen. Dit zal het inschatten van
risico's van toekomstige werkzaamheden vergemakkelijken. Dit is in overeen-
stemming met de step-by-step benadering die sinds jaar en dag voor ggo's
gehanteerd wordt.
Synthetische biologie als technologische hype
De ontwikkeling van de synthetische biologie verloopt gelijk aan die van andere
veelbelovende technologieën. Het verloop hiervan is ondermeer beschreven met
de Technology hype cycle, waarin een vijftal verschillende fasen onderkend
worden. In de eerste periodes is er veel media-aandacht. Onderzoekers hebben
hoge verwachtingen van het nieuwe onderzoeksveld, maar het blijft bij
verwachtingen en beloften. Het geheel krijgt het karakter van een hype. Na
verloop van tijd zal de aandacht van de media en het publiek uitdoven vanwege
het voor publiek en media te trage verloop van de wetenschappelijke
ontwikkelingen en het schijnbaar uitblijven van concrete toepassingen.
Vervolgens zullen er concrete toepassingen op de markt komen waardoor de
aandacht weer terugkomt. Het niveau van de media-aandacht zal echter nooit
meer het niveau van de eerste piek (hype) bereiken.
Overigens mag niet uit het oog verloren worden dat de verwachtingen die
door wetenschappers geschetst worden in de `hype-fase' een structurerende rol
bij de ontwikkeling van de technologie hebben..
Bij een maatschappelijk omstreden technologische innovatie zal er in de eerste
`hype-fase' veel discussie zijn. Het debat zal een grotendeels chaotisch en
---
COGEM advies CGM/080925-01
vrijblijvend karakter hebben, omdat er nog geen concrete toepassingen zijn. In de
latere fasen wanneer er wel concrete toepassingen komen, wordt het
maatschappelijke debat juist belemmerd, omdat de ontwikkelingen al zijn
uitgekristalliseerd. De mogelijkheden om de ontwikkelingen te beïnvloeden zijn
sterk gereduceerd of zelfs afwezig.
De technologische ontwikkelingen en toepassingen krijgen vorm in de laatste
periode van de hype-fase en de daarop volgende periode van het dieptepunt van
de media-aandacht.
De synthetische biologie bevindt zich nog in de allereerste fase van het
hierboven geschetste verloop. Naast wetenschappers die de potentiële voordelen
belichten, zijn er ook de eerste waarschuwende geluiden over mogelijke nadelen
en risico's van deze technologie.
Oude en nieuwe vragen bij synthetische biologie: een herhaling van zetten?
De vragen en zorgen die de synthetische biologie lijkt op te roepen, zijn
grotendeels gelijk aan die welke in het beginstadium van genetische modificatie
speelden. Wel zijn de vragen over de grenzen tussen leven en niet-leven en
tussen mens en machine bij synthetische biologie explicieter dan destijds bij
genetische modificatie.
De gehanteerde argumenten zijn terug te voeren tot een aantal kernthema's
zoals eerder beschreven in de COGEM signalering `Het gentech debat ontleed'1:
`veiligheid, gezondheid en welzijn', `sociale verhoudingen, keuzevrijheid en
vertrouwen' en `natuur en integriteit van het leven'.
Een verschil met de discussie van dertig jaar geleden betreft niet zo zeer de
aard van de argumenten als wel de rol van de moderne communicatiemiddelen.
Anders dan bij genetische modificatie, kunnen maatschappelijke organisaties nu
veel sneller reageren op de ontwikkelingen in het veld. Via moderne
communicatietechnieken zijn zij eerder op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen
in de wetenschap. Door deze zelfde communicatiemiddelen kunnen groepen zich
bovendien veel sneller en makkelijke organiseren en een netwerk opbouwen.
Wat kan de overheid doen?
In de huidige beginfase van het debat is het de taak van de overheid om zich te
laten informeren over de stand van zaken. Met adviesvragen aan de COGEM en
ook de KNAW, RGO en Gezondheidsraad2 heeft de overheid hieraan invulling
gegeven. De rol van de overheid in deze fase van het debat is het beschikbaar
2 De minister van OCW heeft de KNAW, Gezondheidsraad en RGO om advies over synthetische biologie gevraagd.
In gezamenlijk overleg is besloten om nodige doublures van werkzaamheden te voorkomen. Terwijl de COGEM in
haar signalering focust op de risico-analyse en bijbehorende regelgeving en de ethisch-maatschappelijke aspecten,
lag het accent van KNAW/RGO/Gezondheidsraad op de technologische ontwikkelingen en de kansen die dit
Nederland biedt.
6
Biologische machines?
stellen van informatie, bijvoorbeeld over veiligheids- en economische aspecten.
Daarnaast kan zij een goede informatievoorziening tussen de betrokken partijen
stimuleren en hen op hun eigen rol en verantwoordelijkheid wijzen.
Dit betekent niet dat de overheid verder afwezig is in deze beginfase van de
ontwikkelingen. De overheid geeft richting aan de verdere ontwikkeling van de
synthetische biologie door het nemen van stimuleringsmaatregelen zoals het
instellen van onderzoeksprogramma's of subsidies. Ook kan de overheid ervoor
zorg dragen dat in het onderwijs aandacht wordt besteed aan synthetische
biologie, zodat er een gedeelde kennisbasis ontstaat.
Juist wanneer de aandacht van media en publiek verslappen krijgen de eerste
concrete toepassingen vorm. Dit is de periode waarin de beleidsformulering moet
plaatsvinden. Het is van belang dat de overheid op dit moment ook haar eigen
positie in het debat bepaalt, inclusief de keus om hierbij al dan niet actief een rol
te spelen.
Er is in de komende periode van enkele jaren de gelegenheid voor de overheid
haar beleidsagendasetting voor te bereiden op basis van onderzoek naar
ondermeer de ethische vragen die deze technologie oproept. De COGEM zal
samen met het Rathenau Instituut de activiteiten die door de overheid in deze
periode van `stilte voor de storm' kunnen worden ondernomen, verkennen.
De overheid staat de komende jaren voor de opgave een debat te faciliteren in
een periode van afnemende aandacht voor het onderwerp.
Om het punt vast te stellen waar de rol van de overheid in het debat faciliterend
wordt, zal de overheid de ontwikkelingen op de voet moeten volgen. De overheid
zal zich de komende jaren op de hoogte moeten stellen van de technologische
ontwikkelingen voordat deze als marktactiviteiten zichtbaar worden. Voor een
dergelijke early warning functie staan de overheid een aantal instrumenten ter
beschikking.
De overheid heeft zicht op de vorming van concrete toepassingen en
ontwikkelingen door middel van de voortgangsreportages en verslagen van
onderzoeksprogramma's gefinancierd door de overheid. Daarnaast kunnen de
media-uitingen over synthetische biologie gemonitord worden, evenals patent-
aanvragen en vergunningaanvragen. Ook een instrument als de `Trendanalyse
Biotechnologie' kan hierbij een rol spelen.
Bij dit alles moet de kanttekening gemaakt worden dat de rol van de Nederlandse
overheid en het Nederlandse maatschappelijke debat beperkt is. De ontwikke-
---
COGEM advies CGM/080925-01
lingen in de synthetische biologie spelen zich wereldwijd en grotendeels buiten
Nederland af. Besluiten over de eventuele toelaatbaarheid van toepassingen en
wet- en regelgeving over biotechnologie, - en daarmee ook synthetische biologie
-, zijn een EU-aangelegenheid. Een maatschappelijk debat en beleidsformulering
over synthetische biologie moet daarom in een Europese context plaatsvinden.
Bovendien is te verwachten dat eerste ontwikkelingen op de markt buiten Europa
plaatsvinden en dat via import Europa hiermee voor het eerst zal worden
geconfronteerd.
Niet alleen de overheid maar ook de stakeholders hebben een rol en
verantwoordelijkheid
Naast de overheid hebben ook de stakeholders, zoals wetenschappers, een rol en
verantwoordelijkheid in het debat. Met name de wetenschappelijke gemeenschap
moet leiding nemen in het informeren van het bredere publiek, vooral over de
toepassingen die mogelijk ontwikkeld worden. Hiermee moet niet gewacht
worden totdat er al gedeeltelijke toepassingen voorhanden zijn en de
maatschappij voor voldongen feiten komt te staan.
8
Biologische machines?
Inhoudsopgave
SAMENVATTING 3
1. INLEIDING 11
2. SYNTHETISCHE BIOLOGIE, WAT WORDT ERONDER VERSTAAN? 13
2.1 DEFINITIE VAN SYNTHETISCHE BIOLOGIE 13
2.2 ONTWIKKELINGEN BINNEN DE SYNTHETISCHE BIOLOGIE 14
2.2.1 Metabolic pathway engineering - de chemische fabriek van de toekomst 14
2.2.2 Minimaal genoom organisme minimalistisch leven 15
2.2.3 Veranderen van de `Chemistry of life' 16
2.3 ONTWIKKELINGEN VERLOPEN SNEL 16
3. VOLDOET DE RISICO-ANALYSE VOOR GGO'S OOK VOOR SYNTHETISCHE
ORGANISMEN? 19
3.1 WET- EN REGELGEVING GGO'S IS OOK VAN TOEPASSING OP SYNTHETISCHE ORGANISMEN 19
3.2 RISICOMANAGEMENT GGO'S IS OOK HANTEERBAAR VOOR SYNTHETISCHE ORGANISMEN 20
3.3 RISICO-ANALYSEMETHODIEK VOLDOET IN DE MEESTE GEVALLEN 21
3.3.1 Verwachtingen op de korte termijn 22
3.3.2 Verwachtingen op de lange termijn 24
3.4 SAMENVATTING 28
4. ANTICIPEREN OP DE MAATSCHAPPELIJKE DISCUSSIE OVER
SYNTHETISCHE BIOLOGIE 29
4.1 BELOFTEN EN VERWACHTINGEN VAN SYNTHETISCHE BIOLOGIE 29
4.2 TECHNOLOGIEONTWIKKELING 30
4.2.1 De dynamiek van beloften en verwachtingen 31
4.2.2 Synthetische biologie als technologische hype 34
4.2.3 Collingridge dilemma: te vroeg totdat het te laat is 37
4.3 VERLOOP VAN EEN ETHISCH-MAATSCHAPPELIJKE DISCUSSIE 37
4.3.1 Eenvoudige, complexe, onzekere en ambigue vraagstukken 38
4.3.2 Een kader voor ethisch-maatschappelijke discussies 39
4.3.3 Actoren in het discussieproces hebben elk hun eigen taak 41
4.4 ROL VAN DE OVERHEID IN HET PUBLIEKE DEBAT 43
4.4.1 Debat als sturing van een ontwikkeling 44
4.4.2 Debat als beleidsondersteuning 44
4.4.3 Debat als peiling van meningen en argumenten 48
4.5 SYNTHETISCHE BIOLOGIE: OUDE VRAAGSTUKKEN IN EEN NIEUW JASJE? 49
4.5.1 Kernthema's in de maatschappelijke discussie over synthetische biologie 49
4.5.2 Veiligheid, gezondheid en welzijn 50
4.5.3 Sociale verhoudingen, keuzevrijheid en vertrouwen 51
4.5.4 Natuur en integriteit van leven 52
4.6 DISCUSSIE GENETISCHE MODIFICATIE: EEN LEERPROCES 53
5. POSITIE EN ROL VAN DE OVERHEID 59
6. CONCLUSIES 63
REFERENTIES 67
BIJLAGE 1: DE ADVIESVRAAG 69
---
COGEM advies CGM/080925-01
10
Biologische machines?
1. Inleiding
Ruim twee jaar geleden bracht de COGEM voor het eerst een signalering uit over
synthetische biologie2; een technologie die grofweg het aanpassen van bestaande
organismen of het bouwen van biologische systemen betreft. Destijds signaleerde
de COGEM dat de synthetische biologie voortkomt uit de genetische modificatie
en dat de verwachtingen hooggespannen waren. Twee jaar later zijn die
verwachtingen niet afgenomen.
Naast de COGEM heeft ook het Rathenau Instituut in 2006 uitgebreid
aandacht besteed aan dit onderwerp en zijn er in de Tweede Kamer verschillende
Kamervragen gesteld over synthetische biologie3,4. Naar aanleiding van deze
Kamervragen heeft de minister van VROM de COGEM enkele vragen gesteld
over verschillende aspecten binnen de synthetische biologie (Bijlage 1)5:
1. Welke ontwikkelingen komen er op ons af, waarop de huidige risico-analyse
systematiek voor ggo's niet of onvoldoende toepasbaar zou kunnen blijken te
zijn?
2. Op welke termijn zullen deze ontwikkelingen naar verwachting gaan spelen?
3. Zijn er ontwikkelingen in de synthetische biologie die op voorhand geheel
buiten de reikwijdte van het huidige beoordelingskader lijken te vallen?
4. Welke noodzaak en mogelijkheden ziet u om in de toekomst dit beleidsveld
structureel in de gaten te houden?
5. Welke ethisch-maatschappelijke aspecten zijn verbonden met synthetische
biologie en op welke wijze kan de overheid de maatschappelijke discussie het
beste faciliteren?
Verder heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een
adviesvraag gesteld aan de Koninklijke Nederlandse Academie van
Wetenschappen (KNAW), de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO) en de
Gezondheidsraad6. Naar aanleiding hiervan heeft een gezamenlijke commissie
een position paper opgesteld waarin zij onder meer de stand van de wetenschap
op het gebied van de synthetische biologie beschrijft. Ook gaat het rapport
uitgebreid in op het onderzoek dat in Nederland plaatsvindt op dit terrein.
Bovendien besteedt het aandacht aan de kansen die synthetische biologie
Nederland biedt en de voorwaarden om deze kansen te verzilveren7.
Hoewel onderzoek op het gebied van de synthetische biologie voornamelijk in
de Verenigde Staten plaatsvindt, blijkt uit het `position paper' dat ook
Nederlandse wetenschappers actief zijn op dit terrein. Zij richten zich deels op
het veranderen van micro-organismen zodat deze in staat zijn om nieuwe functies
---
COGEM advies CGM/080925-01
uit te voeren. Daarnaast houden zij zich bezig met bionanotechnologie, waarbij in
plaats van volledige organismen, biomoleculen worden gewijzigd om nieuwe
functies te verkrijgen of om model te staan voor nieuwe chemisch te
synthetiseren componenten. Omdat de ontwikkelingen op het gebied van de
synthetische biologie in Nederland in het position paper in kaart zijn gebracht,
voert de COGEM zelf geen inventarisatie uit.
In deze signalering richt de COGEM zich op het beantwoorden van de vragen
betreffende de wet- en regelgeving, de risico-analyse, het monitoren van het
onderzoeksveld en de ethisch-maatschappelijke aspecten van synthetische
biologie. In hoofdstuk 2 worden daarvoor relevante aspecten van synthetische
biologie kort toegelicht.
12
Biologische machines?
2. Synthetische biologie, wat wordt eronder verstaan?
2.1 Definitie van synthetische biologie
De vraag wat precies verstaan wordt onder synthetische biologie is niet eenduidig
te beantwoorden. In rapporten worden verschillende definities gehanteerd en
onderzoek van de Amerikaanse National Science Advisory Board for Biosecurity
(NSABB) toonde aan dat onder wetenschappers geen consensus bestaat over wat
verstaan wordt onder synthetische biologie8. Ook blijkt het onderscheid tussen
genetische modificatie en synthetische biologie vaak niet duidelijk te zijn. In
2002 werd voor het eerst een virus (poliovirus) synthetisch nagebouwd9. Destijds
werd dit als genetische modificatie beschouwd, terwijl het nu als voorbeeld van
de synthetische biologie wordt genoemd.
Een expertgroep van de Europese Commissie heeft de volgende definitie
opgesteld: "Synthetic biology is the engineering of biology: the synthesis of
complex, biologically based (or inspired) systems, which display functions that
do not exist in nature. This engineering perspective may be applied at all levels
of the hierarchy of biological structures from individual molecules to whole
cells, tissues and organisms. In essence, synthetic biology will enable the design
of `biological systems' in a rational and systematic way"10. Deze definitie wordt
tevens gehanteerd in het position paper van de KNAW, RGO en Gezondheids-
raad7.
In haar signalering in 2006 beschreef de COGEM de synthetische biologie als
een technologie die zich enerzijds richt op het veranderen van bestaande
organismen met als doel het verkrijgen van nuttige functies. Anderzijds richt de
technologie zich op het ontwerpen en synthetiseren van kunstmatige genen en
complete biologische systemen11. Door stap voor stap het functioneren van
levende cellen te ontrafelen en op basis van die kennis kunstmatige celonderdelen
te construeren, hopen onderzoekers uiteindelijk een volledig kunstmatige cel te
kunnen creëren. De synthetische biologie kan hiermee gekarakteriseerd worden
als een verdere ontwikkeling van de (nano)biotechnologie en de genetische
modificatie waarbij biologisch materiaal op een dusdanige wijze wordt
ge(re)construeerd dat het uiteindelijk kan worden ingezet voor bijvoorbeeld de
productie van nuttige stoffen, zoals grondstoffen voor medicijnen of de
ontwikkeling van biosensoren. Het ontwerpen en bouwen van dergelijke
organismen vereist een nauwe samenwerking van moleculair-biologen, fysici,
chemici, IT-specialisten en technici. Het werkveld profileert zich dan ook als een
echte multifunctionele technische discipline.
13
COGEM advies CGM/080925-01
2.2 Ontwikkelingen binnen de synthetische biologie
De ontwikkelingen binnen het onderzoeksveld kunnen grofweg onderverdeeld
worden in een in vivo (levende organismen) en een in vitro (reageerbuis)
invalshoek. De eerder genoemde position paper hanteert ook dit onderscheid7.
Bij de in vivo methode wordt met cellulaire systemen gewerkt, het gaat
voornamelijk om de engineering van micro-organismen om grootschalige
productiesystemen te verkrijgen7. Daarentegen wordt bij de in vitro benadering
gebruik gemaakt van niet-cellulaire biologische systemen, zoals systemen die
gebaseerd zijn op polymeren van biologische bouwstenen (bijvoorbeeld nucleïne-
zuren en aminozuren) of op biologische bouwstenen gelijkende moleculen7. Ook
elementen van de (bio)nanobiotechnologie vallen onder deze benadering. In
Nederland zijn verschillende onderzoekgroepen actief op het gebied van de
(bio)nanotechnologie12.
Naast de onderverdeling op basis van de in vivo en in vitro methoden, is ook
een andere indeling mogelijk, namelijk de zogenaamde bottom-up en top-down
benadering. Deze indeling wordt vooral gehanteerd in de internationale literatuur
en zal ook in deze signalering gevolgd worden.
Bij de bottom-up aanpak wordt getracht functies vanaf de bodem op te
bouwen en in te brengen in bestaande organismen. Een voorbeeld hiervan is de
constructie van allerlei genetische netwerken door het koppelen van `genetische
bouwstenen', de BioBricks. Dit zijn fragmenten van erfelijk materiaal die een
bepaalde functie kunnen uitvoeren, zoals het aan- of uitzetten van genen. Men
streeft naar de inzet van deze gestandaardiseerde biologische onderdelen om
organismen met een voorspelbare werking te construeren. Het kan worden
vergeleken met de constructie van nieuwe vaatwassers, auto's, computers of
vliegtuigen uit standaardonderdelen.
De top-down benadering gaat uit van een bestaand organisme dat wordt
aangepast voor verschillende doeleinden. Hierbij richt men zich op de
ontwikkeling van een minimaal organisme door alle genen die niet essentieel zijn
voor de overleving van het organisme te verwijderen. Ook metabolic pathway
engineering waarbij onderzoekers de metabole routes van een organisme
aanpassen, wordt onder de top-down benadering geschaard (hoewel deze
technologie ook onder de noemer bottom-up kan plaatsvinden). Deze en enkele
andere ontwikkelingen worden hieronder kort toegelicht.
2.2.1 Metabolic pathway engineering - de chemische fabriek van de toekomst
Metabolic engineering kenmerkt zich van oorsprong door de optimalisatie van
genetische en regulatorprocessen in cellen om op deze wijze de productie van een
14
Biologische machines?
gewenste stof te verhogen. Binnen de synthetische biologie gaat men een stap
verder. Men optimaliseert niet alleen de route, ook elementen worden vervangen
of toegevoegd zodat een organisme een geheel nieuwe stof kan produceren.
Metabolic pathway engineering heeft op de korte termijn meer profijt van de top-
down dan van de bottom-up benadering. Om pathways bottom-up te bouwen is
gedetailleerde informatie over de werking en structuur essentieel, iets waarover
men momenteel nog niet in voldoende mate beschikt.
Het meest bekende voorbeeld binnen de synthetische biologie dat gebruikt
maakt van metabolic pathway engineering is de productie van een precursor van
artemisinine door een genetisch gemodificeerde bacterie en gist13,14.
Artemisinine wordt gebruikt als grondstof in een medicijn tegen malaria. Van
oudsher wordt deze stof gezuiverd uit de plant Alsem (Artemisia annua). Dit is
echter een tijdrovende en dure klus.
Om een bacterie of gist de artemisinine precursor te laten produceren, zijn genen
afkomstig van verschillende organismen toegevoegd. Nadat de precursor
gevormd is, wordt deze via chemische stappen omgezet in artemisinine13,14. Zo
verkrijgt men artemisinine op een relatief goedkope en milieuvriendelijke
manier13.
Een Amerikaanse onderzoeksgroep onder leiding van de bekende synthetisch
bioloog Jay Keasling houdt zich bezig met metabolic engineering. Hij claimt
hiermee de chemische fabrieken van de toekomst te kunnen bouwen. De
hierboven genoemde productie van het anti-malariamedicijn komt dan ook van
zijn hand. Ook zijn er ontwikkelingen gaande voor de productie van biobutanol
als biobrandstof door synthetische organismen15.
2.2.2 Minimaal genoom organisme minimalistisch leven
Een minimaal genoom organisme is een organisme dat slechts beschikt over het
meest essentiële erfelijke materiaal. In het laboratorium zijn de niet-essentiële
genen verwijderd. Het erfelijke materiaal is daardoor dusdanig minimalistisch dat
het organisme een zeer specifiek kweekmedium nodig heeft om te functioneren
en om zich te kunnen vermenigvuldigen. Hierdoor is een dergelijk organisme
sterk biologisch ingeperkt.
Het construeren van organismen met een minimaal genoom dient een
tweeledig doel. Ten eerste wordt het mogelijk om fundamentele processen in een
organisme te bestuderen. Wat zijn de functies van afzonderlijke genen en welke
interacties bestaan er tussen de genproducten onderling? Wat zijn de minimale
vereisten voor `leven'? Ten tweede wordt naast dit meer fundamentele onderzoek
ook toepassingsgericht onderzoek verricht om een ideaal productieorganisme te
verkrijgen. Het idee hierachter is het ontwikkelen van een organisme met zo min
mogelijk `ballast'. Dit organisme vormt een basis waaraan een scala aan genen
15
COGEM advies CGM/080925-01
Het natuurlijke alfabet
kan worden toegevoegd. Zodoende Een DNA molecuul is opgebouwd uit twee
kunnen bijvoorbeeld gewenste strengen van bouwstenen die samen de
producten in grote hoeveelheden bekende DNA-helix vormen. De bouwstenen
bestaan onder meer uit basen. DNA kent vier
geproduceerd worden. verschilleden basen, adenine, thymine,
Het ontwikkelen van een guanine en cytosine, afgekort tot A, T, G en
C. De volgorde van deze basen vormt het
minimaal genoom organisme kan natuurlijke alfabet, ofwel de genetische
zowel top-down als bottom-up code.
plaatsvinden. Een bekend voor- De basen van de ene streng zijn via
waterstofbruggen verbonden met de basen
beeld van de top-down benadering van de andere streng. Hierbij zijn de basen A
is de reductie van het aantal genen en T en de basen C en G met elkaar
van Mycoplasma genitalium. Bij de gekoppeld.
Een alternatief genetisch alfabet kan onder
bottom-up benadering is het de andere bereikt worden door een uitbreiding
intentie om organismen op te van het aantal basen. Enkele `onnatuurlijke'
bouwen uit losse bouwstenen. basen zijn ontwikkeld door de volgorde en
combinatie van de bindingsplaatsen van
Wanneer, en óf, deze bottom-up waterstofbruggen op de basen te wijzigen.
benadering daadwerkelijk zal Daarnaast zijn er basen geproduceerd die
leiden tot volledige (replicerende) stabiele basenparen vormen via hydrofobe
interacties in plaats van waterstofbruggen.
organismen is niet te voorspellen.
2.2.3 Veranderen van de `Chemistry of life'
Een ontwikkeling die waarschijnlijk pas in de verre toekomst tot toepassingen zal
leiden, is het aanpassen van de genetische code om artificiële systemen of zelfs
organismen te verkrijgen. Het uitbreiden van het genetisch alfabet zou de
mogelijkheid om informatie op te slaan, over te dragen en tot expressie te
brengen, vergroten16. Wetenschappers willen op deze wijze bijvoorbeeld nieuwe
gepersonaliseerde medicijnen ontwikkelen10. Anderen, zoals Steven Benner,
trachten een antwoord te krijgen op de vraag hoe het leven op aarde is gestart en
op welke wijze dit evolueert17. Bestaat de natuurlijke vorm van DNA uit vier
nucleotides, Benner heeft dit aantal enkele jaren terug uitgebreid naar zes17. Hij
geeft aan dat zelfs twaalf nucleotiden mogelijk moet zijn18. Met dergelijke
nieuwe modellen probeert Benner te achterhalen hoe leven functioneert bij
gebruik van een onnatuurlijk genetisch systeem17. Daarnaast wordt Benner's
alternatieve genetische systeem van zes nucleotiden gebruikt in verschillende
diagnostische testen om onder andere infecties met respiratoire virussen in
patiënten te detecteren19. De ontwikkelingen op dit gebied lijken echter niet snel
tot toepassingen in levende organismen te leiden.
2.3 Ontwikkelingen verlopen snel
De snelheid waarmee ontwikkelingen binnen de synthetische biologie verlopen is
16
Biologische machines?
onder meer afhankelijk van de snelheid waarmee erfelijk materiaal kan worden
opgebouwd. Door verbeterde technieken verloopt de synthese van grote
hoeveelheden DNA steeds makkelijker en sneller. Tot voor kort bedroeg het
langste DNA fragment dat ooit gebouwd was 32.000 basenparen20. Begin 2008 is
Craig Venter, Amerika's meest bekende onderzoeker op het terrein van
genomics, er in geslaagd om het genoom van de bacterie M. genitalium volledig
na te bouwen20. Hoewel deze bacterie met 582.970 basenparen het kleinste
genoom van alle organismen heeft, vormt dit een belangrijke stap in de
constructie van lange DNA moleculen.
Sommige onderzoekers hebben hoge verwachtingen van de snelheid waarmee
de ontwikkelingen binnen de technologie verlopen. Eén van de grondleggers van
de synthetische biologie is Drew Endy. In een interview met BBC nieuws stelt hij
"I would be surprised if by 2012 it were not technically possible to routinely
design and construct the genomes of any bacteria or single celled eukaryote,
which also means that it will be possible to construct some mammalian
chromosomes"21. Sommige andere wetenschappers vinden dat dergelijke
opmerkingen de synthetische biologie tot een hype met onrealistische plannen en
tijdspaden maken. Immers voordat deze ontwikkelingen daadwerkelijk doorgang
zullen vinden, is nog veel onderzoek noodzakelijk. Bijvoorbeeld onderzoek naar
de structuur en werking van genetische circuits en metabolic pathways en naar de
rol van omgevingsfactoren in celregulatieprocessen.
17
COGEM advies CGM/080925-01
18
Biologische machines?
3. Voldoet de risico-analyse voor ggo's ook voor synthetische
organismen?
Naast hoge verwachtingen over de toepassingen van de synthetische biologie
wordt door sommige wetenschappers ook kritiek geuit. De vooruitgang van de
technologie brengt misschien ongewenste effecten voor mens en milieu met zich
mee. Risico's zouden mogelijk moeilijk in te schatten of simpelweg nog niet te
voorzien zijn. Overigens zijn anderen juist van mening dat de risico's minder
groot zijn, omdat de organismen via een vooraf opgezet plan gebouwd worden.
Om een uitspraak te kunnen doen of de ontwikkelingen in de synthetische
biologie de veiligheid voor mens en milieu in het geding brengen, zijn drie zaken
van belang, namelijk:
wet- en regelgeving; is er een wettelijk kader om maatregelen te nemen?
risicomanagement; is het nemen van technische veiligheidsmaatregelen
mogelijk om risico's te beheersen?
risico-analyse; kunnen de risico's ingeschat worden?
Hieronder wordt nader ingegaan op deze aspecten. Vervolgens zal een uitspraak
gedaan worden over de toepasbaarheid van de huidige risico-analyse voor
synthetische organismen.
3.1 Wet- en regelgeving ggo's is ook van toepassing op synthetische organismen
Om mens en milieu te beschermen tegen ongewenste effecten die zouden kunnen
optreden bij werkzaamheden met ggo's, zijn Europese richtlijnen opgesteld. Deze
richtlijnen zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd via de Wet
Milieubeheer, het Besluit GGO, en de Regeling GGO22. Onder deze wetgeving
vallen organismen die genetisch zijn aangepast op een wijze die niet door
voortplanting of natuurlijke recombinatie mogelijk is23. Volgens de definitie in
de Europese Richtlijn 2001/18 is bovendien sprake van genetische modificatie
indien specifieke technieken (zoals recombinant-nucleïnezuurtechnieken)
toegepast worden23.
De definitie is onverkort ook van toepassing op synthetische organismen.
Verder worden voor het verkrijgen van synthetische organismen dezelfde
technieken toegepast als voor ggo's. Synthetische organismen vallen daarom
binnen het wettelijke kader voor ggo's. De COGEM concludeert daaruit dat een
nieuwe wet- en regelgeving voor synthetische biologie niet noodzakelijk is.
19
COGEM advies CGM/080925-01
3.2 Risicomanagement ggo's is ook hanteerbaar voor synthetische organismen
De veiligheid van mens en milieu bij laboratoriumwerkzaamheden met
biologische organismen, zowel ggo's als wildtype micro-organismen, wordt
gewaarborgd door het nemen van verschillende maatregelen. Deze zijn erop
gericht om te voorkomen dat de organismen uit het laboratorium kunnen
ontsnappen naar het buitenmilieu of de laboratoriummedewerker kunnen
infecteren. Dit betekent onder meer dat laboratoria aan allerlei inrichtings-
voorschriften moeten voldoen. Deze voorschriften hebben bijvoorbeeld
betrekking op de afwerking van de werkoppervlakken, vloeren en wanden, de
eventuele aanwezigheid van een veiligheidskabinet of ventilatiesysteem in de
ruimte en op de aanwezigheid van een toegangssluis om de laboratoriumruimte te
betreden22.
Naast inrichtingsvoorschriften gelden ook verschillende werkvoorschriften.
Deze kunnen algemeen van aard zijn (eten en drinken in de werkruimte is
verboden), maar kunnen ook van toepassing zijn op de werkzaamheden zelf
(onder meer het dragen van handschoenen en beschermende kleding), op het
beëindigen van de werkzaamheden (zoals het desinfecteren van
werkoppervlakten) en op het verwerken van afval en besmet materiaal
(bijvoorbeeld het verzamelen van biologisch afval in lekdichte containers)22.
De voorzieningen waarmee een werkruimte is ingericht, bepalen de mate van
fysische inperking. Laboratoria zijn hierdoor onder te verdelen in vier niveaus
van inperking; oplopend van het laagste niveau I tot het hoogste niveau IV. Op
een hoger niveau gelden bovendien meer werkvoorschriften dan op een laag
niveau. Een ruimte van inperkingsniveau IV beschikt over alle inrichtings- en
werkvoorschriften zodat zeer risicovolle werkzaamheden in deze ruimtes
plaatsvinden. Een vergelijkbaar stelsel van inperkingsniveaus is er ook voor
experimenten met dieren en planten.
Met behulp van dergelijke voorschriften zijn potentiële risico's van
werkzaamheden met biologische organismen te voorkomen en/of te beheersen.
Op welk inperkingsniveau werkzaamheden moeten plaatsvinden, is onder andere
afhankelijk van de biologische karakteristieken van het organisme en de aard van
de werkzaamheden en wordt bepaald door een systematische risico-analyse.
Indien het inschatten van de risico's niet (voldoende) mogelijk is door
wetenschappelijke onzekerheid, bijvoorbeeld bij biologische functies of systemen
die niet in de natuur voorkomen, worden werkzaamheden met ggo's vanuit het
voorzorgsprincipe op een hoger inperkingsniveau ingeschaald dan misschien
noodzakelijk zou zijn. Het voorzorgsprincipe stelt dat nieuwe technologieën niet
zonder voorzorgen mogen worden toegepast als ze risico's voor het milieu of de
20
Biologische machines?
gezondheid lijken op te leveren, zelfs als wetenschappelijk onderzoek die risico's
(nog) niet onomstotelijk heeft vastgesteld.
Het bovenstaande is niet alleen van toepassing op ggo's, maar ook op
synthetische organismen. Ook synthetische organismen zijn in te perken met de
eerder genoemde veiligheidsmaatregelen. Wanneer risico's van werkzaamheden
in te schatten zijn (hierop wordt in de volgende paragraaf verder ingegaan) dan
kan het juiste inperkingsniveau bepaald worden. Als risico's niet in te schatten
zijn, zullen de betreffende werkzaamheden met synthetische organismen uit
voorzorg op een hoog niveau worden ingeschaald. Potentiële risico's voor mens
en milieu zijn daardoor in beginsel in elke situatie beheersbaar. Een hoge mate
van inperking vormt echter wel een extra kostenpost en kan in sommige gevallen
lastig uitvoerbaar zijn omdat het laboratorium niet aan de vereiste maatregelen
voldoet. Daardoor kan een (te) hoge inschaling een rem vormen op
wetenschappelijke en commerciële ontwikkelingen.
3.3 Risico-analysemethodiek voldoet in de meeste gevallen
Om risico's van werkzaamheden met ggo's te kunnen inschatten, ligt de focus
van de huidige risico-analyse op:
de eigenschappen van het ggo en van (de vector en donorsequenties van)
de wildtype uitgangsorganismen;
de blootstelling van mens en milieu;
de aard van eventuele negatieve effecten veroorzaakt door het ggo of het
wildtype uitgangsorganisme;
de kans dat deze effecten optreden.
Om hierover een uitspraak te kunnen doen, wordt onder meer aandacht besteed
aan de biologische inperking en pathogeniteit van het donor- en gastheer-
organisme, de gehanteerde vector en de aanwezigheid van een gekarakteriseerd
of ongekarakteriseerde insert. Daarnaast worden de activiteiten met het ggo in
overweging genomen. Wanneer dit alles beoordeeld is, kan een uitspraak gedaan
worden over de risico's van de betreffende werkzaamheden.
Opgemerkt moet worden dat naarmate het verschil tussen het
uitgangsorganisme en het aangepaste organisme groter is, het vergelijken van
eigenschappen van beide organismen bemoeilijkt wordt. Daarmee neemt ook de
voorspellende waarde van de risico-analyse af.
De vraag rijst of de huidige risico-analyse voor ggo's ook bruikbaar is voor
(toekomstige) vervaardiging van en handelingen met synthetische organismen,
aangezien de focus van de risico-analyse onder andere op de eigenschappen van
21
COGEM advies CGM/080925-01
het organisme ligt. Wat zijn eigenlijk de eigenschappen van een organisme dat
bijvoorbeeld via de bottom-up benadering is gecreëerd? Of van een organisme
waaraan verschillende nieuwe metabolismepathways zijn toegevoegd? Het is
daarom belangrijk om te weten of met de huidige risico-analyse methodiek
risico's van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de synthetische
biologie voldoende kunnen worden ingeschat en of er knelpunten te verwachten
zijn. Hoewel het mogelijk is om werkzaamheden uit voorzorg op hoog niveau in
te schalen als risico's moeilijk in te schatten zijn vanwege wetenschappelijke
onzekerheid, kan dit een onnodige belemmering van wetenschappelijke en
commerciële ontwikkelingen vormen.
De COGEM ziet de ontwikkelingen op het gebied van de synthetische biologie
als een voortgangstraject van genetische modificatie. Parallel met een stijgende
kennis over genen en mogelijke interacties tussen genproducten, nemen
technische mogelijkheden en ontwikkelingen toe. Wanneer meer kennis
beschikbaar komt, kan tevens het inschatten van risico's eenvoudiger worden. De
mogelijkheid om risico's in te schatten, zal daarom meestal gelijk oplopen met
technologische ontwikkelingen. Eventuele risico's van toekomstige werkzaam-
heden worden zodoende in de tijd meestal steeds beter voorspelbaar.
Hierbij wijst de COGEM op de step-by-step benadering die voor ggo's
gehanteerd wordt. Dit betekent dat de eerste experimenten op kleine schaal in het
laboratorium worden uitgevoerd totdat voldoende gegevens beschikbaar zijn.
Zijn deze er, dan kunnen de werkzaamheden op een iets grotere schaal
plaatsvinden. Zo wordt het experiment telkens een stap groter en komen er bij
elke stap meer gegevens beschikbaar.
Om na te gaan of de huidige risico-analyse volstaat voor de ontwikkelingen
binnen de synthetische biologie, wordt onderscheid gemaakt tussen
ontwikkelingen op de korte en op de lange termijn. Voor een periode van vijf tot
tien jaar is het goed mogelijk om een inschatting te maken van de ontwikkelingen
die gaan komen op basis van de experimenten die thans in laboratoria worden
uitgevoerd. Op de lange termijn is het voorzien van potentiële ontwikkelingen
lastiger. Daarom wordt aan de hand van enkele voorbeelden ingegaan op
mogelijke toekomstige ontwikkelingen die op de lange termijn kunnen spelen.
3.3.1 Verwachtingen op de korte termijn
Hieronder wordt ingegaan op de eerder genoemde aspecten die belangrijk zijn
voor het uitvoeren van de huidige risico-analyse.
22
Biologische machines?
Onderzoekers hanteren apathogene en biologisch ingeperkte organismen
Gezien de recente ontwikkelingen binnen het werkveld en de experimenten die
nu in laboratoria worden uitgevoerd, verwacht de COGEM dat onderzoekers op
de korte termijn in het algemeen alleen zullen werken met bekende apathogene of
laagpathogene organismen. In de synthetische biologie wordt bijvoorbeeld veel
gewerkt met Escherichia coli K12. Deze bacterie is apathogeen22 en wordt al
meer dan 40 jaar veelvuldig ingezet bij onderzoek. Verder werd voor de
productie van artemisinine gebruik gemaakt van de apathogene22 Saccharomyces
cerevisiae (bakkersgist). Ook met deze gist wordt al decennialang laboratorium-
onderzoek verricht.
Tevens zullen de komende jaren slechts biologisch ingeperkte organismen
gebruikt worden. Dit zijn organismen met eigenschappen welke de overleving en
de verspreiding van het organisme in het milieu beperken22. Ook E. coli K12 en
S. cerevisiae behoren hiertoe. Ook `minimaal genoom organismen' zijn
biologisch ingeperkt aangezien deze slechts over de meest essentiële genen
beschikken en alleen in speciale kweekmedia en omstandigheden kunnen
repliceren3.
Functie van genen zal in bijna alle gevallen bekend zijn
Het ligt niet in de lijn der verwachting dat binnen tien jaar erfelijk materiaal in
een organisme gebracht wordt zonder dat de functie ervan bekend is of zonder
vooropgezet plan. Kennis over het genoom en de karakteristieken van een
organisme zijn onontbeerlijk om een functioneel organisme te verkrijgen. Een
goed voorbeeld hiervan is metabolic pathway engineering. Zonder kennis over de
diverse in te brengen genen, die bovendien van verschillende oorsprong kunnen
zijn, is de kans op een functionerende pathway zeer klein.
Het is niet alleen mogelijk om pathways te bouwen met bestaande genen; ook
het bouwen van pathways door het koppelen van Biobricks is steeds meer in
opkomst. Aangezien Biobricks goed gedefinieerde stukjes erfelijk materiaal zijn,
is de functie volledig bekend.
Ook bij de synthese van een minimaal genoom organisme via de bottom-up
benadering is kennis van het ingebrachte erfelijke materiaal essentieel. Deze
genen zullen volgens een vooropgezet plan worden ingebouwd, wat alleen
mogelijk is als de functie van de genen bekend is.
Een uitzondering hierop is het theoretische voorbeeld van een onderzoeker die
grote aantallen genen van verschillende oorsprong tegelijkertijd lukraak in een
organisme bouwt. Een dergelijke methode vertoont grote gelijkenis met een
3 Bij biologisch ingeperkte organismen mogen geen sequenties coderend voor niet gewenste schadelijke
genproducten (zoals toxines) of antibioticumresistentie aanwezig zijn of ingebracht worden. Ook mag
eventueel in te brengen erfelijk materiaal de biologische inperking niet doorbreken.
23
COGEM advies CGM/080925-01
zogenaamd shotgun experiment. Dit is de vervaardiging van een genetisch
gemodificeerd organisme waarbij sequenties worden gebruikt die geheel of
gedeeltelijk bestaan uit niet-gekarakteriseerde genetische informatie22. Shotgun
experimenten worden thans veelvuldig gebruikt om genenbanken te maken.
Hoewel in het merendeel van de gevallen een minder fit organisme dan het
uitgangsorganisme zal ontstaan, is het theoretisch niet volledig uit te sluiten dat
het schadelijk zal zijn. Daarom dienen bij shotgun experimenten meer
veiligheidsmaatregelen genomen te worden in vergelijking met werkzaamheden
waarbij het toe te voegen erfelijke materiaal volledig gekarakteriseerd is. Een
verschil tussen een shotgun experiment en het genoemde voorbeeld is dat er bij
het genoemde voorbeeld bewust gezocht wordt naar organismen met de gewenste
functie. Gezien de onbekendheid van de ingebrachte genetische informatie zullen
risico's moeilijk in te schatten zijn. Dit betekent dat experimenten waarbij vele
genen willekeurig in synthetische organismen worden gebouwd vanuit het
voorzorgsprincipe ook op een hoog inperkingsniveau dienen plaats te vinden.
Werkzaamheden met synthetische organismen worden verricht in laboratoria
De COGEM is van mening dat werkzaamheden met synthetische organismen
binnen een periode van vijf tot tien jaar slechts zullen plaatsvinden in laboratoria
en productiefaciliteiten waar potentiële risico's beheersbaar zijn. De
ontwikkelingen in de synthetische biologie staan nog in de kinderschoenen. Het
kost vele jaren om een product of commerciële toepassing te ontwikkelen.
Daarom zal het nog lange tijd duren voordat een `synthetisch organisme' in het
milieu gebracht wordt of voordat commerciële toepassingen plaatsvinden.
Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat sommige toepassingen van
`genetische modificatie' mogelijk in de toekomst als synthetische organismen
geafficheerd zullen worden. Gedacht kan worden aan ggo's waarin meerdere
genen zijn ingebouwd bijvoorbeeld om metabole pathways aan te passen. De
COGEM wijst erop dat dergelijke toepassingen niet nieuw zijn en dat de
mogelijke risico's hiervan goed in te schatten zijn.
Deelconclusie: De analyse van de bovenstaande drie aspecten maakt dat
potentiële risico's van werkzaamheden met synthetische organismen op korte
termijn adequaat in te schatten en te beheersen zijn met de huidige risico-analyse
en het huidige risicobeleid.
3.3.2 Verwachtingen op de lange termijn
Hoe staat het met de lange termijn verwachtingen? Aan de hand van enkele
voorbeelden wordt onderzocht of de huidige risico-analyse volstaat.
24
Biologische machines?
Voorbeeld 1: Metabolic pathway engineering
Het schoolvoorbeeld van metabolic pathway engineering is de eerder genoemde
productie van een precursor van artemisinine door genetisch gemodificeerde E.
coli bacteriën en S. cerevisiae gistcellen13,14. Om tot de productie van de
precursor artemisininezuur in S. cerevisiae te komen zijn bepaalde genen van de
gistcel verhoogd of verlaagd tot expressie gebracht13. Daarnaast zijn enkele
genen afkomstig van E. coli en de plant Artemisia annua (de natuurlijke
producent van artemisinine) in de gist gebracht13. In totaal bestaat de ingebrachte
pathway uit twaalf genen.
In dit voorbeeld is het aantal ingebrachte genen nog relatief beperkt en daardoor
zijn potentiële risico's nog goed te beoordelen binnen het huidige kader van de
risico-analyse. Er wordt gewerkt met een biologisch ingeperkt organisme
waaraan bekende genen worden toegevoegd. Bovendien is de functie van de
ingebrachte genen dusdanig, dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de biologische
inperking omzeild wordt.
Mogelijk zullen in de toekomst pathways bestaande uit honderden of zelfs
duizenden genen in organismen ingebouwd worden. Bovendien zouden deze
genen afkomstig kunnen zijn van verschillende oorsprong. Zijn de risico's ook
bij deze organismen nog in te schatten? Of zijn de vele modificaties en
onderlinge interacties zodanig complex van aard dat risico's niet meer in te
schatten zijn? Een risico dat zich zou kunnen voordoen, is de onbedoelde
vorming van een toxische metaboliet doordat een ingebrachte pathway
interfereert met een al aanwezig pathway. Verwacht wordt echter dat in de
toekomst meer mogelijkheden beschikbaar zullen komen om veranderingen in
metabolieten en onbedoelde effecten van interacties daartussen waar te nemen en
te voorspellen.
Momenteel is er onvoldoende kennis om een grote pathway te bouwen en
deze toe te voegen aan een organisme. De COGEM verwacht dat deze
ontwikkeling zich pas op de langere termijn zal afspelen. Zij acht het niet nodig
om in dit zeer vroege stadium een uitspraak te doen over de toepasbaarheid van
de huidige risico-analyse. Tegen de tijd dat de genoemde ontwikkelingen
dichterbij komen, zal voortschrijdend inzicht het inschatten van potentiële
risico's vergemakkelijken. Hierbij merkt de COGEM op dat de randvoorwaarde
geldt dat er bij de verdere ontwikkeling van de synthetische biologie ook
aandacht besteedt moet worden aan de eventuele ecologische aspecten.
Voorbeeld 2: Minimaal genoom organisme
In 2006 is het aantal genen van de bacterie M. genitalium gereduceerd tot het
minimale aantal24. Van de 482 eiwit-coderende genen bleken er 100 niet
25
COGEM advies CGM/080925-01
essentieel te zijn voor overleving in een kweekmedium24. Naast deze top-down
benadering, verrichten onderzoekers voorbereidende werkzaamheden om een
minimaal genoom organisme volgens de bottom-up benadering te bouwen20. Is
een minimaal genoom organisme eenmaal gereed, dan kan erfelijk materiaal
worden toegevoegd, zodat het organisme de gewenste functie verkrijgt.
Voor de productie van een minimaal genoom organisme volgens de top-down
benadering, zal alleen gebruik gemaakt worden van gastheren waarvan de
volledige sequentie bekend is. Immers om het genoom van een organisme gericht
aan te passen, zowel het op- als afbouwen, is het noodzakelijk om te weten welke
elementen of genen het genoom bevat. Dit zal ook in de toekomst niet
veranderen. Ook de vorming van een minimaal genoom organisme via de
bottom-up benadering zal altijd plaatsvinden volgens een vooropgezet plan. De
kans op een functionerend organisme is zeer klein bij het willekeurig
samenvoegen van genen of DNA fragmenten. Ook op de lange termijn lijkt dus
in alle gevallen kennis rondom de gastheer of de in te brengen genen, dan wel
Biobricks, beschikbaar te zijn. Dit betekent dat naar het zich nu laat aanzien een
risico-analyse uitvoerbaar blijft.
Voorbeeld 3: Alternatief alfabet
Recent is een set van twee nieuwe nucleotiden ontwikkeld die door een natuurlijk
polymerase kunnen worden herkend25. Het erfelijke materiaal bevond zich hier
echter niet in een levende cel, maar in een reageerbuis. In de toekomst kunnen
deze nucleotiden wellicht geïncorporeerd worden in genetisch materiaal als
uitbreiding of vervanging van bestaande nucleotiden.
Verder zijn er inmiddels al meer dan 30 onnatuurlijke aminozuren toegevoegd
aan eiwitten in verschillende organismen26.
Momenteel zijn de ontwikkelingen op het gebied van een alternatief alfabet nog
in een dusdanig vroeg stadium dat deze zich beperken tot toepassingen in niet
levende systemen, zoals de in hoofdstuk 2 beschreven diagnostische testen. De
COGEM verwacht niet dat ontwikkelingen op dit terrein dusdanig snel zullen
verlopen dat de risico-analyse op afzienbare termijn niet meer toepasbaar zal zijn.
In 2004 voorspelde Benner: "I suspect that, in five years or so, the artificial
genetic systems that we have developed will be supporting an artificial life form
that can reproduce, evolve, learn and respond to environmental change"27.
Inmiddels is het vier jaar later en lijken de ontwikkelingen op het gebied van een
alternatief alfabet eerder `science fiction' te zijn.
26
Biologische machines?
In de verre toekomst is het misschien mogelijk om een bestaand organisme op
een dusdanige wijze te veranderen dat het gebruik kan maken van nieuwe
nucleotiden en/of aminozuren. Hiervoor moeten dan echter ook polymerasen
en/of ribosomen worden aangepast. Als organismen met een alternatief alfabet de
aangepaste bouwstenen niet zelf kunnen produceren, dan dienen deze uit het
omringende milieu opgenomen te worden. De veranderde bouwstenen ontbreken
echter in de natuur, zodat het organisme voor replicatie en/of eiwitsynthese
volledig afhankelijk is van specifieke kweekomstandigheden in een laboratorium.
De systemen zijn daarom biologisch ingeperkt en risico's zijn in te schatten.
Een stap verder is de vorming van een replicerend organisme dat wel in staat
is om onnatuurlijke nucleotiden zelf te produceren en door te geven aan
nakomende generaties. Onduidelijk is of deze ontwikkelingen ooit zullen
plaatsvinden. Ze zijn in elk geval pas op de lange termijn te verwachten. Daarom
doet de COGEM nog geen uitspraak over de toepasbaarheid van de risico-
analyse, anders dan dat deze waarschijnlijk moeilijker uitvoerbaar wordt. In de
loop der jaren zal de kennis over dergelijke ontwikkelingen echter toenemen en
zullen risico's beter te definiëren zijn. Waarschijnlijk is dat een geschikter
moment om te benoemen welke eigenschappen van een organisme bekend
moeten zijn om een adequate risico-analyse uit te voeren.
Voorbeeld 4: Introductie in het milieu
Bovenstaande voorbeelden hebben betrekking op ontwikkelingen die in een
laboratorium plaatsvinden (`ingeperkt gebruik'). Mogelijk wordt in de toekomst
een synthetisch organisme ingezet voor activiteiten buiten het laboratorium,
zogenaamde `introductie in het milieu'. Onderzoekers speculeren momenteel
volop over de inzet van synthetische organismen om vervuiling op te sporen en af
te breken, of om landmijnen onschadelijk te maken.
Om een risico-analyse te kunnen uitvoeren voor een organisme dat buiten het
laboratorium gebruikt wordt, dient naast kennis (waaronder een volledige
moleculaire karakterisering) van het ontvangende organisme en van de
toegevoegde genen, kennis beschikbaar te zijn van het milieu waarin het
organisme zal worden ingezet en mogelijk interacties tussen het organisme en het
ecosysteem. Verder is het belangrijk om te weten of de aanwezigheid van het
organisme beperkt blijft tot de specifieke introductieplaats of dat het organisme
zich over grote gebieden zal of kan verspreiden. Dit alles geldt ook voor
synthetische organismen die in het milieu gebracht worden.
Opgemerkt moet worden dat momenteel in laboratoria bijna uitsluitend
werkzaamheden met biologisch ingeperkte organismen plaatsvinden. Deze
27
COGEM advies CGM/080925-01
organismen zullen dan ook als eerste in het milieu geïntroduceerd worden. Met
dit soort organismen is ruime ervaring opgedaan en de huidige risico-analyse zal
voor deze gevallen volstaan.
Op dit moment is het nog niet te overzien welke ontwikkelingen in de toekomst
doorgang zullen vinden, voor welke doeleinde deze gebruikt zullen worden en
wat de eigenschappen van de organismen zullen zijn. De COGEM acht een
uitspraak over de toepasbaarheid van de risico-analyse op de lange termijn
daarom nu nog niet mogelijk.
Deelconclusie: Het is nu nog niet te voorzien welke ontwikkelingen binnen de
synthetische biologie daadwerkelijk over tien jaar doorgang zullen vinden. Het is
daarom momenteel nog te vroeg om een uitspraak te doen over de toepasbaarheid
van de huidige risico-analyse op die termijn. Overigens zullen de ontwikkelingen
die een eventueel noodzakelijke aanpassing van de risico-analyse vergen wel
tijdig onderkend kunnen worden aan de hand van de aard van de ingebrachte
eigenschappen.
3.4 Samenvatting
Hoewel de ontwikkelingen binnen de synthetische biologie volgens sommige
wetenschappers in een sneltreinvaart verlopen, zal het overgrote deel van de
toepassingen pas op de lange termijn (na vijf tot tien jaar) beschikbaar komen.
Binnen deze termijn zijn slechts werkzaamheden met biologische ingeperkte of
apathogene en laagpathogene organismen te verwachten. Bovendien zullen deze
experimenten plaatsvinden binnen laboratoria. De COGEM is van mening dat
risico's ingeschat kunnen worden en dat de huidige risico-analysemethodiek
hiervoor voldoet.
Aangezien nog niet te voorzien is hoe ver de ontwikkelingen over tien jaar
zijn, is het nu nog te vroeg om een uitspraak te doen over de toepasbaarheid van
de risico-analyse op de lange termijn. Hierbij wordt vermeld dat de eerstkomende
tijd voor ontwikkelingen en toepassingen gebruik gemaakt zal worden van micro-
organismen. Ontwikkelingen met planten en zeker met dieren, liggen nog verder
in de toekomst.
28
Biologische machines?
4. Anticiperen op de maatschappelijke discussie over synthetische
biologie
In dit deel van de signalering staat de vraag van de minister centraal welke
ethisch-maatschappelijke aspecten een rol spelen bij synthetische biologie en hoe
de overheid de maatschappelijke discussie over dit onderwerp het beste kan
faciliteren5.
Om deze vragen te kunnen beantwoorden moet eerst de ontwikkeling van het
wetenschapsveld synthetische biologie in een breder kader geplaatst worden.
Hiertoe wordt in het algemeen ingegaan op de ontwikkeling van technologie
vanuit de verschillende perspectieven van technologische ontwikkeling, ethische
discussie en beleidsvorming. Vervolgens wordt gekeken met welke doelstelling
een maatschappelijke discussie gevoerd kan worden en wat de rol van de
overheid bij een dergelijke discussie kan zijn. Daarna worden de specifieke
vragen die bij synthetische biologie een rol spelen uitgelicht. Ten slotte wordt
gekeken welke rol de overheid kan hebben bij het faciliteren van de
maatschappelijke discussie over dit onderwerp.
4.1 Beloften en verwachtingen van synthetische biologie
Sinds eind 2003 verschijnen er met enige regelmaat artikelen in de (populair
wetenschappelijke) pers over synthetische biologie. Deze artikelen richten zich
voornamelijk op de mogelijke toepassingen van deze technologie en op de
risico's ervan. Hoewel er nog geen concrete toepassingen zijn, groeit de aandacht
voor dit onderwerp in de media explosief. Artikelen met prikkelende titels als
Levensvormen op bestelling, Leven maken, Lego van DNA, Extreme genetic
engineering en Rewriting the rules of life vormen slechts een greep uit de tot de
verbeelding sprekende koppen die in de media verschijnen3,28,29,30,31. Hierdoor
wordt ook het bredere publiek met deze ontwikkelingen in contact gebracht en
aangezet zich een mening te vormen over de mogelijke toepassingen van deze
vernieuwende technologie.
Enerzijds wordt in de media melding gemaakt van de laatste ontwikkelingen
Ontwikkelingen synthetische biologie
2002 Reconstructie Spaanse griep virus met synthetisch DNA
2005 Oprichting Biobricks Foundation (MIT)
2005 Studenten presenteren fotograferende bacterie
2007 Craig Venter synthetiseert het eerste complete genoom van een bacteriesoort
29
COGEM advies CGM/080925-01
en doorbraken op het gebied van synthetische biologie. Anderzijds worden de
doelen en toekomstperspectieven gepresenteerd waartoe deze ontwikkelingen
uiteindelijk kunnen gaan leiden: waarvoor doen we het allemaal?32 Deze
verwachtingen die door onderzoekers worden uitgesproken in het beginstadium
van een vernieuwende technologische ontwikkeling zetten de neuzen van het
publiek een bepaalde kant op. Wat kunnen we verwachten van deze technologie
en waarom moeten we deze ontwikkelingsrichting steunen? Onder meer in het
TESSY project wordt het potentieel van synthetische biologie omschreven (zie
kader):
Beloften synthetische biologie (TESSY,
TESSY (Towards a European Europe)
Strategy for Synthetic Biology) is "Synthetic Biology has the potential to
een overkoepelend initiatief van create new applications out of all life
science fields, including improved health-
de Europese Unie om de care leading to individualized, highly
verschillende onderzoeksrichtin- efficient medicine with low side effects;
gen in de synthetische biologie bij the deployment of Synthetic Biology
elkaar te brengen32. Beloften en methodology in environmental technolo-
verwachtingen lijken een belang- gies and the design of non-food plants.
rijke rol te spelen in het begin- Synthetic Biology is also a promising
stadium van een technologische avenue for providing a more efficient
ontwikkeling of innovatie. supply of bio-energy and improve
nutrition in quality and quantity."
4.2 Technologieontwikkeling
Dergelijk beloften en verwachtingen worden naarmate een technologie zich
ontwikkeld steeds meer concreet. De dynamiek van beloften en verwachtingen
binnen technologieontwikkeling komen in hier eerst aan de orde. Grote
doorbraken of juist teleurstellende resultaten kunnen van invloed zijn op de
verwachtingen die men heeft of maken het noodzakelijk de gemaakte beloften bij
te stellen.
Vervolgens wordt vanuit twee verschillende perspectieven naar synthetische
biologie en het ethisch-maatschappelijke debat gekeken. Elk van deze
perspectieven heeft een ander `bereik' en positioneert daarmee de ethisch-
maatschappelijke discussie in het geheel. De perspectieven die onder de loep
genomen worden, zijn achtereenvolgens het verloop van een technologische
ontwikkeling en het verloop van een ethische discussie. Aan de hand van deze
positionering wordt vervolgens onderzocht welke opties er zijn om de
maatschappelijke discussie te faciliteren.
30
Biologische machines?
4.2.1 De dynamiek van beloften en verwachtingen
Wetenschappelijk onderzoek wordt niet zomaar uitgevoerd, maar met het
achterliggende idee dat er uiteindelijk toepassingen uit voort zullen komen
waarbij de mens gebaat is. Een sterk geloof in technische en wetenschappelijke
vooruitgang geeft deze dynamiek een bijna vanzelfsprekend karakter.
Onderzoekers doen beloften met betrekking tot de uitkomsten of uiteindelijke
toepassingen van hun onderzoek en onderbouwen waarom deze uitkomsten zo
belangrijk zijn en dus gesteund moeten worden. De belofte van de uitkomsten
(baten) van het onderzoek moet de kosten van het onderzoek rechtvaardigen en
daarmee steun in de vorm van maatschappelijke acceptatie, financiering of
andere hulpbronnen genereren.
Beloften creëren een beschermde ruimte en genereren hulpbronnen
Een algemeen geloof in technische vooruitgang maakt het mogelijk dat er steeds
weer nieuwe technische beloften opkomen, die onderzoekers, bedrijven en
overheden vragen om in actie te komen33. Beloften creëren bepaalde
verwachtingen en er moet hard gewerkt worden om die waar te maken. Om
hulpbronnen te genereren in de vorm van financiering, maatschappelijke steun of
een uitbreiding van het netwerk is het van belang dat beleidsmakers, al dan niet
gesteund door opinieleiders, het brede publiek en het bedrijfsleven, het nut of
zelfs de noodzaak van een bepaald onderzoek inziet. Wanneer steun gezocht
wordt voor een concrete technische ontwikkeling, kunnen voorbeelden van
technische vooruitgang uit het verleden worden aangesproken. Het Human
Genome Project (HUGO), dat het in kaart brengen van het menselijke genoom
als doel had, werd bijvoorbeeld door voorstanders op één lijn gezet met het
project om een man op de maan te zetten, en kreeg daardoor dezelfde
(symbolische) betekenis en urgentie.
Synthetische biologie wordt ook wel de `derde technologische revolutie'
genoemd: een overkoepelend begrip dat in combinatie met een sterk geloof in
technische vooruitgang een gemeenschappelijk nastrevenswaardig doel kan
vormen. Dit gemeenschappelijke doel creëert een beschermde ruimte waarbinnen
onderzoekers kunnen werken om de verwachtingen waar te maken. Het is ook
mogelijk gebruik te maken van een bestaande beschermde ruimte. Wanneer er
eenmaal een beschermde ruimte is gecreëerd voor een onderzoek naar een
bepaald onderwerp, dan worden nieuwe beloften binnen dit gebied gemakkelijker
geaccepteerd, mits zij het juiste format hebben om binnen die beschermde ruimte
te vallen. Dit geldt in zeker zin ook voor synthetische biologie. Hoewel er geen
eenduidige definitie bestaat van onderzoek dat wel en niet binnen de synthetische
biologie valt, zijn er bij het opzetten van subsidieprogramma's en samen-
31
COGEM advies CGM/080925-01
werkingsprojecten ineens veel onderzoeken die zich hieronder scharen en
aanspraak maken op deze beschermde ruimte.
Beloften structureren onderzoek
Technologie is niet iets dat buiten de sociale orde plaatsvindt. Technologie wordt
gestuurd en vormgegeven aan de hand van percepties, intenties, interacties en
interesses. Verwachtingen en beloften kunnen activiteiten coördineren en helpen
bij het opstellen van agenda's34. Naar aanleiding van de eerste resultaten van een
nieuwe technologie, en uitgesproken beloften en verwachtingen op basis hiervan
ontstaan agenda's en stimuleringsprogramma's op locaal, nationaal of zelfs
mondiaal niveau die de beloften een meer concreet karakter geven. Acties
worden gecoördineerd door de vooruitblik op een nieuwe technologie en
zijn/haar functies terwijl de ontstane configuratie verder wordt ingevuld en
daarmee tegelijkertijd de nieuwe technologie meer vorm en inhoud geeft.
Verwachtingen en beloften worden daarmee opgenomen in een script of
scenario, waarin rollen worden toebedeeld aan het project zelf en de betrokken
actoren. Als deze rollen worden aangenomen (wanneer het scenario
waarschijnlijk, wenselijk en haalbaar lijkt) dan ontstaat een gezamenlijk
toekomstbeeld waar naartoe gewerkt wordt. Hoe sterker de eerste bevindingen
van het onderzoek en de verwachtingen over de toekomst gedeeld worden met
andere onderzoekers in het vakgebied en investeerders (hulpbronnen), hoe groter
het draagvlak is om deze belofte waar te maken. Het draagvlak kan nog verder
vergroot worden door het verbinden van verschillende vakgebieden. Zoals bij
synthetische biologie waar biologen, technici en fysici samenwerken. Door
middel van het opzetten van gezamenlijke onderzoeksagenda's en het
coördineren van activiteiten wordt het programma verder ingevuld. Een
voorbeeld hiervan is het Europese TESSY project. Het doel van dit
overkoepelende project is om een Europese strategie te ontwerpen gebaseerd op
een roadmap die de essentiële stappen aangeeft die genomen moeten worden
betreffende regulering, financiering, integratie in de publieke sector en
wetenschappelijke mijlpalen. Daarnaast streeft men ernaar om een breder begrip
en bewustzijn te creëren van synthetische biologie en haar potenties en resultaten.
Beloften transformeren tot eisen
De actoren, de belangen en de regels van het scenario worden steeds meer
expliciet gemaakt in de beloften en de actoren handelen daarnaar. Deze
coördinatie wordt actief overgenomen door de actoren, maar kan achteraf niet tot
een specifieke actor worden herleid33. Beloften lijken hiermee een zichzelf
waarmakend karakter te krijgen. In feite zetten zij echter door hun vorm en
inhoud aan tot actie, en construeren actief dat de belofte wordt waargemaakt. Er
32
Biologische machines?
is dus geen sprake van een self-fulfilling prophecy, maar er moet hard gewerkt
worden om de beloften waar te maken. Onderzoekers krijgen enerzijds de ruimte
om aan hun onderzoek te werken. Deze vrijheid heeft echter ook een andere kant:
verplichting. De gemaakte beloften moeten wel waargemaakt worden. De
beloften worden steeds gedetailleerder geconcretiseerd in de vorm van
voorwaarden, (product)specificaties en eisen. Anders gezegd: in het proces
transformeren beloften langzaam tot eisen.
Geloofwaardigheid, waarschijnlijkheid en wenselijkheid van beloften
Beloften en verwachtingen van een nieuwe technologie kunnen onderzoek
rechtvaardigen en hulpbronnen genereren. Daarnaast spelen beloften een
belangrijke rol bij het structureren van het onderzoek; naarmate beloften en
verwachtingen meer concreet worden gemaakt, ontstaat er een scenario waar men
naar gaat handelen. De mate waarin onderzoek gerechtvaardigd wordt, maar ook
het mobiliseren van hulpbronnen en het ontstaan van een beschermde ruimte is
afhankelijk van de kwaliteit van het scenario en daarmee van de werkzaamheid
van de beloften waaruit dit scenario bestaat. Hierbij spelen zowel de
geloofwaardigheid, als de waarschijnlijkheid en de wenselijkheid hiervan een rol.
Beloften roepen namelijk ook vragen op als: `Beloften, waarvoor en voor wie?',
`Zijn het deze beloften waar de samenleving om vraagt en waarom die beloften
realiseren langs deze weg, terwijl er ook andere wegen zijn?' en `Wat staat er aan
nadelen tegenover die beloften?' Dit soort vragen kan leiden tot reacties, kritiek
of weerstand.
Geloofwaardigheid is nauw verbonden met de waarschijnlijkheid van een
belofte. Een belofte die niet waarschijnlijk is, zal ook niet geloofwaardig zijn.
Een belofte die echter wel geloofwaardig is, kan bijvoorbeeld onwaarschijnlijk
worden doordat er een onhaalbare tijdstermijn aan verbonden wordt. Daarnaast
kan geloofwaardigheid ook afnemen wanneer beloften niet worden waargemaakt.
Wanneer eerdere beloften van nieuwe technologie niet zijn waargemaakt is de
kans namelijk groot dat nieuwe, vergelijkbare beloften als onwaarschijnlijk
worden gepercipieerd.
Over het aspect wenselijkheid wordt tegenwoordig bij veel technologieën en
innovaties al in een vroeg stadium nagedacht, zoals ook in deze signalering over
synthetische biologie. Men probeert zich voor te bereiden op de mogelijke
ethische en maatschappelijke aspecten die een nieuwe technologie of toepassing
met zich meebrengt. Daarnaast probeert de overheid burgers door middel van
informatievoorziening voor te bereiden op nieuwe toepassingen zodat een
technologie makkelijker kan worden geïmplementeerd. Hiermee anticipeert zij op
de sociale context waarbinnen technologie ontwikkeling plaatsvindt.
---
COGEM advies CGM/080925-01
4.2.2 Synthetische biologie als technologische hype
In deze paragraaf wordt gekeken welke fasen een technologische ontwikkeling
doormaakt en hoe de zichtbaarheid van deze ontwikkelingen verloopt. Dit
perspectief bepaalt ook mede de timing waarop een publiek debat gevoerd kan of
moet worden. Op dit moment zijn er nog geen concrete toepassingen van
synthetische biologie en het eerste echte synthetische organisme moet nog
gemaakt worden. Scenario's en toekomstvoorspellingen worden echter volop
gedaan. Synthetische biologie is nu vooral een vernieuwende technologie met
hooggespannen verwachtingen over wat daarmee bereikt kan worden. Er wordt
binnen de beschermde groep volop gespeculeerd over gebruik van synthetische
organismen voor bijvoorbeeld het tegengaan van klimaatverandering, de
productie van bio-ethanol en andere industriële producten. Maar ook over het
gebruik van synthetische biologie voor een verbetering van de gezondheidszorg.
De uitgesproken beloften en verwachtingen vormen een intrinsiek onderdeel van
technologie ontwikkeling. Daarnaast worden scenario's geschetst over misbruik
van de technologie en het creëren van organismen die gelijk zijn aan machines.
De verwachting is dat deze extreme scenario's zullen afzwakken naarmate de
ontwikkelingen vorderen en blijkt dat zowel de gouden bergen als de
doemscenario's op korte termijn of zelfs helemaal niet realistisch zijn.
Dit is een herkenbaar patroon bij de introductie van nieuwe technologieën.
Wanneer een technologie geïntroduceerd wordt, liggen alle mogelijkheden voor
de toekomst nog open en wordt er volop gespeculeerd over mogelijke
toepassingen. Er ontstaat een zogeheten hype die afzwakt wanneer duidelijk
wordt dat toepassingen nog enkele tot vele jaren op zich laten wachten. Of
wanneer blijkt dat de ontwikkelingen moeizamer verlopen dan initieel gedacht.
Dit patroon wordt ook wel de Technology hype cycle genoemd.
De Technology hype cycle
De Technology hype cycle is een grafische weergave van de zichtbaarheid van
nieuwe technologieën die geïntroduceerd worden, ontwikkelingen doormaken en
groeien, en vervolgens geïmplementeerd worden35. In 1995 introduceerde
Gartner de Technology hype cycle om de fase waarin een nieuwe technologie
verkeert te karakteriseren. In de hype cycle kunnen vijf fasen worden
onderscheiden: de Technology trigger, de Peak of inflated expectations, de
Trough of disillusionment, de Slope of enlightenment en het Plateau of
productivity.
De eerste fase in de technologische hype cyclus is de doorbraak die leidt tot de
eerste media-aandacht; dit wordt de technology trigger genoemd en kan een
doorbraak, product introductie of andere gebeurtenis zijn die significante
persaandacht veroorzaakt. In de volgende fase ontstaat een sneeuwbaleffect
34
Biologische machines?
waarbij enorme media-aandacht voor het onderwerp gegenereerd wordt. Dit
wordt de peak of inflated expectations genoemd en er wordt volop gespeculeerd
over mogelijke toepassingen. Veelal onrealistische verwachtingen worden
beschreven. In de praktijk zijn er nog geen tekenen die deze toepassingen
waarschijnlijk maken. Er worden nog geen concrete beloften gedaan maar wel
veel verwachtingen uitgesproken.
Omdat de verwachtingen niet op korte termijn worden waargemaakt en de
nieuwswaarde van het onderwerp afneemt, daalt het enthousiasme in de trough of
disillusionment. De pers besteedt nauwelijks meer aandacht aan het onderwerp en
de technologie.
Figuur 1: Gartners Technology hype cycle
Hoewel de pers het onderwerp links laat liggen, gaan de ontwikkelingen gestaag
door. In de zogeheten slope of enlightenment schrijden de ontwikkelingen voort
en komen langzaam de eerste, meer realistische, toepassingen van de technologie
in zicht. Beloften worden meer concreet gemaakt en het scenario kan verder
worden ingevuld door middel van nationale en internationale
onderzoeksprogramma's en roadmaps. De eerste successen in combinatie met de
uitgesproken verwachtingen en beloften vormen een stimulans voor andere
onderzoekers, bedrijven of zelfs vakgebieden om zich aan te sluiten bij deze
ontwikkelingen en zich hiervoor in te zetten.
Uiteindelijk wordt het plateau of productivity bereikt. Toepassingen van de
technologie bieden duidelijke voordelen en worden breed geaccepteerd. De
ontwikkelingen in de technologie zijn stabiel en produceren tweede en derde
generatie toepassingen. Deze indeling in verschillende fasen moet niet heel strikt
of zelfs niet absoluut worden genomen. Ook in het begin van de ontwikkelingen
35
COGEM advies CGM/080925-01
kunnen de eerste (kleinschalige) toepassingen al gepresenteerd worden en ook in
het laatste gedeelte kan bijvoorbeeld een tweede peak of inflated expectations
gegenereerd worden.
De maatschappelijke discussie is ook onderdeel van de Technology hype cycle.
Door de media-aandacht in het begin zal de maatschappij geprikkeld worden om
na te denken over het onderwerp. Met de huidige communicatiemiddelen gebeurt
dit tegenwoordig veel eerder dan voorheen. Waar vroeger maatschappelijke
organisaties pas bij het aandienen van de eerste toepassingen een discussie starten
over de wenselijkheid hiervan, begint dit proces nu al bij de aankondiging van
mogelijke toepassingen van een nieuwe technologie. Dit geldt zeker ook voor
synthetische biologie. Het debat over synthetische biologie lijkt langzaam op
gang te komen nu de media hier meer aandacht aan beginnen te besteden,
ondanks dat er nog geen concrete toepassingen voorhanden zijn (zie figuur 2). De
maatschappelijke discussie bevindt zich momenteel in de stijgende curve naar de
piek van hooggespannen verwachtingen. Deze verwachtingen hebben ook een
schaduwkant gezien de (deels) onbekende risico's en ethisch-maatschappelijke
aspecten die bij deze technologie een rol spelen. Er wordt volop gespeculeerd
over mogelijke toepassingen maar ook bedreigingen die hieruit voortkomen.
Synthetische biologie in kranten wereldwijd
120
)efital 100
u
m 80
muc( 60
enelkit 40
araltn 20
Aa
0
jan-04 jul-04 jan-05 jul-05 jan-06 jul-06 jan-07 jul-07 jan-08 jul-08
Datum
Figuur 2: Indicatie media-aandacht synthetische biologie in kranten
36
Biologische machines?
4.2.3 Collingridge dilemma: te vroeg totdat het te laat is
In de vroege stadia van een technologische ontwikkeling zoals synthetische
biologie, staan nog vele opties open op zowel technologisch, economisch als
sociaal vlak. Er bestaat daarnaast ook nog veel onzekerheid over de
(on)mogelijkheden van een technologie; vaak teveel om besluiten te nemen over
de wenselijkheid en richting waarin de technologie geïmplementeerd dient te
worden. Dit is vooral het geval tijdens de technology trigger en de peak of
inflated expectations fasen.
In de gevorderde stadia (de slope of enlightenment en het plateau of
productivity) van een technologisch ontwikkelingstraject is de padafhankelijkheid
van eerdere ontwerpkeuzen echter zo groot geworden dat er weinig meer te
kiezen en beslissen valt. Dit illustreert hoe technologische keuzen soms een
sterke padafhankelijkheid kunnen creëren. Padafhankelijkheid houdt in dat in het
verleden gemaakte keuzes invloed kunnen hebben op de keuzes die we in het
heden (kunnen) maken. Daarnaast geeft het ook aan dat politieke keuzen,
economische opties en technologische ontwikkelingen elkaar wederzijds
beïnvloeden. Al deze keuzes worden in beginfasen vooral gemaakt op basis van
verwachtingen en beloften over toekomstige toepassingen. Dit dilemma wordt
ook wel het Collingridge of interventie dilemma genoemd. Een dilemma kan
gedefinieerd worden als een keuze uit verschillende alternatieven, die even
(on)aantrekkelijk zijn of waarvan in gelijke mate onduidelijk is wat de gevolgen
hiervan kunnen zijn.
Het debat rondom genetische modificatie heeft gedemonstreerd dat er een
blijvend spanningsveld kan ontstaan waarin vooruitgang en impasses elkaar
afwisselen. Onzekerheden over mogelijke gevolgen van biotechnologisch
onderzoek spelen hier een belangrijke rol in. Dit roept de vraag op of, hoe en
wanneer de discussie over synthetische biologie beïnvloed kan worden. Kunnen
deze ontwikkelingen überhaupt beïnvloed worden? En stel dat we inderdaad in
een vroeg stadium van een ontwikkeling debatteren over een technologie, liggen
er dan meer wegen voor ons open dan in een later stadium? De vraag die dan
eerst beantwoord dient te worden is hoe een maatschappelijke discussie algemeen
verloopt en wat een dergelijke discussie kan opleveren.
4.3 Verloop van een ethisch-maatschappelijke discussie
Het verloop van een ethisch-maatschappelijke discussie kent, net als het verloop
van een technologische ontwikkeling, verschillende fasen waarin ook beloften en
verwachtingen een belangrijke rol spelen. In de literatuur over de ethisch-
maatschappelijke vragen die naar voren komen bij de introductie van
37
COGEM advies CGM/080925-01
vernieuwende technologieën en innovaties wordt allereerst vaak een onderscheid
gemaakt in de verschillende soorten vraagstukken die hierbij een rol spelen.
4.3.1 Eenvoudige, complexe, onzekere en ambigue vraagstukken
Het Rathenau Instituut onderscheidde in `leven maken' een drietal verschillende
vraagstukken: eenvoudige, complexe en onzekere & ambigue vraagstukken3.
Deze vraagstukken kunnen ook gekoppeld worden aan verschillende fasen in de
Technology hype cycle. Ethische vragen zijn ambigue en spelen voornamelijk
sterk in de beginfase van een technologische ontwikkeling een rol (peak of
inflated expectations). Ambigue vraagstukken vragen de meest uitgebreide vorm
van maatschappelijke participatie. Dit soort vraagstukken wordt gedomineerd
door verschillen in overtuiging en opvattingen over wat kan en mag. Het bereiken
van een consensus op dit gebied is vaak een moeilijk en langdurig proces en zelfs
niet altijd mogelijk. Soortgelijk zijn de onzekere vraagstukken over zaken die in
de toekomst liggen (welke effecten zijn te verwachten op mens en milieu van
bijvoorbeeld ontwikkelingen in de synthetische biologie?). Bij dit soort vragen
gaat het erom een balans te vinden tussen over- en onderbescherming van milieu
en gezondheid. Deze vragen gaan een rol spelen op het moment dat de eerste
toepassingen van een technologie in zicht komen, na de trough of
disillusionment. Hetzelfde geldt voor complexe vraagstukken. Complexe
vraagstukken vragen om inbreng van verschillende actoren, zoals hoe een
ontwikkeling kan bijdragen aan duurzame ontwikkeling. Het is bij zulke
vraagstukken wenselijk om technische en sociaal wetenschappelijke kennis te
betrekken bij de discussie. Bij eenvoudige vraagstukken gaat het om problemen
die bijvoorbeeld te kwantificeren zijn, zoals de toxiciteit van een chemische
verbinding. Deze problemen kunnen worden opgelost door de inbreng van
experts.
Een soortgelijk onderscheid wordt gemaakt in het COGEM onderzoeksrapport
`Governance van biotechnologie' waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen
gestructureerde en ongestructureerde vraagstukken36. Bij een gestructureerd
probleem bestaat er een consensus over de te bereiken doelen en de manier
waarop die kunnen worden gerealiseerd. In die situaties is doorgaans sprake van
voldoende vertrouwen in overheidsinstanties en wetenschappelijke kennis. De
wetenschap verleent steun in beleidsvorming, besluitvorming en handhaving.
Waneer sprake is van uiteenlopende standpunten en redeneerwijzen ontstaat er
een meer complexe situatie. Dit zijn de zogenaamde ongestructureerde
vraagstukken, waarbij er geen overeenstemming over doelstellingen en/ of
oplossingsrichtingen bestaat. Deze situaties worden gekenmerkt door grote
wetenschappelijke onzekerheid; niet alleen over de onderzoeksfeiten, maar ook
38
Biologische machines?
over de precieze rol die de afzonderlijke academische disciplines zouden moeten
vervullen. Wetenschappers krijgen hier ook een signalerende rol. Naast het
aandragen van wetenschappelijke feiten, kunnen zij bepaalde zaken uitsluiten,
suggesties geven voor nader onderzoek of voor verbeteringen in de
probleemdefiniëring.
Bij de ontwikkelingen binnen de synthetische biologie kan gesproken worden
over onzekere of ongestructureerde vraagstukken. Er is grote wetenschappelijke
onzekerheid over de resultaten en toepassingen die deze technologie kan
voortbrengen. Daarnaast ontstaat er naar aanleiding van uitgesproken
verwachtingen een bredere maatschappelijke discussie over de wenselijkheid van
deze resultaten. Een van de aanbevelingen in het rapport over `Governance van
biotechnologie' is om de vraagstukken daarom niet te beperken tot de
afgebakende risicovragen, maar om ook achterliggende motieven en doel-
stellingen van de voorgestelde toepassingen bespreekbaar te maken. Door het
expliciteren van de achterliggende motieven en doelen kunnen maatschappelijke
dilemma's beter zichtbaar en mogelijk onderhandelbaar gemaakt worden. Deze
bredere afweging is een leerproces, waarbij de inbreng van diverse kanten nodig
is, evenals de bereidheid gezamenlijk verder te willen zoeken naar een
maatschappelijk robuust (streef)doel. Wetenschappelijke kennis is hierbij beslist
niet overbodig en zelfs noodzakelijk, zo stelt het rapport. In `governance' van
biotechnologie dient de technisch-wetenschappelijke kennis en expertise in de
risicobeoordeling te integreren met inzichten in maatschappelijke
(on)mogelijkheden van de voorgestelde toepassingen. Het centrale idee van
governance geeft ruimte aan partijen buiten de gevestigde posities en belangen en
staat toe dat er meerdere soorten van kennis in de afweging worden
meegenomen. Governance zoekt de balans tussen enerzijds innovatie en
verandering, en wil anderzijds voorkomen dat de samenleving voor voldongen
feiten wordt geplaatst.
Het idee van betrokkenheid vanuit de maatschappij bij toepassingsrichtingen
van wetenschappelijk onderzoek is niet nieuw. Deze aspecten spelen steeds een
rol wanneer een technologie met mogelijke controversiële toepassingen wordt
geïntroduceerd. De vraag is niet of maar vooral hoe deze betrokkenheid vorm kan
of zou moeten krijgen en in welke fase van de ontwikkeling. Er wordt gesteld dat
een ethisch-maatschappelijke discussie rondom wetenschappelijk onderzoek in
het algemeen een aantal fasen doorloopt.
4.3.2 Een kader voor ethisch-maatschappelijke discussies
In 1990 vroeg de Tweede Kamer aan minister Ritzen van Onderwijs en
Wetenschappen om een kader te schetsen voor discussies over de ethische
39
COGEM advies CGM/080925-01
aspecten van onderzoek. Na een schets van dit kader37 werd in 1991 een
uitgewerkte versie van het verloop van een ethische discussie gepresenteerd. Het
verloop van een ethische discussie is hierin opgesplitst in een viertal fasen die te
herkennen zijn in een publiek debat38. In het kamerstuk worden vier fases
onderscheiden: `Signalering', `Articulatie', `Toedeling van waarden' en
`Analyse. Daarnaast wordt in het kamerstuk een onderscheid gemaakt welke
actor op welk punt welke verantwoordelijkheid draagt. Bij de onderstaande
indeling in het verloop van een ethische discussie moet worden opgemerkt dat de
volgorde niet per se chronologisch is. Het is mogelijk dat fasen elkaar overlappen
en dat er terugkoppelingen optreden tussen de verschillende fasen.
Signalering
Groepen in de samenleving geven aan dat bepaalde normen en waarden door
wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen onder druk komen te staan.
Het gaat hierbij om ethische vragen die voortvloeien uit principiële normatieve
overtuigingen en uitgangspunten over welke wijze van (samen)leven wenselijk of
geoorloofd is. Mensen beschouwen wetenschappelijke en technologische
ontwikkelingen door de bril van zulke morele overtuigingen. De meningen en
gevoelens die daaruit voortkomen bepalen voor een groot deel de `ontvangst' van
specifieke ontwikkelingen en de mate waarin die ontwikkelingen als
aanvaardbaar worden beschouwd.
Een voorbeeld van signalering in de discussie over synthetische biologie is de
open brief die maatschappelijke organisaties in 2006 stuurden naar de Tweede
Synthetische Biologie Conferentie in Berkeley, VS39. Deze groepen verwoorden
hun ongerustheid over de ontwikkelingen in de synthetische biologie en trachten
deze onder de aandacht te brengen van instanties die naar hun mening in staat
zijn om een dergelijk vraagstuk ter hand te nemen. Het (mogelijke) probleem
wordt gesignaleerd. De inhoud van deze brief wordt besproken in paragraaf 4.5.
Articulatie
In de tweede fase van het maatschappelijk debat gaan overkoepelende en grotere
organisaties een rol spelen. Zij brengen de beweringen in kaart en geven aan in
welke discussiepunten de vraagstukken kunnen worden opgesplitst. Het probleem
wordt daarmee gearticuleerd. Rapporten van bijvoorbeeld het Rathenau Instituut
of signaleringen van de COGEM kunnen een bijdrage leveren aan deze
articulatie.
Gezaghebbende toedeling waarden
In de maatschappelijke en politieke discussie wordt tussen de betrokken groepen
overeenstemming bereikt over welk forum het gezag krijgt om over de ethische
40
Biologische machines?
probleemgebieden een bindende uitspraak te doen. Deze processen worden
gevoed met de resultaten van ethisch-wetenschappelijk onderzoek. De meest
vrije vorm is die waarbij de verantwoordelijkheid en bevoegdheid om uitspraken
te doen bij de betrokken partijen ligt of zelfs aan individuele beslissingen wordt
overgelaten. Meer gestructureerde vormen zijn tijdelijke en daarna structurele
commissies die de bevoegdheid krijgen om in specifieke gevallen en binnen de
wettelijke kaders uitspraken te doen. De meest formele vorm van gezaghebbende
toedeling van waarden is die van bindende regels en wetgeving door de overheid.
In het kamerstuk wordt bovendien benadrukt dat ook de overheid een
verantwoordelijkheid heeft bij de signalering en articulatie van ethische
vraagstukken.
De ontwikkelingen binnen de synthetische biologie bevinden zich nu nog in
de fase van signalering en articulatie. Of het wenselijk of noodzakelijk is om een
gezaghebbende instantie (bijvoorbeeld een ethische commissie) in te stellen die
bindende uitspraken kan doen over ethische probleemgebieden moet nog worden
afgetast.
Analyse en fundering van waarden
In deze laatste fase gaat het om filosofisch/ethisch onderzoek waarbij de
fundering en de inhoud van waarden kritisch worden beschouwd. Om een
discussie over ethische aspecten adequaat te kunnen voeren is een verduidelijking
en verdieping van gehanteerde begrippen wenselijk voor zowel onderzoekers als
niet-onderzoekers. Een intensivering van filosofisch/ethisch onderzoek kan
hiertoe bijdragen.
4.3.3 Actoren in het discussieproces hebben elk hun eigen taak
In het beschreven traject van signalering, articulatie, oordeelsvorming, toedeling
van waarden door gezaghebbende partij en uiteindelijk regelgeving zijn veel
verschillende partijen betrokken. In het kamerstuk van minister Ritzen werd
benadrukt dat de aard van ethische en maatschappelijke aspecten rond onderzoek
in eerste instantie vraagt om een terughoudende opstelling van de overheid. Er is
eerst een discussieproces nodig dat op den duur moet leiden tot een zekere
maatschappelijke consensus waar rondom onderzoek en zijn implicaties een
zekere begrenzing aan de orde is. Over het algemeen is pas daarna de tijd rijp
voor politieke besluitvorming37. Wel kan zij een rol spelen bij de signalering en
articulatie van ethische vraagstukken. De natuurlijke rol van de overheid ligt
weliswaar op het terrein van de wet- en regelgeving, maar omvat ook het
bevorderen van agenderen door andere partijen die op het specifieke gebied
toegerust zijn qua expertise. De overheid kan hen aanspreken op hun
41
COGEM advies CGM/080925-01
verantwoordelijkheid en taken om deze onderwerpen te articuleren. Partijen die
hierbij een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld38:
Onderzoekers die zich bewust moeten zijn van de maatschappelijke context
waarin zij werkzaam zijn en de morele vragen die hun onderzoek kan
oproepen. Wetenschappers dienen een brede blik te behouden en te
onderzoeken hoe specifieke onderzoeksvragen zijn gerelateerd aan andere
variabelen, aan andere systemen, en aan andere thema's zoals ethisch-
maatschappelijke vraagstukken36.
Instellingen die onderzoek uitvoeren of financieren; vaak worden niet
individuele onderzoekers maar organisaties aangesproken op ethische
vragen rondom onderzoek. Zulke instellingen vormen het raakvlak tussen
onderzoek en samenleving. Ze bezitten kennis van het onderzoek waar aan
gewerkt wordt en zijn tegelijkertijd betrokken bij de verspreiding van
onderzoeksresultaten naar de buitenwereld (publiciteit, media) en de
toepassingen van het onderzoek.
Organisaties die als discussieplatform kunnen dienen zodat een
afwegingsproces kan plaatsvinden waaraan zowel de onderzoekswereld,
deskundigen en maatschappelijke groeperingen kunnen deelnemen. Deze
integrale deelname van verschillende betrokken partijen blijkt in de praktijk
vaak lastig. Er wordt wel een discussieplatform gecreëerd, maar waarbij
vaak slechts een van deze groepen vertegenwoordigd wordt.
Media. In een democratische samenleving is het van belang dat burgers
zicht hebben op wat er in het onderzoek gaande is. Voorlichting en
berichtgeving via de media hebben hierin een cruciale rol. Tegenwoordig
wordt al in een zeer vroeg stadium bericht over mogelijke nieuwe
ontwikkelingen binnen een onderzoeksveld. Dit heeft als voordeel dat
burgers niet voor voldongen feite komen te staan wanneer een toepassing
op de markt gebracht wordt. Een mogelijk nadeel hiervan is dat er nog veel
onzekerheden zijn in deze fase. Er wordt uitgebreid gespeculeerd over
mogelijke resultaten en toepassingen die veel maatschappelijke onrust
oproepen terwijl deze later niet haalbaar of niet risicovol blijken.
Burger en consument die reflecteren op de berichten in de media over
mogelijke toepassingen van een nieuwe technologie. De wijze van reflectie
is afhankelijk van de grondhouding van individuen of van groepen. Deze
grondhouding wordt vormgegeven door een breed scala aan waarden die
42
Biologische machines?
maatschappelijk of cultureel bepaald zijn en soms zelfs vastgelegd in
wetten en regels. Deze waarden vormen het kader waarbinnen een mening
wordt gevormd over een bepaald onderwerp. De perceptie van burger en
consument is in grote mate afhankelijk van datgene wat zij aan informatie
krijgen aangereikt door de media.
4.4 Rol van de overheid in het publieke debat
Bij de ontwikkeling van een technologie waarbij de wenselijkheid en mogelijke
toepassingen daarvan ter discussie staan, wil de overheid vroegtijdig inspelen op
mogelijke problemen en zonodig de ontwikkelingen bijsturen. Ook het Rathenau
Instituut stelde dat het verstandig is om alle betrokken partijen vroegtijdig bij
belangrijke beleidsvragen over potentieel betekenisvolle én omstreden
technologieën te betrekken3. Zij concludeerde echter ook dat het niet eenvoudig
is om maatschappelijke betrokkenheid op een zinvolle en effectieve manier vorm
te geven. Het vormgeven van een publiek debat kan namelijk op gespannen voet
staan met de regulerende taak van de overheid en daarom vraagt het debat over
synthetische biologie eerder om een faciliterende dan om een organiserende rol.
Wanneer de overheid deze taak op zich neemt, is het van belang dat zij
duidelijk voor ogen heeft waarom het publieke debat moet worden gefaciliteerd
en wat zij hiermee wil bewerkstelligen. Er kunnen verschillende redenen zijn
voor een overheid om te participeren (bijvoorbeeld door organisatie of facilitatie
van een debat) in een ontwikkeling of nieuwe technologie. Dit kan bijvoorbeeld
zijn om:
De rechten van de bevolking te waarborgen (bijvoorbeeld het recht op
veiligheid, door middel van het opstellen van wet- en regelgeving),
Te verifiëren of er geen aspecten / risico's over het hoofd worden gezien,
Te voorkomen dat een discussie vastloopt.
De overheid kan daarnaast participeren in een maatschappelijk debat:
Wanneer zij zelf een actieve stakeholder is,
Wanneer een technologie een fundamentele richtingsverandering in de
maatschappij kan veroorzaken (hierbij is het de vraag of het de taak van de
overheid is om stakeholders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid
jegens de maatschappij, bijvoorbeeld universiteiten of onderzoeks-
instellingen).
43
COGEM advies CGM/080925-01
Een debat kan daarnaast verschillende doelen hebben. Dit is mede afhankelijk
van de fase waarin de technologische ontwikkeling zich bevindt. Het debat kan
onder meer als doel hebben om de richting van een technologie te sturen, maar
kan ook gebruikt worden om het beleid te vormen en ondersteunen, of meningen
en draagvlak voor een ontwikkeling in de maatschappij te peilen.
Opgemerkt moet worden dat de beleidsruimte van de Nederlandse overheid
beperkt is. Wet- en regelgeving over biotechnologie en daarmee ook synthetische
biologie, wordt grotendeels in de EU bepaald. Daarnaast kunnen handels-
verdragen, zoals de WTO-verdragen, de beleidsruimte verder beperken. In die zin
is er geen sprake van een volledig soevereine Nederlandse staat die de wensen en
ethische en maatschappelijke overwegingen van haar bevolking kan laten stollen
in wet- en regelgeving. Een publiek debat zou daarom in de gehele EU gevoerd
moeten worden.
4.4.1 Debat als sturing van een ontwikkeling
De sturing van de richting van de ontwikkelingen in een technologie worden
enerzijds bepaald door de technische (on)mogelijkheden. Zij worden daarnaast
beïnvloed door de mening van burgers en maatschappelijke organisaties die zich
uitspreken over de wenselijkheid van de richting van die ontwikkelingen. Deze
visie wordt gereflecteerd in de wet- en regelgeving die door de overheid wordt of
is vastgelegd en door de financieringsstromen die daarvan het gevolg zijn.
Discussie of debat als sturing van de richting van ontwikkelingen vindt
voornamelijk plaats op congressen, conferenties en door middel van
overkoepelende organisaties zoals TESSY die een technologie richting proberen
te geven. Voornamelijk stakeholders zullen zich in dit soort debatten begeven,
bijvoorbeeld onderzoekers, financierende instellingen, bedrijven of andere
afnemers van een technologie. Afnemers van een technologie of toepassing
zullen op hun beurt weer proberen in te spelen op de wens van de consument of
een zekere vraag/behoefte te creëren voor hun product.
4.4.2 Debat als beleidsondersteuning
Ethisch-maatschappelijke discussies kunnen, onder bepaalde voorwaarden, een
rol spelen bij beleidsvorming. Naar aanleiding van ontwikkelingen in de
wetenschap kan worden besloten dat er aanpassing van het beleid nodig is om
een ontwikkeling te implementeren. Wetenschappelijke kennis maar ook input
vanuit een maatschappelijke discussie kan de basis vormen voor beleidsvorming,
regelgeving en handhaving. Het proces van beleidsvorming kan worden
ingedeeld in een aantal fasen afhankelijk van de fase waarin de technologie-
ontwikkeling en ook de maatschappelijke discussie zich bevindt.
44
Biologische machines?
Verloop van een beleidscyclus
Tegelijk met de ontwikkeling van de technologie wordt ook bepaald of het al dan
niet wenselijk of zelfs noodzakelijk is om beleid te ontwikkelen op deze
technologie. Het verloop van de ontwikkeling van beleid is algemeen op te delen
in een viertal fasen (Winsemius, 1989):
Erkenning: beperkt politiek belang, oriënterende monitoring (extensief),
bijvoorbeeld surveys, om de aard van het probleem te bepalen en te
articuleren.
Beleidsformulering: formuleren van beleid: stijgend politiek belang,
beleidsvorming en inventariserende (intensieve) monitoring naar de ernst
van het probleem.
Oplossing: afnemende politieke belangstelling, routinematige monitoring
(redelijk intensief) ter beoordeling van het effect van maatregelen.
Beheer: verder afnemend politiek belang, evaluatie maatregelen,
controlerende monitoring (extensief).
Figuur 3: Verloop beleidsontwikkeling (Winsemius)
45
COGEM advies CGM/080925-01
Synthetische biologie is al enkele jaren een opkomend en vernieuwend onder-
zoeksveld. De eerste resultaten en uitgesproken verwachtingen over de toekomst
van deze technologie impliceren dat deze ingrijpend kan zijn en daardoor ook een
sterke maatschappelijke reactie teweeg kan brengen. De ontwikkelingen binnen
dit veld roepen vragen op over de huidige risico-analyse en zetten daarnaast ook
de maatschappelijke discussie over wat leven is weer op scherp. Momenteel is er
sprake van een toenemende politieke belangstelling.
In de beleidscyclus van Winsemius kan het onderwerp synthetische biologie
aan het begin van de tweede fase, beleidsformulering, worden geplaatst. De
overheid erkent dat de ontwikkelingen in de synthetische biologie sociaal
maatschappelijke implicaties kunnen hebben of vragen kunnen oproepen op het
gebied van veiligheid en risico's. Zij probeert te inventariseren wat de mogelijke
gevolgen zijn van de ontwikkelingen en op welke termijn. Daarnaast neemt de
overheid de huidige risico analyse onder de loep en probeert zij vroegtijdig in te
spelen op mogelijk ethische maatschappelijke knelpunten.
Nut en noodzaak van interactief besturen
Het organiseren van een publiek debat is een vorm van interactieve sturing. Sinds
begin jaren negentig vinden experimenten plaats waarbij burgers in een vroeg
stadium bij planvorming of beleidsvorming worden betrokken. Hierbij kan
gedacht worden aan digitale debatten, nut- en noodzaakdiscussies,
maatschappelijke debatten en toekomstverkenningen. Interactief besturen wordt
veel ingezet in de fase van agendering en toekomstverkenning zoals bij
Nederland 2030, Eten en Genen en Future of Food40. Het hanteren van een
interactieve aanpak is echter niet altijd nuttig. Er worden in de literatuur
verschillende redenen genoemd waneer een netwerksturing of interactieve
aanpak wenselijk kan zijn, namelijk wanneer:
Anderen specifieke kennis of ervaring hebben die toegevoegde waarde
heeft op het terrein (kennis),
De overheid niet over een effectieve bevelsrelatie met het veld beschikt, of
betrokken partijen kunnen verhinderen dat het beleid van de grond komt
(aanwezigheid van een zogeheten "hindermacht"),
Betrokken partijen nodig zijn voor financiering (geld),
De verantwoordelijkheden rond het onderwerp om principiële redenen
verschuiven naar bedrijven, burgers of maatschappelijke organisaties
(verantwoordelijkheid),
Een effectieve aanpak van het onderwerp een integrale benadering vergt
waarbij een samenspel tussen overheid samenleving nodig of gewenst is
(samenwerking nodig).
46
Biologische machines?
Daarnaast worden echter ook situaties geschetst waarin een interactieve aanpak
niet wenselijk kan zijn, bijvoorbeeld wanneer:
De marges en de bandbreedte voor het te ontwikkelen beleid feitelijk of
juridisch zeer beperkt zijn,
De politieke uitkomst al vast staat,
Er geen bereidheid is om de uitkomsten van de dialoog nadrukkelijk mee te
wegen in de politieke besluitvorming,
Het onderwerp al is teruggebracht tot een principiële ja-nee keuze
(bijvoorbeeld ethische vragen) waarbij een interactieve aanpak weinig
verrijking zal opleveren maar hoogstens een meningspeiling,
Er onvoldoende tijd of middelen zijn om een adequaat proces te organiseren,
De kosten-baten balans in termen van tijd, geld en verwachte toegevoegde
waarde negatief is.
Als laatste punt kan genoemd worden dat het niet in elke fase van een
technologische ontwikkeling nuttig is om een interactieve aanpak te hanteren. De
eerste discussie of hype dient enigszins te zijn uitgekristalliseerd. De overheid
moet niet te vroeg aangesproken worden om een standpunt in te nemen over de
vraag of en hoe een ontwikkeling gereguleerd kan worden. Er dient duidelijkheid
te bestaan over de beslispunten die aan de orde zijn, welke overwegingen daarbij
tellen, welke deskundige opinies meegenomen moeten worden en waarin de
besluitvorming zou kunnen uitmonden. Dit betekent dat de discussie dermate is
uitgekristalliseerd dat er een breed maatschappelijk draagvlak is voor de
noodzaak van regelgeving en dat er duidelijkheid is over de te hanteren normen.
De aard van de aspecten die een rol spelen in de discussie moeten zich bovendien
lenen voor regelgeving en uitvoerbaar en handhaafbaar zijn38.
Wanneer de discussie nog in de kinderschoenen staat, heeft een debat als
beleidsondersteuning weinig nut. Een debat dient dan in eerste instantie om
meningen en argumenten te peilen. In 2005 organiseerde het Rathenau Instituut
een workshop om de argumenten over hoe om te gaan met (controversiële)
nieuwe technologieën te verhelderen en uit te wisselen41. Daarnaast werd
gesproken over de rol van het debat in het proces van politieke oordeelsvorming
en besluitvorming. In deze workshop werd geconcludeerd dat een debat in een
vroeg stadium wel zin heeft maar dat dit er niet op gericht moet zijn om beleid of
regelgeving te ontwikkelen. In een vroeg stadium kan een debat vooral inzicht
verschaffen in de (on)wenselijkheid van mogelijke toepassingen van de
technologie.
47
COGEM advies CGM/080925-01
4.4.3 Debat als peiling van meningen en argumenten
Naast sturing en beleidsvorming dienen debatten vaak vooral als peiling van
meningen en argumenten. Debatten over mogelijk controversiële onderwerpen,
zoals synthetische biologie, hebben niet als doel om consensus te verkrijgen of de
richting van de ontwikkelingen te sturen. Bij deze debatten staat het identificeren
van mogelijke knelpunten centraal. Dit biedt de mogelijkheid om vroegtijdig in
het ontwikkelingstraject te anticiperen op de toekomstige problemen. In een
debat kunnen potentiële knelpunten vanuit verschillende perspectieven belicht
worden, en kan worden gekeken in welke richtingen en onder welke
voorwaarden acceptabele oplossingen gezocht kunnen worden, zodat de kans
verkleind wordt dat toepassing van een technologie zou kunnen leiden tot het
ontstaan van maatschappelijk ongewenste situaties.
Deze eerste fase van een maatschappelijk debat wordt gekenmerkt door chaos en
onzekerheid. In de media verschijnen de eerste berichten over de resultaten van
een nieuw onderzoeksveld. Er wordt uitgebreid gespeculeerd over toekomstige
toepassingen. Zowel zeer positieve als negatieve toekomstscenario's worden
geschetst wanneer deze technologie doorgang vindt. Deze berichten zetten
betrokken partijen, onderzoekers, discussieplatform, belangenorganisaties en
burgers aan het denken over de wenselijkheid van mogelijke toepassingen van de
technologie. Dat veel geschetste scenario's achteraf vergezocht lijken is in dit
geval niet erg. Deze informatie dient als input voor gedachte-experimenten
waarmee grenzen bepaald kunnen worden.
Synthetische biologie staat wat toepassingen betreft nog in de
kinderschoenen, maar de ontwikkelingen kunnen snel gaan en de media-aandacht
neemt explosief toe. Hiermee komt ook het publieke debat op gang. Dit uit zich
in enerzijds hoge verwachtingen maar anderzijds ook bezorgdheid. Er wordt
volop gespeculeerd over de (on)wenselijkheid van mogelijke toepassingen van
deze technologie. Daarnaast blijkt synthetische biologie een aantal fundamentele
ethisch-maatschappelijke vragen op te roepen die een belangrijk onderwerp
vormen in de discussie over deze toepassingen.
Een eerste initiatief voor de peiling van meningen en argumenten is al
opgezet. Begin 2007 introduceerde de wetenschappelijke gemeenschap, gesteund
door de Europese Commissie een online e-conference om zowel de risico's als de
ethisch-maatschappelijke aspecten van synthetische biologie te identificeren42.
De discussie op dit forum kwam echter moeizaam van de grond en de meeste
reacties waren afkomstig vanuit het wetenschappelijke werkveld. Een echte hype
bij het bredere publiek lijkt dan ook nog in de beginfase te staan.
48
Biologische machines?
4.5 Synthetische biologie: oude vraagstukken in een nieuw jasje?
Uit de literatuur en vele artikelen in de media blijkt dat de ontwikkelingen in de
synthetische biologie net als bij genetische modificatie een aantal fundamentele
ethische en maatschappelijke vragen oproepen. Maatschappelijke organisaties
hebben daarom aangegeven vroegtijdig betrokken te willen worden bij het
proces.
In 2006 schrijven 35 organisaties gezamenlijk een open brief naar de Tweede
Synthetische Biologie Conferentie in Berkeley om hun bezorgdheid uit te
spreken over de ontwikkelingen op dit gebied43. In de open brief roepen zij
wetenschappers op om de samenleving te betrekken bij het opzetten en
organiseren van een maatschappelijke dialoog over alle aspecten en toepassingen
van synthetische biologie op zowel mondiaal, nationaal en lokaal niveau.
Daarnaast meenden zij dat zelfregulering voor onderzoekers niet effectief en
ondemocratisch is. Het is niet aan de onderzoekers om te bepalen welk onderzoek
en vooral welke toepassingen wel of niet zijn toegestaan. Ten slotte benadrukten
zij dat niet alleen mogelijk misbruik in de beleidsafweging moet worden
meegenomen, maar ook de bredere sociaaleconomische, culturele, gezondheids-
en milieugevolgen van de ontwikkelingen in de synthetische biologie. De open
brief is ondertekend door onder meer Greenpeace, Friends of the Earth, the
Canadian Farmers Union, ETC Group en the International Center for Technology
Assessment.
Daarnaast is in 2007 een kritisch rapport verschenen van de ETC group over
de maatschappelijke betekenis van de ontwikkelingen in de synthetische
biologie44. Hierin komen een aantal gelijke aspecten naar voren als in de open
brief. Daarnaast wordt benadrukt dat synthetische biologie nieuwe en mogelijk
catastrofale risico's met zich mee zal brengen voor de maatschappij. Deze sociale
implicaties moeten nauwkeurig in de gaten worden gehouden en gecoördineerd
door een internationaal overkoepelend orgaan. Ten slotte wordt ervoor gepleit dat
DNA niet wordt geprivatiseerd door middel van patenten.
4.5.1 Kernthema's in de maatschappelijke discussie over synthetische biologie
Ontwikkelingen op het gebied van biotechnologie hebben vrijwel altijd geleid tot
maatschappelijke discussie. Ook synthetische biologie roept vragen op bij de
betrokken partijen. Synthetische biologie raakt, net als genetische modificatie,
het leven zelf. Synthetische biologie lijkt nog een stap verder te willen gaan dan
genetische modificatie: van het lezen en aanpassen van de genetische code naar
het schrijven en ontwerpen ervan.
Geheel nieuw zijn veel van de vragen niet. Met de introductie van het
onderzoeksgebied synthetische biologie zijn vragen die voornamelijk in de
49
COGEM advies CGM/080925-01
beginstadia van genetische modificatie een rol speelden weer actueel geworden.
Beelden van wetenschappers die rücksichtslos nieuwe organismen of
levensvormen creëren, bedrijven die enkel uit zijn op geld of een overheid die
niet in staat is de veiligheid van een technologie te waarborgen met misbruik en
calamiteiten als gevolg komen vaak als eerste voorbij.
Maar met de synthetische biologie duiken er ook enkele nieuwe kwesties op. Een
daarvan is de constatering van Eckard Wimmer, één van de onderzoekers die was
betrokken bij de reconstructie van het poliovirus, dat het hiermee onmogelijk
wordt om het poliovirus of andere virussen volledig uit te roeien45. De blauwdruk
van het virus, de genetische code, is bekend en het virus kan nagemaakt worden
ook als het oorspronkelijke virus niet meer bestaat.
Een andere nieuwe kwestie heeft betrekking op de `digitalisering' van de
biologie. Het wordt steeds makkelijker om toegang te krijgen tot
(gesynthetiseerde) biologische componenten. Met een druk op de knop kunnen
via het internet DNA-sequenties op maat worden besteld. Voor het bouwen van
biologische systemen is het daardoor niet langer noodzakelijk om over een scala
van natuurlijke organismen en grote laboratoriumfaciliteiten te beschikken. Hier-
door wordt niet alleen de toegang tot het biologische ontwerpproces vereen-
voudigd, maar kan een deel van dat ontwerpproces zich ook aan gangbare
controlesystemen onttrekken. In dit licht wordt in de VS zelfs gesproken van
`biohacking'.
De meeste vragen die ten grondslag liggen aan de zorgen en doembeelden zijn
terug te brengen tot een aantal onderwerpen of kernthema's die de COGEM
benoemd heeft in haar signalering `Het gentech debat ontleed; een analyse van
terugkerende kernthema's en argumenten'1. In deze signalering worden zes
kernthema's gedefinieerd die in wisselende verhoudingen steeds weer terugkeren
in de debatten over biotechnologie46. Deze kernthema's zijn: veiligheid,
duurzaamheid, gezondheid en welzijn, sociale verhoudingen, keuzevrijheid en
vertrouwen, en natuur en de integriteit van leven. De meeste van deze
kernthema's zijn ook te onderscheiden in de vragen die nu weer opkomen bij de
ontwikkelingen in de synthetische biologie.
4.5.2 Veiligheid, gezondheid en welzijn
De kernthema's veiligheid, en gezondheid en welzijn zijn nauw met elkaar
verbonden. Nieuwe technologieën zoals genetische modificatie en synthetische
biologie kunnen zowel een kans als een bedreiging vormen. Aan de ene kant zijn
er hoge verwachtingen van op technologie gebaseerde productie van
geneesmiddelen, uitbreiding van diagnostische mogelijkheden, een toename van
50
Biologische machines?
medisch wetenschappelijke onderzoeks- en behandelmethoden of zelfs
oplossingen om klimaatveranderingen of het voedselprobleem tegen te gaan. Aan
de andere kant worden vragen gesteld over veiligheid of de gevolgen van
mogelijk misbruik van de technologie. Hierbij speelt onder andere het gevoel dat
wetenschappers en bedrijven ongecontroleerd aan `gevaarlijke' nieuwe
organismen werken zonder rekening te houden met de maatschappelijke
gevolgen. Bij het kernthema veiligheid kan het bijvoorbeeld gaan over veiligheid
in relatie tot voedsel en het milieu, maar ook over maatschappelijke veiligheid en
bioterrorisme. Een aantal voorbeeldvragen:
Is de technologie veilig voor mens en milieu?
Kan het onze gezondheid verbeteren?
Wat zijn de mogelijke gevolgen van misbruik van de technologie?
4.5.3 Sociale verhoudingen, keuzevrijheid en vertrouwen
Sociale verhoudingen is een breed kernthema waarbij zeggenschap en sturing op
het gebied van technologieontwikkeling en machtsverhoudingen in het geding
zijn. Gentechnologische toepassingen vergen jarenlang onderzoek en
investeringen. Deze kunnen wel worden opgebracht door grote bedrijven en
onderzoeksinstellingen, maar minder door kleine, lokale ontwikkelaars.
Dat maakt kwesties als een eerlijke verdeling van lusten en lasten, de positie
van individuen ten opzichte van multinationals en de zeggenschap over de
richting waarin toepassingen worden gezocht, actueel. Als voorbeeld kan hierbij
gedacht worden aan de ontwikkeling van een metabolic pathway voor de
productie van artemisinine met behulp van micro-organismen dat ten koste zou
kunnen gaan van Afrikaanse producenten van artemisinine uit Artemisia.
Bij dit thema spelen de waarden autonomie en rechtvaardigheid een rol. Bij
het kernthema keuzevrijheid en vertrouwen staat consumentensoevereiniteit en
het vertrouwen van burgers in de overheid centraal:
Wie heeft toegang tot de technologie?
Wat doet de overheid om de veiligheid van de technologie te waarborgen?
Biedt de technologie een voordeel voor de burger, of voornamelijk een
financieel voordeel voor de producenten?
Vergroot de technologie de verschillen tussen arm en rijk?
Bij het laatste kernthema; natuur en integriteit van leven komen echter ook een
aantal andere vragen boven die bij genetische modificatie veel minder
nadrukkelijk gesteld werden dan nu het geval is bij synthetische biologie.
51
COGEM advies CGM/080925-01
4.5.4 Natuur en integriteit van leven
In dit kernthema staat de vraag centraal wat een technologie betekent voor onze
fysieke omgeving, voor het leven of de natuur. Bescherming van het leven, de
natuur, dan wel de biodiversiteit, tegen mogelijke bedreigingen, wordt door velen
nastrevenswaardig geacht.
Natuur en integriteit van leven hebben betrekking op de wijze waarop mensen
hun mens-zijn en hun relatie met hun niet-menselijke omgeving, met dieren en
met natuur ervaren. Deze visie bepaalt, ook hoe men menselijk ingrijpen in die
context ervaart. Er bestaan uiteenlopende opvattingen over de waarden die bij dit
kernthema een rol spelen. Bepalend is of mensen een statisch of een meer
dynamisch beeld hebben van natuur en integriteit van leven en de mate waarin ze
menselijk ingrijpen in de natuur geoorloofd vinden.
De vraag wat leven eigenlijk is, wordt bij synthetische biologie meer expliciet
gesteld dan bij genetische modificatie. Bij genetische modificatie ging het
vooralsnog om `sleutelen aan het leven' terwijl bij synthetische biologie het
ontwerpen en maken van leven het doel is. Synthetische biologie lijkt daarmee de
indruk te wekken dat leven kan worden gereduceerd tot DNA alleen. Dit kan een
bedreiging vormen voor de opvatting dat het leven iets bijzonders is en dat
levende wezens zich onderscheiden van georganiseerde materie doordat ze `zijn'
(existeren). Veel mensen vinden dan ook dat een reductionistische benadering
van (vooral menselijk) leven niet alle dimensies van de menselijke ervaring kan
verklaren. De complexe metafysische kant kan niet worden verklaard door de
aan- of afwezigheid van een specifieke set genen. Het reduceren van leven tot
genen, DNA of zelfs een alternatief alfabet is van fundamentele betekenis voor
tal van kritische maatschappelijke discussies:
Waar begint het leven?
Wat is het `wezen' van de mens (of andere levensvormen)?
De naam synthetische biologie draagt in zichzelf al een tegenstelling mee:
synthetische (onnatuurlijk, kunstmatig) tegenover biologie (natuur en natuurlijk).
Synthetische biologie zet de discussie rondom het wel of niet toekennen van een
intrinsieke waarde aan een organisme op scherp, omdat met deze technologie de
grenzen tussen natuurlijk en kunstmatig lijken te vervagen. In `Leven maken'
constateerde De Vriend dat voornamelijk de vraag wat het toepassen van
technologische ontwerpprincipes op biologische systemen betekent voor ons
beeld van leven meer nadrukkelijk gesteld zal worden:
Is alles wat is opgebouwd uit al dan niet synthetisch DNA een `levend
wezen'?
52
Biologische machines?
Zelfs al komt dat wezen in de natuur niet voor?
Waarin onderscheidt een volledig kunstmatige cel die voor
productiedoeleinden wordt gebruikt zich van een machine?
Welke referentie en criteria gebruiken we om het leven te benoemen?
4.6 Discussie genetische modificatie: een leerproces
In het vorige hoofdstuk zijn een aantal vragen geïdentificeerd aan de hand van
kernthema's die een rol spelen in de discussie over synthetische biologie. Een
aantal van deze vragen werden ook gesteld in de beginperiode van genetische
modificatie. In het debat over synthetische biologie wordt dan ook volop
gerefereerd aan het debat over genetische modificatie. Er dreigt hierdoor echter
een soort tunnelvisie te ontstaan waarbij ook naar een soortgelijke uitkomst wordt
toe geredeneerd. Voor sommigen staat de discussie over genetische modificatie
symbool voor een zeer moeizaam debat zonder werkbare uitkomst.
De COGEM is van mening dat de discussie over genetische modificatie
vooral als een leerproces moet worden gezien. Het gentechdebat vond plaats in
een sociale context die nu anders is. De COGEM wil bij voorkeur niet spreken
van fouten in het gentechdebat waarvan geleerd kan worden. Wel kan van de
ervaring geleerd worden.
Het is van groot belang dat er bij dit soort processen ook de ruimte en vooral
de bereidheid is om te willen leren47. De Wilde merkte in zijn lezing (2005)
tijdens de COGEM jubileumbijeenkomst over de rol van wetenschap in
innovatiebeleid op dat welke keuze er ook gemaakt wordt bij technologie-
ontwikkeling; een prijs wordt altijd betaald. Soms doet een samenleving er goed
aan uit voorzorg of op grond van ethische maatschappelijke bezwaren een
onderzoeksveld in een vroeg stadium af te wijzen. Door iets na te laten kan
wellicht onherstelbare schade voorkomen worden. Of deze schade ook
daadwerkelijk ontstaan zou zijn, wordt echter nooit duidelijk omdat het leren en
dus ook het leren van fouten, in dit geval is stopgezet. Verstandig innovatiebeleid
zoekt naar een evenwicht: het respecteert het verlangen naar de feiten, maar wel
naar beide typen feiten, zowel die over de gepercipieerde risico's als die over de
kansen. Wie de eerste negeert, miskent dat wetenschappelijke kennis alleen kan
groeien op een ondergrond van maatschappelijke acceptatie. Maar wie beseft dat
het tweede type feit voor de legitimatie en financiering van wetenschap op de
lange duur minstens even belangrijk is, zal proberen altijd voldoende ruimte te
scheppen voor het lange termijnproces van variatie en selectie. De omvang van
die leerruimte kent echter grenzen. Beperkingen hoeven op zich geen hindernis
voor leren te zijn, ze maken onderzoekers heel vaak juist inventiever. Het is
daarbij wel essentieel dat de samenleving de wetenschap de mogelijkheid gunt
53
COGEM advies CGM/080925-01
om te leren door te experimenteren. De omvang van de leerruimte, hangt sterk af
van de mate waarin een samenleving op een bepaald terrein wil leren en
vertrouwen heeft in de beheersbaarheid van eventuele risico's.
Het signaleren van mogelijke risico's of ongewenste effecten van een technologie
kan resulteren in voorzorgsmaatregelen of het bijsturen van de ontwikkeling.
Deze stappen kunnen verderop in het proces geëvalueerd worden. Wanneer er
meer kennis wordt opgedaan, kan blijken dat de risico's minder groot zijn dan
gedacht en kunnen de maatregelen worden versoepeld. Of de risico's blijken er
Het Gentechdebat in vogelvlucht
In de beginjaren van het DNA-onderzoek in laboratoria ontstond er in eerste
instantie bezorgdheid bij de wetenschappers zelf ten aanzien van
gezondheidsrisico's. Toen er regels werden opgesteld voor het veilig werken met
deze organismen werd deze bezorgdheid grotendeels weggenomen. De discussie
laaide echter weer hevig op toen de eerste veldproeven werden gedaan begin jaren
tachtig. Halverwege de jaren negentig is onder andere Greenpeace de initiator voor
een volgende golf van kritiek, dit keer op de veiligheid van genetisch gemodificeerd
voedsel. De media-aandacht neemt ook in Europa toe en de Europese consument
spreekt zich massaal uit tegen gg-voedsel. Dit leidt uiteindelijk tot een moratorium
in de EU dat pas in 2003 wordt opgeheven.
Bij genetische modificatie kwamen de meeste reacties in het beginstadium
voornamelijk van individuele wetenschappers en pas toen de eerste toepassingen
zich aandienden, begonnen maatschappelijke organisaties zich in het debat te
mengen. Bezorgdheid over de veiligheid van deze technieken voor de gezondheid
van de mens, voor het milieu maar ook over meer ethische kwesties en misbruik
deden de discussie hoog oplaaien. Pogingen om het debat alsnog in goede banen te
leiden, zijn weinig succesvol gebleken. Burgers hebben het gevoel pas laat te zijn
geïnformeerd terwijl de gg-gewassen al op het veld stonden en de producten al in de
schappen lagen. Het vertrouwen van de burger is hierdoor geschaad.
Pogingen van de overheid, wetenschappers en ondernemers om alsnog aan te tonen
dat de veiligheid van de technologie en de producten die daaruit voortkomen
gewaarborgd is, lopen op niets uit. Wanneer de overheid een maatschappelijke
discussie probeert te organiseren, zoals het debat `eten en genen' geven
maatschappelijke groeperingen te kennen zich niet te kunnen vinden in de
vraagstelling en aanpak. Zij haken af. Toepassingen op het gebied van gezondheid
voor de mens, doen de weerstand echter gedeeltelijk afnemen. Nog steeds zijn deze
toepassingen het minst omstreden. Op het gebied van voeding en industriële
toepassingen laait de discussie echter regelmatig opnieuw op met steeds dezelfde
vragen.
Waar maatschappelijke groeperingen aangeven onvoldoende en te laat geïnformeerd
te worden, menen sommige wetenschappers dat de ontbrekende kennisbasis een
bewuste keuze is: men wil het niet weten. Partijen beschuldigen elkaar er daarnaast
regelmatig van het onderwerp te eenzijdig te belichten (teveel vanuit
wetenschappelijk oogpunt enerzijds en enkel vanuit ethisch-maatschappelijke
overwegingen anderzijds).
In het boek Biotechnologie en de dialoog der doven; dertig jaar genetische
modificatie in Nederland wordt geconcludeerd dat de dialoog over genetische
modificatie moeilijk of niet tot stand is gekomen1. Daarnaast wordt het debat
rondom genetische modificatie niet zelden in de literatuur gebruikt als voorbeeld hoe
een maatschappelijke discussie juist niet zou moeten verlopen.
54
Biologische machines?
inderdaad te zijn: het voorzorgsprincipe werkt. In dit geval is er een leerproces
waarbij interactie plaatsvindt tussen overheid, wetenschap en maatschappij. Dit is
echter niet altijd mogelijk. Hierbij moet opgemerkt worden dat het stopzetten van
technologische ontwikkelingen ook een nadeel vormt. (Economische) kansen
worden niet verzilverd en oplossingen van maatschappelijke problemen, zoals
ziekten, blijven uit.
Het vasthouden aan de eigen percepties en interpretaties van sommige
betrokkenen over kansen en risico's van biotechnologie vormt een belangrijk
struikelblok voor een vruchtbare dialoog. Zeker in de normatieve kwesties die in
de moderne biotechnologie een rol spelen, is enige (zelf)reflectie gewenst. Dit
reflectieve tekort wordt versterkt door de gerichtheid op de actualiteit en niet op
de langere termijn. Door de focus te leggen bij datgene wat nu onbekend is en dit
als legitimatie te nemen voor het afbreken van een onderzoek kan ook niet
geleerd worden. Door het formuleren van meer gemeenschappelijke doelen in de
toekomst en te anticiperen op de beheersing van mogelijke risico's kan een
leerproces in gang gezet worden36.
---
COGEM advies CGM/080925-01
Tabel 1: FASERING ONTWIKKELING VAN TECHNOLOGIE, MAATSCHAPPELIJKE DISCUSSIE EN BELEIDSFORMULERING
Technologie Technology trigger Peak of inflated expectations Trough of dissillusionment Slope of enlightenment Plateau of productivity
(Technology Hype
Cycle - Gartner)
Ethische discussie
(Kamerstuk 21 319 Signalering Articulatie Gezaghebbende toedeling van waarden Analyse en fundering van waarden
- Ritzen)
Beleidsformulering Erkenning Beleidsformulering Oplossing Beheer
(Beleidscyclus -
Winsemius)
Omschrijving Eerste berichten verschijnen in Inmiddels is meer bekend over het verloop Media-aandacht neemt af, zowel De eerste toepassingen van de Geoliede machine, de technologie brengt
de (populair) wetenschappelijke van de diverse ontwikkelingen en de gouden bergen als doemscenario's technologie komen op de markt en nieuwe toepassingen voort die in de
tijdschriften en media. De technische mogelijkheden. De media- lijken geen werkelijkheid te zichtbaar in de media. Media- samenleving worden gebracht /
ontwikkelingen en technische aandacht neemt explosief toe. Het worden. Hoewel toepassingen op aandacht neemt weer toe. geïmplementeerd.
mogelijkheden die werkelijk onderwerp wordt ook besproken in kranten, de markt uitblijven beginnen deze,
zullen plaatsvinden zijn nog niet op tv en in radio programma's. Stakeholders buiten het zicht van de media, wel
te overzien. worden gevraagd hun (expert) mening te concrete vormen aan te nemen.
geven. Daarnaast spreken publiek en
belangengroepen hun verwachtingen uit
over mogelijke toepassingen of uiten juist
hun bezorgdheid hierover.
Informeren van overheid en Informeren van overheid en media over de De associatie tussen wetenschap en Informeren van overheid en media Informeren en evalueren.
media over de stand van zaken stand van zaken in de ontwikkelingen. bedrijfleven neemt toe nu meer over de stand van zaken in de
in de ontwikkelingen. Zelf verantwoordelijkheid nemen naar burger toe concrete toepassingen in zicht ontwikkelingen. Aanbieders van
Wetenschappers / nadenken over mogelijke betreffende veiligheid en wenselijkheid van komen. Deze partijen moeten toepassingen evalueren: voldoen deze
bedrijven implicaties betreffende risico's toepassingen en dit ook uitdragen. overheid en media informeren. toepassingen aan de eerder gedane
en ethisch-maatschappelijke uitspraken, beloften en
aspecten. verwachtingen over de
mogelijkheden?
Kennis nemen van de berichten Articulatie van (on)mogelijkheden en Aandacht voor het onderwerp Aandacht voor het onderwerp neemt Aandacht voor het onderwerp blijft
in de media en laten zich verder discussiepunten die geagendeerd kunnen neemt af, maar verdwijnt niet. weer toe, Agendering van bestaan. Uitingen van specifieke
NGO's informeren. Waar mogelijk worden. Mogelijke interactie met de media Belangengroepen blijven hun discussiepunten meer toegespitst op standpunten vinden plaats, maar vinden
onderwerp agenderen. om deze punten naar voren te brengen. standpunt ventileren. concrete toepassingen. minder weerklank in de media en bij
betrokken partijen.
Media Publiek informeren, aanspreken met interessante verhalen
56
Biologische machines?
Burgers Publiek wordt geconfronteerd Publiek wordt geconfronteerd met een breed Aandacht bij het bredere publiek Publiek wordt geconfronteerd met de Technologie is ingebed in de
met de eerste berichten in de scala aan mogelijke toepassingen en zowel neemt af, er komen geen of eerste toepassingen en de aandacht maatschappij, toepassingen worden op de
media. Geschetste toepassingen doemscenario's als gouden bergen worden nauwelijks nieuwe vragen bij. Door neemt weer toe. Publiek en/of markt gebracht zonder dat daar grote
lijken ver in de toekomst te geschetst. Hiermee kan zij brainstormen het uitblijven van concrete belangengroepen spreken hun ophef over ontstaat bij de burger. Een
liggen en spreken tot de over de wenselijkheid van toepassingen van toepassingen ontstaat de indruk dat mening uit over deze toepassingen. aantal groepen / individuen blijft
verbeelding. de technologie. Door gedachte het zo'n vaart niet zal lopen. principiële bezwaren maken tegen de
experimenten kunnen ethisch- technologie met argumenten die in de
maatschappelijke vragen die de technologie signalering en articulatiefase naar voren
oproept gearticuleerd worden. Burgers kwamen.
kunnen zich verenigen in belangengroepen
om hun standpunt kracht bij te zetten.
Zich laten informeren teneinde Informatie kunnen geven over de Realiseren dat juist in dit stadium De veiligheidsproblematiek is Monitoring en beleidsaanpassingen doen
te kunnen signaleren en ontwikkelingen en hoe zij de veiligheid van de eerste toepassingen vorm uitgekristalliseerd. Implementatie van in geval onverwachte situaties optreden.
erkennen of er iets nieuws aan haar burgers waarborgt. De overheid beginnen te krijgen. Het is van geformuleerd beleid. Evaluatie en Geïnformeerd blijven over verwachtingen
zit te komen. Er kunnen in deze articuleert op basis van de ingewonnen belang dat zij geïnformeerd blijft leerproces staan in deze fase centraal. en bezorgdheden die spelen bij de burger.
fase vragen opkomen over informatie welke mogelijkheden en over de stand van zaken in het De overheid moet een vinger aan de
veiligheid en risico's. De knelpunten er kunnen ontstaan door de wetenschappelijke veld. Welke pols houden om te kijken of de door
overheid moet actie ondernemen nieuwe technologie. Bijvoorbeeld op het scenario's zijn realistisch en op haar gedestilleerde problemen en het
/ zich laten informeren om deze gebied van risico management, maar ook welke termijn gaan deze spelen. Op eventueel ontwikkelde beleid
vragen te kunnen beantwoorden. juridisch, economische, ethische en ethisch-maatschappelijk vlak zijn aansluiten op de maatschappij. De
Overheid maatschappelijke aspecten. De overheid de ethische vragen komst van enkele nieuwe
moet een besluit nemen of zij de uitgekristalliseerd die (onverwachte) ontwikkelingen zal het
ontwikkelingen wil stimuleren d.m.v. daadwerkelijk een rol spelen bij de misschien noodzakelijk maken om de
subsidies of onderzoeksprogramma's. technologie. Welke partijen kunnen risico-analyse op enkele punten te
hier mogelijk een oordeel over wijzigen.
hebben (bijv. toetsingscommissie)
en op welke wijze kan dit worden
ingevuld. Is het nodig om nieuw
beleid te ontwikkelen of het
bestaande beleid aan te passen?
57
COGEM advies CGM/080925-01
58
Biologische machines?
5. Positie en rol van de overheid
De ontwikkelingen in de synthetische biologie bevinden zich op dit moment in de
beginfase van de technology hype cycle, namelijk in de technology trigger en de peak
of inflated expectations. De maatschappelijke discussie komt op gang en verschillende
groeperingen uiten hun bezorgdheid over mogelijke toepassingen van de technologie of
spreken juist hun verwachtingen hierover uit. Op dit moment bevindt de
maatschappelijke discussie zich in de `chaos fase'. Er wordt volop gespeculeerd over
mogelijke toepassingen van synthetische biologie zonder dat er concrete uitspraken
gedaan kunnen worden over de haalbaarheid van deze toepassingen.
Het faciliteren van een debat is voor de overheid op dit moment weinig zinvol. Het
debat moet in de eerste fase op haar beloop gelaten worden en de betrokken actoren
moeten de kans krijgen te articuleren waar mogelijke discussiepunten zitten. De
overheid moet in deze `chaos fase' allereerst zelf geïnformeerd raken en blijven over de
stand van zaken. Zij erkent dit en heeft verschillende partijen ingeschakeld (KNAW,
COGEM) om zich te laten informeren over de stand van zaken rond de risico-analyse
en de ethisch-maatschappelijke discussie. De rol die de overheid op dit punt kan
hebben naar de maatschappij toe, is het beschikbaar stellen van informatie zodat
articulatie kan plaatsvinden.
Dit betekent echter niet dat de overheid volledig afwezig is in deze beginfase van de
ontwikkeling. De overheid kan ook op andere manieren een rol spelen bij de
ontwikkeling van synthetische biologie. Bijvoorbeeld door het managen van
verwachtingen, het stimuleren van ontwikkelingen (onderzoek, subsidies), en het
stimuleren van kennis in onderwijs zodat de burger geïnformeerd kan deelnemen aan
de discussie.
De overheid moet zich hier bovendien bewust zijn van haar rol in de sturing van de
technologie. Door het toekennen van subsidies en onderzoeksfinanciering voor
specifieke programma's speelt zij in op de geschetste verwachtingen en geeft zij mede
richting aan de ontwikkelingen in de synthetische biologie.
Wanneer de volgende fase (trough of dissillusionment) zich aandient en de rook van de
peak of inflated expectations optrekt raakt de eerste fase van de discussie
uitgekristalliseerd en kunnen meer concrete uitspraken gedaan worden over de
(on)mogelijkheden van synthetische biologie. Op dit punt kan de overheid een andere
(meer zichtbare) rol gaan innemen in het debat.
Het is echter lastig aan te duiden wanneer dit zal zijn. In deze fase neemt de
aandacht voor synthetische biologie nog steeds toe. Waar de top precies ligt, is niet van
tevoren te voorspellen en zal mede afhankelijk zijn van wetenschappelijke doorbraken
of juist het uitblijven daarvan. Het monitoren van aandacht in de media kan een
indicatie zijn voor een overgang naar de volgende fase (trough of dissilusionment).
59
COGEM advies CGM/080925-01
Wanneer deze fase aanbreekt zal de media-aandacht afnemen. Buiten het zicht van de
media beginnen de ontwikkelingen echter concrete vormen aan te nemen en zal
duidelijk worden of de gemaakte inschattingen betreffende veiligheid en
maatschappelijke knelpunten daadwerkelijk van toepassing zijn.
De overheid heeft daarbij zicht op de vorming van concrete ontwikkelingen door
middel van de reportages en voortgangsverslagen van onderzoeksprojecten
gefinancierd door de overheid. Verkokering binnen de overheid kan hierbij een
hinderpaal zijn. Immers rapportages zullen gericht zijn aan de directe financiers zoals
NWO, Ministerie van OCW, EZ etc. Echter dit zullen vaak de onderdelen van de
overheid zijn die niet direct bij de maatschappelijke discussie betrokken zijn. De
overheid moet zich hiervan bewust zijn en voor een goede uitwisseling van informatie
over onderzoek- en ontwikkelingsresultaten binnen de verschillende overheids-
instanties zorg dragen.
Er is in de komende periode van enkele jaren de gelegenheid voor de overheid haar
beleidsagendasetting voor te bereiden op basis van onderzoek naar ondermeer de
ethische vragen die deze technologie oproept. De COGEM zal samen met het Rathenau
Instituut de activiteiten die door de overheid in deze periode van `stilte voor de storm'
kunnen worden ondernomen, verkennen.
Betrokken actoren hebben tijdens de peak of inflated expectations kunnen nadenken
over de grenzen van de wenselijkheid van mogelijke toepassingen. In dit kader kunnen
in de trough of dissillusionment en de slope of enlightenment de concrete toepassingen
die zich aandienen, worden geplaatst.
Waar burgers eerder zijn geconfronteerd met grootse beloften en verwachtingen,
kunnen nu meer concrete toepassingen onder de aandacht worden gebracht. Omdat de
media-aandacht echter afneemt zal de overheid actief moeten zorgen dat de aandacht
wordt vastgehouden om te voorkomen dat de maatschappij voor voldongen feiten
wordt geplaatst en vele toepassingen al zijn geïmplementeerd (slope of enlightenment
of zelfs het plateau of productivity). De overheid kan in deze fase zorgen dat er
aandacht voor het onderwerp blijft door het punt te agenderen, de burger te informeren
en de betrokken partijen (bijvoorbeeld wetenschappers en bedrijven) te stimuleren om
de maatschappij te informeren over de voortgang. Omdat in deze fase de eerste
concrete toepassingen in zicht komen, kan mogelijk ook casus-gericht worden
gediscussieerd over de wenselijkheid en veiligheid van specifieke toepassingen. In
tabel 1 (blz. 56) wordt een overzicht gegeven van de verschillende fasen van
technologieontwikkeling, maatschappelijk discussie en beleidsformulering en de rollen
van de diverse stakeholders, met name die van de overheid.
Om de veiligheid van ontwikkelingen en toepassingen binnen de synthetische biologie
te kunnen waarborgen, is het belangrijk om potentiële risico's in een vroeg stadium te
60
Biologische machines?
herkennen. De COGEM zal daarom, zoals aangekondigd in haar evaluatierapport van
200748, de ontwikkelingen monitoren. Zij zal dit doen met behulp van haar normale
instrumenten, waaronder de Trendanalyse Biotechnologie, een driejaarlijks rapport dat
wordt opgesteld door de COGEM, de Commissie Biotechnologie bij Dieren en de
Gezondheidsraad.
61
COGEM advies CGM/080925-01
62
Biologische machines?
6. Conclusies
Synthetische biologie trekt momenteel veel aandacht. Waarschijnlijk omdat enkele
onderzoekers spraakmakende ideeën over toepassingen van synthetische organismen
ventileren, waarbij `the sky is the limit' lijkt te zijn. Of deze hoge verwachtingen ooit
waarheid zullen worden, blijft de vraag. Feit is echter wel dat het allerlei instanties en
organisaties heeft aangezet om zich te verdiepen in de materie. Ook de Tweede Kamer
heeft zich over het onderwerp gebogen en de minister van VROM heeft de COGEM
enkele vragen gesteld. Zij vraagt de COGEM een uitspraak te doen over onder andere
de toepasbaarheid van de huidige ggo-risico-analysesystematiek voor toepassingen van
de synthetische biologie (in het bijzonder synthetische organismen), het monitoren van
ontwikkelingen binnen het onderzoeksveld en de ethisch-maatschappelijke aspecten die
zijn verbonden aan synthetische biologie. Tevens vraagt zij de COGEM op welke wijze
de overheid de maatschappelijke discussie over deze technologie het beste kan
faciliteren. Hieronder worden de vragen puntsgewijs beantwoord.
Vraag 1: Welke ontwikkelingen komen er op ons af, waarop de huidige risico- analyse
systematiek voor ggo's niet of onvoldoende toepasbaar zou kunnen blijken te zijn?
Hoewel een aantal wetenschappers oneindig veel toepassingen ziet binnen de
synthetische biologie, hebben de meeste Nederlandse wetenschappers bescheidener
verwachtingen, met name op de korte termijn. De COGEM wijst erop dat binnen een
periode van tien jaar naar verwachting hoofdzakelijk laboratoriumactiviteiten met
biologisch ingeperkte organismen zullen plaatsvinden. Zij verwacht op deze termijn
daarom geen ontwikkelingen die buiten het kader van de bestaande risico-analyse
zullen vallen.
Vraag 2: Op welke termijn zullen deze ontwikkelingen naar verwachting gaan spelen?
Zoals onder vraag 1 is aangegeven, zullen ontwikkelingen die buiten de huidige risico-
analyse systematiek vallen pas op de lange termijn gaan spelen. Op dit moment is niet
te voorzien wanneer dit zal zijn.
Vraag 3: Zijn er ontwikkelingen in de synthetische biologie die op voorhand geheel
buiten de reikwijdte van het huidige beoordelingskader lijken te vallen?
Werkzaamheden met synthetische organismen vallen onder de definitie van ggo's en
daarmee binnen de wet- en regelgeving voor ggo's. Of de risico-analyse ook in alle
gevallen in de (verre) toekomst zal blijven voldoen, is moeilijk te zeggen. Het is nu nog
te vroeg om een uitspraak te doen over de ontwikkelingen of toepassingen die in de
toekomst daadwerkelijk ingang zullen vinden.
Een ontwikkeling die mogelijk buiten de huidige risico-analyse methodiek zal
vallen betreft een reproducerend organisme dat in de natuur niet voorkomt,
63
COGEM advies CGM/080925-01
bijvoorbeeld met een alternatief genetisch alfabet. Echter, in de toekomst zal de kennis
van de verschillende organismen, genen en hun functie sterk toenemen. Dit
vergemakkelijkt het inschatten van potentiële risico's. Wanneer de huidige vorm van
risico-analyse niet meer adequaat is toe te passen, kunnen nieuwe toetsingscriteria
opgesteld worden op basis waarvan de risico's wel in te schatten zijn. Echter, voor
zover de COGEM het momenteel kan inschatten, zijn er de komende tien jaar nog geen
ontwikkelingen te verwachten die op voorhand buiten de reikwijdte zullen vallen van
de risico-analyse zoals toegepast voor ggo's.
Vraag 4: Welke noodzaak en mogelijkheden ziet u om in de toekomst dit beleidsveld
structureel in de gaten te houden?
Aangezien niet alle toekomstige wetenschappelijke ontwikkelingen nu al te voorzien
zijn, is de COGEM van mening dat het belangrijk is om potentiële risico's in een vroeg
stadium te herkennen. De COGEM zal daarom, zoals aangekondigd in haar
evaluatierapport van 200748, de ontwikkelingen monitoren. Zij zal dit doen met behulp
van haar normale instrumenten, waaronder de Trendanalyse Biotechnologie.
Verder kan de overheid een rol spelen bij het in de gaten houden van de
ontwikkelingen binnen de synthetische biologie in verband met het maatschappelijke
debat. Dit en andere ethisch-maatschappelijke aspecten rondom synthetische biologie
komen bij vraag 5 aan de orde.
Vraag 5: Welke ethisch-maatschappelijke aspecten zijn verbonden met synthetische
biologie en op welke wijze kan de overheid de maatschappelijke discussie het beste
faciliteren?
De huidige ontwikkelingen in de synthetische biologie roepen vragen op over
veiligheid, gezondheid en welzijn, sociale verhoudingen, keuzevrijheid en vertrouwen,
en natuur en de integriteit van leven. Een deel van deze vragen was ook aan de orde bij
de introductie van genetische modificatie. Veel meer expliciet bij synthetische biologie
zijn de vragen over grenzen tussen leven en niet-leven en tussen mens en machine: in
hoeverre is een volledig synthetisch organisme nog `leven' te noemen en geen
machine? Daarnaast vormen reconstructie van uitgestorven organismen en
digitalisering van de biologie nieuwe elementen in het ethisch-maatschappelijke debat.
Een inhoudelijke standpuntbepaling is bij nieuwe ontwikkelingen in wetenschap en
technologie vaak nog niet mogelijk, omdat de dimensies en implicaties van de
voorliggende ethische problemen nog nauwelijks duidelijk zijn32,38.
Zoals eerder gesteld, bevinden de ontwikkelingen binnen de synthetische biologie zich
momenteel nog in de beginfase van de Technology hype cycle, dat wil zeggen in de
technology trigger en de peak of inflated expectations. Er wordt volop gespeculeerd
over mogelijke toepassingen zonder dat bekend is of deze daadwerkelijk haalbaar zijn.
In deze `chaos fase' is het faciliteren van een debat door de overheid weinig zinvol. Zij
64
Biologische machines?
dient allereerst zelf geïnformeerd te raken en te blijven over de stand van zaken. De
overheid erkent dit en heeft onder meer de COGEM ingeschakeld om zich te laten
informeren over aspecten rondom de risico-analyse en de ethisch-maatschappelijke
discussie. Tevens kan de overheid informatie beschikbaar stellen over veiligheids- en
economische aspecten. Verder kan de overheid de burger informeren over bijvoorbeeld
nieuwe technologieën via onderwijs. Met het toekennen van subsidies en
onderzoeksfinanciering voor specifieke programma's, kan de overheid bovendien
inspelen op geschetste verwachtingen en kan zij mede richting geven aan de
ontwikkelingen in de synthetische biologie.
Wanneer volgende fasen zich aandienen kunnen meer concrete uitspraken gedaan
worden over de (on)mogelijkheden van synthetische biologie. Pas als het zover is, kan
de overheid een andere rol gaan innemen in het debat. Het is echter nu nog onduidelijk
wanneer deze fasen zullen intreden.
Er is de komende jaren de gelegenheid voor de overheid haar beleidsagendasetting
voor te bereiden op basis van onderzoek naar ondermeer de ethische vragen die deze
technologie oproept. De COGEM zal samen met het Rathenau Instituut de activiteiten
die door de overheid in deze periode van `stilte voor de storm' kunnen worden
ondernomen, verkennen.
65
COGEM advies CGM/080925-01
66
Biologische machines?
Referenties
1 COGEM (2007). Het gentech debat ontleed. Een analyse van terugkerende kernthema's en argumenten.
CGM/071004-01
2 COGEM (2006) Synthetische biologie, een onderzoeksveld met voortschrijdende gevolgen. CGM/060228-
03
3 Vriend H, van Est R en Walhout B (2007). Leven maken: Maatschappelijke reflectie op de opkomst van
synthetische biologie. Rathenau Instituut, werkdocument 98
4 Gill'ard, Waalkens en Besselink (2007). Vragen aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ,
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
van Economische Zaken en van Justitie en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
synthetische biologie. Kenmerk 2070800670
5 Cramer J (2008). Verzoek om advies synthetische biologie. Kenmerk SAS/2007124333
6 Hoeven van der MJA (2006). Adviesaanvraag synthetische biologie. Kenmerk OWB/WG/2006/29331
7 Gezondheidsraad, RGO en KNAW (2008). Synthetische biologie: kansen creëren. Den Haag:
Gezondheidsraad; publicatienr. 2008/19
8 Relman D (2008). Assessing Biosecurity concerns related to synthetic biology; update by the NSABB
working Group on synthetic genomes. Presentatie op 27 februari bij NSABB
9 Cello J, Aniko V et al. (2002). Chemical synthesis of poliovirus cDNA: generation of infectious virus in
the absence of natural templatse. Scienc 297: 1016-1018
10 NEST (2005). Synthetic biology: applying engineering to biology. Report of a NEST high level expert
Group
11 COGEM (2006). Synthetische biologie; Een onderzoeksveld met voortschrijdende gevolgen.
CGM/060228-03
12 Dekker, Cees. page. Internet: http://www.ceesdekker.net/publications.htm (2 september 2008)
13 Ro DK, Paradise EM et al. (2006). Production of the antimalarial drug precursor artemisinic acid in
engineered yeast. Nature 440: 940-943
14 Martin VJJ, Pitera DJ et al. (2003). Engineering a mevalonate pathway in Escherichia coli for production
of terpenoids. Nature biotechnology 21(7): 796-802
15 Keasling JD en Chou H (2008). Metabolic engineering delivers next-generation biofuels. Nature
biotechnology 26: 298-299
16 Leconte AM, Hwang GT, Matsuda S et al. (2008). Discovery, characterization and optimization of an
unnatural base pair for expansion of the genetic alphabet. J Am Chem Soc 130: 2336-2343
17 ETC Group (2007). Extreme genetic engineering. An introduction to synthetic biology
18 Benner SA, Hutter D en Sismour AM (2003). Synthetic biology with artificially expanded genetic
information systems. From personalized medicine to extraterrestrial life. Nucleic Acids Res Suppl 3: 125-
1256
19 EraGen Biosciences. Internet: www.eragen.com (10 juni 2008)
20 Gibson DG, Benders GW, Andrews-Pfannkoch C et al. (2008). Complete chemical synthesis, assembly
and cloning of a Mycoplasma genitalium genome. Science 319: 1215-1220
21 Briggs, H. Synthetic life `advance' reported. BBC news 24 jan 2008
22 Integrale versie van de Regeling genetisch gemodificeerde organismen en het Besluit genetisch
gemodificeerde organismen. Mei 2004
23 Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de doelbewuste introductie van
genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad
(2001)
24 Glass JI, Assad-Garcia N, Alperovich N et al. (2006). Essential genes of a minimal bacterium. PNAS
103(2): 425-430
25 Leconte AM, Hwang GT, Matsuda S et al. (2008). Discovery, characterization and optimization of an
unnatural base pair for expansion of the genetic alphabet. J Am Chem Soc 130: 2336-2343.
26 Xie J en Schultz PG (2006). A chemical toolkit for proteins an expanded genetic code. Nat Rev Mol Cell
Biol 7: 775-782
27 Ball P (2004). Starting from scratch. Nature 431: 624-626
28 Hulspas van M. (2007). Levensvormen op bestelling. De Pers, wetenschap, 20 augustus 2007
29 Hesselmans M. (2008). Lego van DNA. NRC Handelsblad. Wetenschap. 6 januari 2007
30 ETC Group (2007) Extreme Genetic Engineering: An introduction to synthetic biology, Action group on
Erosion, Technology and Concentration, january 2007
31 The New Scientist (2008) Rewriting the rules of life
32 Internet: www.tessy-europe.eu (mei 2008) synthetic biology in Europe. Information leaflet
33 Van Lente, H., 'Een culturele ruimte voor technische beloftes', Filosofie en Praktijk, 1994 (15/2), 57-74
67
COGEM advies CGM/080925-01
34 Van Lente H, Rip A. (1998) Expectations in technological developments; an example of prospective
structures to be filled in by an agency. In C. Disco en B. van der Meulen. Getting new technologies
together. Studies in making sociotechnical order, new York p. 203-229
35 Internet: www.gartner.com/pages/story.php.id.8795.s.8.jsp#top
36 COGEM (2006) Governance van biotechnologie; de veranderende rol van wetenschappelijke
adviescolleges. CGM 2006-01
37 Kamerstuk 1990 Ritzen: schets kader discussies over ethische aspecten van wetenschappelijk onderzoek.
Vergaderjaar 1989-1990, 21 319, nr. 9
38 Kamerstuk 1991 Ritzen: Kader voor discussies over ethische aspecten van wetenschappelijk onderzoek.
Vergaderjaar 1990-1991, 21 319, nr. 12
39 ETC Group (2006) Global coalition sounds the alarm on synthetic biology (news release 19th may 2006)
40 Enthoven G (2005) representatief en participatief; een tussenbalans na 10 jaar interactief besturen.
Bestuurskunde, maart 2005, nr. 2
41 Rathenau Instituut (2005) Debat ter Discussie; wie mag meepraten over medische technologie?
42 Internet: www.synbiosafe.eu
43 ETC Group (2006) Global coalition sounds the alarm on synthetic biology (news release 19th may 2006)
44 ETC Group (2007) Extreme Genetic Engineering: An introduction to synthetic biology, Action group on
Erosion, Technology and Concentration, january 2007
45 Wimmer, Eckard. The test-tube synthesis of a chemical called poliovirus: The simple synthesis of a virus
has far-reaching societal implications. EMBO Reports Vol. 7, 2006, p. 53-59
46 COGEM (2007) Het gentech debat ontleed; een analyse van terugkerende kernthema's en argumenten.
CGM/ 071004-01
47 De Wilde, R. (2005). De rol van wetenschap in innovatiebeleid. Lezing jubileumsymposium COGEM. 22
juni, Amsterdam.
48 COGEM (2007). COGEM Evaluatierapport 2007. CGM/071127-04
68