4. Antwoorden op de vragen van het Kamerlid Leijten over het naleven
van wettelijke kwaliteitseisen in de Wet maatschappelijke
ondersteuning
Antwoorden op de vragen van het Kamerlid Leijten over het naleven van
wettelijke kwaliteitseisen in de Wet maatschappelijke ondersteuning
Kamerstuk, 17 december 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DMO-K-U-2896865
17 december 2008
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Leijten
over het naleven van wettelijke kwaliteitseisen in de Wet
maatschappelijke ondersteuning.
(2008Z07511/2080906030).
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Vraag 1
Wat is uw reactie op de bevindingen van Zorgbelang Drenthe? 1)
Antwoord 1
Ik vind het zorgelijk dat cliënten bij de thuiszorginstellingen geen
gehoor vinden voor hun klachten over de geleverde thuiszorg.
Vraag 2
Bent u bereid ook in alle andere provincies soortgelijk onderzoek te
laten uitvoeren? Zo ja, wanneer kan de Kamer hiervan de uitkomst van
verwachten? Zo neen, waarom niet?
Vraag 3
Erkent u dat het een wettelijk recht is dat mensen gehoor vinden voor
hun klachten bij zorgaanbieders? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2 en 3
Er is onderzoek gedaan naar de ervaringen van cliënten met de Wet
klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ). Dit bevestigt de strekking van
het bericht van het Dagblad van het Noorden, waarnaar u verwijst.
Klagers ervaren hoge drempels en zijn niet tevreden met de uitkomsten
.
Ik vind dat patiënten en cliënten recht hebben op een effectieve en
laagdrempelige klachtenbehandeling. De cultuur in de zorg moet er één
zijn waar signalen en klachten benut worden voor verdere verbetering
van de zorgverlening. Samen met minister Klink bereid ik een
wetvoorstel voor om de cliëntenrechten in de zorg te versterken.
Hierin zal ook het klachtrecht van cliënten worden geregeld. In het
wetsvoorstel worden de betreffende artikelen over klachtrecht en
medezeggenschap voor instellingen die maatschappelijke ondersteuning
uit hoofde van de Wmo leveren, van overeenkomstige toepassing
verklaard.
Vraag 4
Erkent u dat burgers die klachten hebben over de uitvoering dit het
beste bij de gemeente kunnen melden en dat de gemeente als
eindverantwoordelijke ervoor moet zorgen dat het probleem en de klacht
worden opgelost en afgehandeld? Zo ja, hoe worden mensen hierover
geïnformeerd? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Ik ben van mening dat burgers met klachten over de geleverde hulp bij
het huishouden beter eerst naar de thuiszorginstelling kunnen gaan dan
naar de gemeente, zodat de thuiszorginstelling direct actie kan
ondernemen. Klachten kunnen namelijk het best zo dicht mogelijk bij de
bron worden opgelost.
Als de thuiszorginstelling niet of onvoldoende zorgvuldig omgaat met
de afhandeling van klachten, dan zouden de burgers, naar mijn oordeel,
zich met hun klacht tot de gemeente moeten kunnen wenden. De Wet
klachtrecht cliënten zorgsector is van toepassing op de Wmo en de
gemeente is opdrachtgever van de thuiszorginstelling. Het ligt voor de
hand dat gemeenten geen thuiszorginstellingen contracteren die zich
niet aan de wet houden. Een goede en zorgvuldige klachtafhandeling
door de instelling zal derhalve een vanzelfsprekend onderdeel zijn van
de gemeentelijke aanbestedingsbestekken en contracten. Ik vind het
daarnaast wenselijk dat gemeenten in hun contracten met de aanbieders
van HH, vastleggen dat ze de gemeente rapporteren over het aantal
klachten.
Vraag 5
Erkent u dat de informatie over het aantal klachten inzake de
huishoudelijke zorg die nu bekend is, minder representatief is na de
bevindingen van Zorgbelang Drenthe? Zo ja, welke maatregelen gaat u
treffen om wel een goed en representatief landelijk beeld te krijgen
over de klachten die er zijn over de huishoudelijke zorg? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord 5
Over de representativiteit van het onderzoek van Zorgbelang Drenthe
heb ik geen oordeel. Ik kan de bevindingen daaruit dan ook niet
vergelijken met andere informatie over het aantal klachten over de
hulp bij het huishouden.
Begin volgend jaar komt de CQ-vragenlijst voor de klantervaring met de
hulp bij het huishouden in de Wmo gereed. Om er zeker van te zijn dat
aan alle eisen van betrouwbaarheid, validiteit en vergelijkbaarheid
wordt voldaan, zal deze vragenlijst voor accreditatie aan het Centrum
Klantervaring Zorg (CKZ) worden voorgelegd. De informatie hieruit
wordt door de Inspectie voor het toezicht gebruikt.
Vraag 6
Welke kwaliteitseisen naast een klachtenregeling zijn gemeenten nog
meer verplicht te stellen aan zorgaanbieders?
Vraag 7
Hoe controleert u, als systeemverantwoordelijke, of gemeenten gehoor
en uitvoering geven aan de wettelijke kwaliteitseisen?
Antwoord 6 en 7
In de Wmo is een compensatieplicht opgenomen. De Wmo kent geen
inhoudelijke kwaliteitseisen richting gemeenten.
Voor aanbieders van hulp bij het huishouden is onder de Wmo - naast de
Wet klachtrecht cliënten zorgsector - de Kwaliteitswet
zorginstellingen van toepassing. Dat betekent dat de aanbieders van HH
hulp moeten leveren die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en
cliëntgericht is en die is afgestemd op de reële behoefte van de
cliënt. De betrokken veldpartijen VNG, ActiZ, LOC, BTN en Sting hebben
deze wettelijke norm uit de Kwaliteitswet vertaald in gezamenlijke
kwaliteitseisen die zijn vastgelegd in het "Kwaliteitsdocument voor
Verantwoorde Hulp bij het Huishouden". Dit Kwaliteitsdocument is
vastgesteld in de stuurgroep Normen Verantwoorde Zorg onder leiding
van de IGZ. Voor gemeenten zijn de in het kader opgenomen eisen de
basis; de bestekseisen gaan vaak verder. Het kwaliteitsbeleid van
gemeenten zal vooral in het lokale overleg tussen aanbieders en
gemeenten daadwerkelijk handen en voeten krijgen. De Inspectie voor de
Gezondheidszorg is belast met het toezicht op de uitvoering van de
Kwaliteitswet en de wet Klachtrecht.
Vraag 8
Waar kunnen burgers terecht met klachten over de wijze waarop het
college en de gemeenteraad uitvoering geven aan het Wmo-beleid?
Antwoord 8
Iedere burger die een klacht heeft over het gemeentelijke Wmo-beleid,
kan eerst intern klagen bij het college of de gemeenteraad. Als het
college of de raad geen of onvoldoende actie onderneemt in de ogen van
de burger, kan een burger extern klagen bij de gemeentelijke ombudsman
of - commissie of bij de Nationale ombudsman. De ombudsman of -
commissie is onafhankelijk en beoordeelt of het college of de raad
zich behoorlijk hebben gedragen. De ombudsman kan het college of de
gemeenteraad aanbevelingen doen op zowel individueel als collectief
niveau. Het college dan wel de gemeenteraad zijn verplicht om op een
aanbeveling te reageren. Voor de formele voorschriften die gelden voor
het intern en extern klachtrecht, verwijs ik naar de Algemene wet
bestuursrecht."
1)
http://www.dvhn.nl/nieuws/noorden/article3999015.ece/Thuiszorg_ontduik
t_klachtrecht
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport