4. Inzake Inspectierapport Separatie
Inzake Inspectierapport Separatie
Kamerstuk, 16 december 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-2898004
16 december 2008
Betreft Inspectierapport "Voorkomen van separatie van psychiatrische
patiënten vereist versterking van patiëntgerichte zorg"
In mijn brief van 30 september 2008 (TK vergaderjaar 2007-2008, 31700,
nr 4) heb ik u geïnformeerd over het fixatie- en separeerbeleid in
zorginstellingen. In deze brief heb ik reeds melding gemaakt van het
thematisch toezichtonderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg
naar insluiting in de separeer op de eerste dag van opname in
psychiatrische opnameafdelingen van GGZ-instellingen.
In het plenair debat over het fixatie- en isolatiebeleid in
zorginstellingen van 1 oktober jl. werd een motie ingediend door de
Kamerleden van Miltenburg en Bouwmeester (31700 XVI, nr.8). Deze motie
kwam voort uit het bericht dat de Stichting PVP in eigen onderzoek
vergelijkbare omstandigheden zou hebben aangetroffen in tien andere
gesloten afdelingen. De motie vraagt de regering een onafhankelijk
onderzoek hiernaar in te stellen, inclusief de wijze waarop de IGZ
haar toezichthoudende rol in dezen vormgeeft. Deze motie is
aangehouden in afwachting van het inspectierapport. Bijgaand
inspectierapport vormt de weerslag en de resultaten van het
inspectieonderzoek "separeren op de eerste dag van opname".
De IGZ heeft in de periode van april tot en met juli 2008, veertig
opnameafdelingen van GGZ-instellingen bezocht op basis van een
steekproef (gebaseerd op het aantal separaties op de eerste dag van
opname). De centrale vraagstelling was vast te stellen in hoeverre de
geboden zorg vanaf de eerste minuut van binnenkomst op de
opnameafdeling daadwerkelijk is toegerust en gericht is op de
individuele zorgbehoeften en daarmee ook op het niet onnodig separeren
van de patiënt. Daarnaast wilde de IGZ achterhalen met welke
structuur- en proceskenmerken de verschillen tussen de instellingen in
aantallen en duur van de separatie samenhangen.
Uit het inspectierapport blijkt dat veel instellingen, mede op geleide
van het landelijke project Dwang en Drang in de psychiatrie van GGZ
Nederland , reeds aandacht geven aan verbetering van het
separeerbeleid.
Daarnaast constateert de IGZ in het rapport dat:
o een derde van de bezochte opnameafdelingen vrij consistent en
systematisch actief aandacht besteedt aan het terugdringen van
separatie bij opname. Zij zijn erin geslaagd geleidelijk het aantal en
de duur van het insluiten van patiënten in een separeerruimte te
verminderen. Drie van deze afdelingen kunnen als best practice worden
benoemd.
o In één derde van de bezochte opnameafdelingen lopen al wel
verschillende beleidsinitaiteven om verbeteringen te implementeren,
maar zij moeten nog meer doen om te bereiken dat dit beleid
systematisch onderdeel van de zorg wordt. Dit zal de IGZ nauwgezet
monitoren.
o In één derde van de opnameafdelingen is sprake van verhoogd risico.
Deze afdelingen voeren op aandringen van de IGZ de noodzakelijke
verbeteringen door. De inspectie volgt hun voortgang nauwgezet. Eén
opnameafdeling vertoonde een zodanig hoog risico dat de Raad van
Bestuur in kwestie besloot deze afdeling te sluiten. Het toezicht op
deze kliniek is door de IGZ geïntensiveerd.
De belangrijkste conclusies van dit thematisch toezichtonderzoek zijn:
1. inbedding in beleid laat vaak nog te wensen over;
2. verschillen tussen instellingen hangen samen met diverse structuur-
en proceskenmerken .
Vervolgens presenteert de IGZ in haar rapport enkele aanbevelingen aan
het ministerie van VWS, GGZ Nederland en de verschillende
beroepsgroepen om de noodzakelijke randvoorwaarden te creëren.
Onderstaand de aanbevelingen die betrekking hebben op het ministerie
van VWS en mijn reactie hieromtrent.
Aanbeveling Deskundigheidsbevordering: de IGZ adviseert het ministerie
en de beroepsgroepen, een beleidsplan op te stellen dat voorziet in
een programma van eisen voor deskundigheidsbevordering, c.q. kennis en
vaardigheden die vereist zijn voor gespecialiseerde multidisciplinaire
uitvoering van psychiatrische, verpleegkundige, psychologische en
sociaal-maatschappelijke zorg in psychiatrische opnameafdelingen. GGZ
Nederland kan hierbij de rol van regievoerder op zich nemen.
Reactie minister VWS: Het opstellen van een beleidsplan dat voorziet
in een programma van eisen voor deskundigheidsbevordering voor de
betrokken beroepsgroepen behoort primair tot de professionele
verantwoordelijkheid van de beroepsgroepen zelf en hoort deel uit te
maken van het eigen kwaliteitsbeleid. In het verlengde van het project
"Dwang en drang in de psychiatrie" van GGZ Nederland zie ik
overeenkomstig de aanbeveling van de IGZ, een taak weggelegd voor GGZ
Nederland om de rol van regievoerder op zich te nemen ten aanzien van
de aanbeveling van de IGZ op dit onderdeel.
Aanbeveling Totstandkoming van multicenter wetenschappelijk onderzoek:
de IGZ adviseert de beroepsgroepen samen met wetenschappelijke
instituten en UMC's een beleidsplan op te stellen dat voorziet in de
totstandkoming van multicenter wetenschappelijk onderzoek dat zich
richt op vraagstellingen over patiëntgerichte, veilige en effectieve
opvang, begeleiding en behandeling van patiënten in psychiatrische
klinieken. Het ministerie dient afspraken te maken met universiteiten
en UMC's over onderzoek dat samen met ggz-instellingen wordt
uitgevoerd en dat praktijkgericht is.
Reactie minister: Momenteel wordt via zogeheten zorgprogramma's die
door de organisatie ZonMW worden uitgevoerd reeds invulling gegeven
aan deze aanbeveling. Een voorbeeld hiervan is het programma
"GeestKracht: bouwen aan wetenschap in de psychiatrie". Het
GeestKracht-programma van ZonMw beoogt een infrastructuur voor
onderzoek binnen de geestelijke gezondheidszorg van de grond te
krijgen. Een onderdeel van het GeestKracht-programma is het
deelproject OOG (opleiding onderzoekers in de ggz). In dit deelproject
wordt ingezet op versterking van het onderlinge netwerk tussen
OOG-onderzoekers en ervaren "bruggenbouwers". Voor de OOG-onderzoekers
is een speciale cursus opgezet om de vaardigheid te vergroten in het
slaan van de "brug" tussen wetenschap en praktijk.
Aanbeveling Voortzetting van het verbeterproject Dwang en Drang: de
IGZ adviseert het project Dwang en Drang, gesubsidieerd door het
ministerie van VWS en gecoördineerd door GGZ Nederland onverminderd
voort te zetten.
Reactie minister: De beleidsregel dwang en drang is met één jaar
verlengd. VWS gaat in overleg met GGZ Nederland bekijken hoe de
projecten structureel geborgd kunnen worden. Tevens zal in het kader
van het "Patiëntveiligheidsprogramma GGZ 2008 - 2011 (veilige zorg;
ieders zorg)" van GGZ Nederland binnen het speerpunt dwang en drang
extra geld beschikbaar zijn voor de borging van de best practices.
Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging hierover tijdens het plenair
debat over het fixatie- en isolatiebeleid in zorginstellingen van 1
oktober jl.
De IGZ verwacht dat ook in veel niet-bezochte opnameafdelingen van
GGZ-instellingen verbeteringen noodzakelijk zijn. Zij zal daarom alle
GGZ-instellingen in Nederland informeren over de resultaten van dit
thematisch onderzoek. Op het slotcongres van GGZ Nederland over Dwang
en drang op 11 december 2008 zal de IGZ de resultaten van het
onderzoek presenteren. Het congres vormt de start voor de borging van
de behaalde resultaten binnen de sector en de voortzetting van de
ingezette koers.
Voor de volledigheid verwijs ik u tot slot naar mijn brief met kenmerk
CZ/CGG-2873756. Deze brief bevat een voortgangsrapportage naar
aanleiding van het AO over de Wet bopz op 2 oktober 2008 inzake de
vragen van het lid Bouwmeester over het toezicht door de Raden van
Bestuur in de dwangzorg en over een informatieplicht aan de IGZ
alsmede de rol van de patiëntenvertrouwenspersoon.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport