Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
16 december 2008 DCE/86399
Onderwerp
Brim-evaluatie
In het Regeerakkoord is een passage opgenomen waarin de evaluatie van het Besluit Rijkssubsidiëring
Instandhouding Monumenten (Brim) wordt aangekondigd:
"De overheid draagt daadwerkelijk zorg voor behoud van (religieus-)cultureel erfgoed. De uitwerking
van de BRIM-regeling (Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten) wordt in dit licht
geëvalueerd."
(passage Kunst en Cultuur, lid 4)
Ik heb recentelijk uitvoering gegeven aan de afspraak het Brim te evalueren. Daartoe heeft het extern
aanbestede bureau Bestuur & Management Consultants (BMC) in het voorjaar van 2008 uitgebreid
onderzoek verricht. Het feit dat BMC niet bij de uitvoering van de regeling betrokken is, draagt bij aan
een objectieve beoordeling. Door middel van een documentstudie, interviews met een groot aantal
betrokken partijen, een internet-enquête onder gemeenten en een telefonische enquête onder
aanvragers van een lening of subsidie is het functioneren van het Brim in kaart gebracht. Deze
onderzoeksopzet is tot stand gekomen in nauw overleg met een begeleidingscommissie, bestaande uit
vertegenwoordigers van erfgoedinstellingen, de RACM, gemeenten en provincies. In september jl. zijn
de resultaten van de evaluatie met de commissie besproken. De aanbevelingen van BMC zijn uiteraard
onafhankelijk van deze commissie tot stand gekomen.
Het bijgesloten rapport bevat een weergave van het onderzoek, alsmede enkele door BMC
geformuleerde aanbevelingen tot aanpassing van de regeling. Op basis van de conclusies van BMC wil
ik een aantal maatregelen nemen ter verbetering van het Brim.
Achtergrond
Het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten is in werking getreden op 16 februari 2006
en integreert de twee voorgaande regelingen voor onderhoud en restauratie: het Besluit
rijkssubsidiëring onderhoud monumenten (Brom) en het Besluit rijkssubsidiëring restauratie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/4
monumenten 1997 (Brrm 1997). De nieuwe regeling vloeide voort uit de intenties die toenmalig
staatssecretaris Van der Ploeg in een brief aan de Tweede Kamer van 18 december 2001 formuleerde.
De belangrijkste intenties waren: een samenhang tussen preventief onderhoud en incidentele
restauraties; eenvoud van regeling; directe financiering, waarborg voor de kwaliteit en effectiviteit van
de monumentenzorg en planologische inbedding van de monumentenzorg.
De financiële ondersteuning die het Brim biedt, stimuleert eigenaren van rijksmonumenten hun pand
planmatig en goed te onderhouden. De regeling is expliciet bedoeld voor onderhoudswerkzaamheden
en incidentele ingrijpender werkzaamheden. In het Brim worden verschillende categorieën
monumenten onderscheiden. Afhankelijk van de categorie kan een eigenaar in aanmerking komen voor
subsidie of een laagrentende lening. In het Brim gaat jaarlijks 40 mln om voor instandhouding.
Daarnaast zijn in de Najaarsnota 2006 voor de periode 2007-2010 extra middelen beschikbaar
gekomen voor het wegwerken van restauratieachterstanden. Dit bedrag valt onder artikel 43 van het
Brim en is een extra voorziening met het oog op het zoveel mogelijk wegwerken van die
restauratieachterstand.
Conclusies BMC
BMC heeft een aantal tekortkomingen in de (uit)werking van het Brim geconstateerd. Ik beperk mij
hier tot een opsomming van de belangrijkste:
1. Het proces van subsidie of een lening aanvragen vindt volgens BMC op een dusdanig
gecontroleerde manier plaats, dat de subsidieverstrekker impliciet zijn visie op het beoogde
resultaat oplegt. De subsidieverstrekker neemt daarmee in toenemende mate plaats op de
stoel van de ontvanger.
2. Voor eigenaren van monumenten anders dan woonhuizen en boerderijen zonder agrarische
functie voldoet het Brim niet doordat:
· de regeling complex is en veel administratieve lasten met zich meebrengt.
· voor grote monumenten slechts beperkte financiële ondersteuning beschikbaar is
(onvoldoende voor een duurzame instandhouding).
3. Het Brim biedt geen zekerheid over de financiering van grote, dure ingrepen.
4. Het rijksmonumentenregister waarvan het Brim gebruik maakt, kent inconsequenties en
onjuistheden. Daardoor is er onvoldoende zicht op het bestand dat in stand gehouden dient te
worden.
5. PRC Bouwcentrum heeft becijferd dat een jaarlijks budget van 40 mln ontoereikend is voor
de uitvoering van het Brim; er zou ieder jaar minimaal 58 mln beschikbaar moeten zijn
(rapport PRC Bouwcentrum; 2006).
6. Ten aanzien van de planologische inbedding van de monumentenzorg heeft het Brim geen
bijdrage geleverd.
blad 3/4
De conclusies van BMC heb ik met aandacht bestudeerd. Met het oog op de instroom van kerkelijke
gebouwen in het Brim per 1 april 2009 en de aanzienlijke restauratiebehoefte binnen deze categorie,
bestaat een dringende noodzaak op korte termijn een aantal maatregelen te nemen. Hierbij maak ik
onderscheid in maatregelen op korte en middellange termijn. De maatregelen op korte termijn zullen
voor 1 februari 2009 gerealiseerd zijn.
In het kader van de Modernisering van de Monumentenzorg onderzoek ik een aantal door BMC en het
monumentenveld ter discussie gestelde financieringsvraagstukken en de planologische inbedding van
de monumentenzorg (conclusie 3, 5 en 6).
Maatregelen op korte termijn (voor 1.2.2009)
- De voorlichting en communicatie over het Brim naar het veld worden verbeterd.
- Het aanvraagformulier en de toelichting daarop worden vereenvoudigd.
Gebruiksvriendelijkheid en helderheid zullen worden verbeterd. Ook zal gestimuleerd worden
de aanvraag digitaal in te dienen, zodat een efficiëntere afhandeling mogelijk is.
- Er zijn nu twee begrotingsmodellen vastgesteld voor het instandhoudingsplan. Deze zullen
worden samengevoegd tot één model, waarbij tevens de toelichting wordt verbeterd. Ook
hiermee zal een aanvraag vereenvoudigd worden.
- De verplichting om bij een Brim-aanvraag een financieel dekkingsplan te overleggen zal
worden geschrapt.
Met name de laatste twee maatregelen moeten ervoor zorgen dat het geconstateerde
`overcontrolerende' karakter van de regeling (conclusie 1) opgeheven wordt.
Maatregelen op middellange termijn (gerealiseerd in 2010)
- Het Brim kent een koppeling met het monumentenregister doordat per beschermd monument
één subsidieaanvraag kan worden ingediend. Doordat de wijze van registreren door de jaren
heen is gewijzigd, kan het voorkomen dat eigenaren van in hun verschijningsvorm
vergelijkbare monumenten bijvoorbeeld kerken en torens, of buitenplaatsen - thans niet
dezelfde subsidiemogelijkheden hebben. Ik ben voornemens het Brim zodanig aan te passen
dat dit ongewenste effect wordt weggenomen.
- De criteria voor het aanwijzen van organisaties voor monumentenbehoud zullen worden
bijgesteld voor wat betreft de doelstelling. Mits ze aan de overige criteria voldoen, zullen ook
organisaties die het in stand houden van beschermde monumenten als nevendoelstelling
hebben aangewezen kunnen worden.
- Sommige eigenaren blijken in de praktijk liever een laagrentende lening te krijgen dan
subsidie. Ik zal in samenwerking met het Nationaal Restauratiefonds de keuzemogelijkheid
voor een lening of subsidie voor bepaalde categorieën onderzoeken.
- Een ander punt dat ik voor de middellange termijn wil uitwerken, is de subsidierelatie met
aangewezen organisaties, zoals de stadsherstellen, die meer op basis van vertrouwen moet
worden georganiseerd en minder gericht moet zijn op controle. Heldere afspraken en
eenmalige financiële controle moeten de bewegingsvrijheid van die organisaties vergroten.
blad 4/4
Belangrijk voor de langere termijn is de uitkomst van de modernisering monumentenzorg. In dit project
wil ik tot een zodanige herschikking van middelen zien te komen dat de maximaal subsidiabele kosten
verhoogd kunnen worden.
Over de uitwerking van deze maatregelen en de te ondernemen stappen op langere termijn informeer
ik u voor 1 juni.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk