Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
ONDERWIJSTIJD IN HET VOORTGEZET
ONDERWIJS
RESULTATEN VAN HET
INSPECTIEONDERZOEK NAAR HET
SCHOOLJAAR 2007/2008
Inhoudsopgave
Samenvatting
1 Inleiding 7
2 Het onderzoek 9
2.1 Inrichting 9
2.2 Uitvoering 10
2.3 Beoordelingscriteria onderwijstijd 13
3 Resultaten 15
3.1 Resultaten 15
3.2 Toelichting op de resultaten 23
4 Conclusies 25
4.1 Vergelijking met eerdere schooljaren 25
4.2 Overige conclusies 27
4.3 Criteria voor onderwijstijd 28
Literatuur 29
BIJLAGE(N)
I BEOORDELING ONDERWIJSTIJD 31
Samenvatting
In vervolg op de onderzoeken in 2006 en 2007 heeft de inspectie ook in 2008
onderzoek gedaan naar de naleving van de wettelijke vereisten rond de
onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Dit onderzoek is op 77 scholen in
twee delen uitgevoerd: in het voorjaar is de geprogrammeerde onderwijstijd
over het schooljaar 2007/2008 onderzocht en in september - oktober de
gerealiseerde onderwijstijd over datzelfde schooljaar.
Uit het onderzoek bleek dat de scholen voor voortgezet onderwijs behoorlijke
vooruitgang hebben geboekt in de programmering en realisatie van de
onderwijstijd. Het betekent overigens niet dat die vooruitgang aanleiding geeft
tot algehele tevredenheid.
Bijna twee derde van de scholen had in alle leerjaren voldoende onderwijstijd
geprogrammeerd; op ruim een kwart van de scholen voldeed de gerealiseerde
onderwijstijd aan de wettelijke vereisten.
In vergelijking met 2007 steken de resultaten over het schooljaar 2007/2008
gunstig af:
· het aantal scholen dat voldoende onderwijstijd heeft geprogrammeerd is
bijna verdrievoudigd;
· het aantal scholen dat voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd is
ongeveer verviervoudigd;
· de registratie en verantwoording van de geprogrammeerde en gerealiseerde
onderwijstijd is sterk verbeterd;
· er zijn gemiddeld meer klokuren onderwijstijd geprogrammeerd en
gerealiseerd;
· het aantal scholen dat ver onder de norm blijft, is aanzienlijk gedaald: van
vijftien scholen in het schooljaar 2006/2007 naar drie scholen in
2007/2008.
Bij dit alles moet worden aangetekend dat de scholen in dit schooljaar voor het
eerst hebben kunnen profiteren van enkele verlichtingsmaatregelen, zoals een
correctie voor de regio met het kortste schooljaar, het meetellen van
maatwerkuren voor bepaalde groepen leerlingen en het meetellen van de
maatschappelijke stage.
Het is daarom interessant om te zien of in schooljaar 2008/2009 de
vooruitgang zich kan doorzetten.
Tijdens de onderzoeken is gebleken dat het voor vo-scholen erg lastig is om
precies aan te geven hoeveel klokuren onderwijstijd de school heeft
geprogrammeerd en gerealiseerd. Dit knelpunt doet zich zowel voor bij het
bepalen welke onderwijsactiviteiten kunnen worden meegerekend bij de
onderwijstijd als bij het zorgvuldig kunnen aantonen hoe de programmering en
realisatie op het niveau van de leerlingen is. Het gebrek aan precisie is in de
meeste gevallen niet te wijten aan een gebrek aan aandacht voor het
onderwerp onderwijstijd of een poging om geen deugdelijke verantwoording af
te leggen.
---
6
1 Inleiding
In 2006 en 2007 is de Inspectie van het Onderwijs in diverse onderzoeken op
scholen voor voortgezet onderwijs nagegaan hoe het staat met de naleving van
de wettelijke vereisten rond onderwijstijd. Dit onderwerp heeft in media en
maatschappij, maar vooral in het onderwijsveld, nadrukkelijk de aandacht.
In deze onderzoeken kwam naar voren dat slechts een minderheid van de
scholen in het voortgezet onderwijs erin slaagt voldoende onderwijstijd te
realiseren.
In vervolg op de onderzoeken in 2006 en 2007 heeft de inspectie ook over het
schooljaar 2007/2008 onderzoek gedaan naar zowel de geprogrammeerde als
gerealiseerde onderwijstijd op scholen voor voortgezet onderwijs.
In de beleidsreactie van de minister op de resultaten van de onderzoeken uit
2006 en 2007 is intensief toezicht door de inspectie in het vooruitzicht
gesteld. Dit intensief toezicht bestaat uit:
· een aanscherping van het toezicht op de onderwijstijd binnen het
reguliere, risicogerichte toezicht;
· verscherpt toezicht op scholen die in eerdere onderzoeken onvoldoende
onderwijstijd hadden geprogrammeerd en/of gerealiseerd;
· een nieuw representatief onderzoek onder scholen die niet eerder
onderzocht werden, eerst naar de geprogrammeerde onderwijstijd en
vervolgens ook de gerealiseerde onderwijstijd binnen het voortgezet
onderwijs.
Over het laatste aspect van dit toezicht gaat deze rapportage.
In hoofdstuk 2 wordt de opzet van het onderzoek toegelicht. Hoofdstuk 3
beschrijft de resultaten van de onderzoeken op de scholen voor voortgezet
onderwijs. Hoofdstuk 4 bevat de conclusies.
---
8
2 Het onderzoek
2.1 Inrichting
Het onderzoek naar de naleving van de wettelijke bepalingen rond de
onderwijstijd strekte zich uit over 77 scholen voor voortgezet onderwijs.
Deze 77 scholen vormen een representatieve landelijke steekproef. Geen van
de vestigingen heeft eerder deel uitgemaakt van een inspectieonderzoek naar
de onderwijstijd.
De inspectie heeft bij het trekken van de steekproef van iedere school
willekeurig één afdeling (praktijkonderwijs, een leerweg vmbo, havo, vwo)
gekozen. Op deze afdeling heeft het onderzoek zich gericht. De onderzoeken
zijn als volgt over de afdelingen verdeeld:
· praktijkonderwijs: 6 afdelingen
· vmbo: 38 afdelingen
· havo: 17 afdelingen
· vwo: 16 afdelingen
Het onderzoek naar de geprogrammeerde onderwijstijd is op de 77
scholen/afdelingen voor voortgezet onderwijs uitgevoerd, naast een
kwaliteitsonderzoek ten behoeve van het Onderwijsverslag.
In overleg met de schoolleiding is het onderzoek op enkele scholen uitgevoerd
op twee afdelingen van de school. Voor deze rapportage is alleen
gebruikgemaakt van de resultaten van de willekeurig in de steekproef
geselecteerde afdeling.
Het onderzoek is uitgevoerd in de periode februari juni 2008.
Voor dit onderzoek heeft de inspectie een protocol ontwikkeld, met daarin de
richtlijnen voor de uitvoerende inspecteurs en de benodigde
onderzoeksinstrumenten.
Het vervolgonderzoek naar de gerealiseerde onderwijstijd is uitgevoerd op
dezelfde 77 afdelingen van dezelfde scholen als in het onderzoek naar de
geprogrammeerde onderwijstijd.
Ten behoeve van de uitvoering van dit onderzoek hebben de 77 scholen via
hun Internet Schooldossier (ISD) in september 2008 een vragenlijst ingevuld,
met de gegevens over de gerealiseerde onderwijstijd van de aangewezen
afdeling in het schooljaar 2007/2008.
Over de inhoud en vormgeving van deze vragenlijst heeft de inspectie overleg
gevoerd met de VO-Raad.
Op een kwart van de scholen heeft de inspectie een verificatieonderzoek op de
door de scholen aangeleverde gegevens uitgevoerd. Dit verificatieonderzoek
heeft in de maand oktober 2008 plaatsgevonden.
In dit rapport wordt gesproken over `scholen' en `afdelingen'. Voor de term `scholen' is gekozen,
omdat deze het meest herkenbaar is. Hierbij moet worden aangetekend dat het strikt genomen om
vestigingen van scholen gaat. Het onderzoek heeft zich op een school uit de steekproef gericht op
één afdeling binnen die school. Onder `afdeling' wordt verstaan een afdeling voor
praktijkonderwijs, een leerweg binnen het vmbo, een havo-afdeling of een vwo-afdeling.
---
Voor dit verificatieonderzoek heeft de inspectie eveneens een protocol met
richtlijnen en instrumenten opgesteld.
2.2 Uitvoering
2.2.1 Geprogrammeerde onderwijstijd
Het deelonderzoek naar de geprogrammeerde onderwijstijd is schriftelijk
aangekondigd, tegelijk met de aankondiging van het kwaliteitsonderzoek ten
behoeve van het Onderwijsverslag. Van iedere te onderzoeken afdeling zijn in
de onderbouw (en indien van toepassing in leerjaar 3 van havo en vwo) in alle
leerjaren zo mogelijk alle leerlingen in het onderzoek betrokken. Dit gebeurde
door een onderzoek van één klas per leerjaar met een extrapolatie naar de
overige klassen van dat leerjaar.
Extrapolatie is toegepast, indien de inspectie ervan overtuigd was dat de te
extrapoleren klassen over gelijke kenmerken beschikten als de onderzochte
klas.
Als de extrapolatie niet mogelijk was, is het onderzoek in dat leerjaar beperkt
tot (de leerlingen van) één klas. In de bovenbouw vmbo zijn op dezelfde manier
als in de onderbouw in alle leerjaren alle leerlingen betrokken.
In de bovenbouw havo en vwo zijn per leerjaar twintig leerlingen onderzocht,
namelijk per profiel vijf leerlingen. Indien voor deze vijf leerlingen binnen een
profiel verschillende aantallen klokuren zijn geprogrammeerd, is het gemiddelde
aantal klokuren genomen. Het oordeel over een leerjaar is vervolgens bepaald
op grond van het gemiddelde van de vier profielen.
De inspectie heeft bij dit onderzoek verder als uitgangspunt gehanteerd dat de
school zich moet verantwoorden over de geprogrammeerde en gerealiseerde
onderwijstijd. Dat betekent dat het aan de school/het bevoegd gezag van de
school is om te berekenen, te analyseren en te laten zien hoeveel onderwijstijd
er is geprogrammeerd. De inspectie is nagegaan of de verantwoording valide
en betrouwbaar is. Kloppen de aangeleverde berekeningen? Zijn de uitgevoerde
en meegerekende onderwijsactiviteiten, activiteiten overeenkomstig de
bepalingen in de wet? Tot welke conclusie over de geprogrammeerde uren leidt
dit?
Het onderzoek op de school startte met een gesprek met de schoolleiding.
Hierbij kwamen als eerste de opzet van het onderzoek en de wijze waarop de
school zich verantwoordt over de geprogrammeerde onderwijstijd aan de orde.
In het gesprek heeft de inspectie tevens aangekondigd dat het onderzoek naar
de geprogrammeerde onderwijstijd zal worden vervolgd met een onderzoek
naar de gerealiseerde onderwijstijd.
Na dit gesprek met de schoolleiding is het onderzoek gestart naar de
schooldocumenten en registratiesystemen die inzage geven in de
geprogrammeerde onderwijstijd met betrekking tot de opleiding(en) en leerjaren
die onderzocht zijn.
Na afloop van het onderzoek op de school heeft de inspectie een eerste
berekening gemaakt van de geprogrammeerde onderwijstijd en deze besproken
met de schoolleiding. Daarbij heeft de inspectie aan de schoolleiding de
mogelijkheid geboden de bevindingen nader te becommentariëren en
onduidelijkheden van aanvullende informatie te voorzien.
10
De bevindingen en conclusies van het onderzoek zijn na afloop van het
schoolbezoek, in de vorm van een verslagbrief, onderbouwd aan de school
(aan het schoolbestuur, in kopie aan de schoolleiding) toegestuurd.
Daarbij is de school/het bevoegd gezag tien werkdagen de gelegenheid
geboden schriftelijk te reageren. Bij afwezigheid van een reactie heeft de
school een brief ontvangen waarin de conclusies uit de conceptbrief als het
definitieve rapport over het onderzoek zijn vastgesteld.
In een aantal gevallen heeft het schoolbestuur binnen de termijn van tien
werkdagen een reactie gestuurd. De inspectie heeft de inhoud van de reactie
onderzocht en beoordeeld, en heeft in enkele gevallen het oordeel over
onderwijstijd bijgesteld. Vervolgens is de definitieve rapportagebrief aan het
schoolbestuur en de schoolleiding gestuurd.
2.2.2 Gerealiseerde onderwijstijd
Het onderzoek naar de gerealiseerde onderwijstijd is op de 77 scholen
uitgevoerd aan de hand van door de school aangeleverde gegevens. Via hun
Internet Schooldossier (ISD) hebben deze scholen op verzoek van de inspectie
een vragenlijst ingevuld, met de gegevens over de gerealiseerde onderwijstijd
van de aangewezen afdeling. Hiertoe heeft de school zowel per brief als via
aanwijzingen bij de vragenlijst een instructie ontvangen.
De school heeft voor de onderbouw per leerjaar van één (door de inspectie
bepaalde) groep/klas, die ook in het onderzoek naar de geprogrammeerde
onderwijstijd betrokken is, aangegeven:
· welk leerjaar het betreft;
· hoeveel leerlingen de klas telt;
· hoeveel klokuren onderwijstijd er in het schooljaar 2007/2008 zijn
gerealiseerd.
Voor de vmbo-afdelingen zijn voor de bovenbouw dezelfde gegevens
aangeleverd.
Voor de bovenbouw havo/vwo heeft de school per leerjaar van een door de
inspectie bepaalde groep (uit het onderzoek naar de geprogrammeerde
onderwijstijd) van twintig leerlingen de gegevens aangeleverd, namelijk per
profiel vijf leerlingen. Indien voor deze vijf leerlingen binnen een profiel
verschillende aantallen klokuren zijn gerealiseerd, dan heeft de school het
gemiddelde aantal klokuren opgegeven. Het oordeel over een leerjaar is
vervolgens door de inspectie bepaald, op grond van het gemiddelde van de vier
profielen.
Eén school heeft een maand na de uiterste datum en na herhaaldelijk rappel
geen gegevens over de gerealiseerde onderwijstijd aangeleverd. Deze school is
daarmee wel betrokken bij de voorliggende resultaten van de geprogrammeerde
onderwijstijd, maar gegevens over de gerealiseerde tijd ontbreken, waardoor de
resultaten gebaseerd zijn op de gegevens van 76 scholen.
Verificatieonderzoek
---
Om de betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens over de gerealiseerde
onderwijstijd over het schooljaar 2007/2008 te controleren, heeft de inspectie
op een kwart van de 77 scholen uit het onderzoek een verificatie onderzoek
uitgevoerd.
In deze negentien onderzoeken is de inspectie nagegaan of de school de
aangeleverde gegevens over de gerealiseerde onderwijstijd overtuigend kan
verantwoorden, of de opgegeven klokuren correct zijn berekend en of het gaat
om onderwijsactiviteiten die voldoen aan de criteria voor onderwijstijd.
Het verificatieonderzoek is vooraf (zowel telefonisch als schriftelijk per e-mail)
aangekondigd. Over de rapportage van het onderzoek heeft hoor en wederhoor
plaatsgevonden.
Het resultaat van de verificatieonderzoeken is als volgt.
· Op elf van de negentien scholen (58 procent) heeft de inspectie
geconcludeerd dat alle aangeleverde gegevens correct zijn;
· Op acht van de negentien scholen (42 procent) is als resultaat van het
verificatieonderzoek de gerealiseerde onderwijstijd in één of meer
leerjaren bijgesteld;
· Op deze acht scholen zijn in totaal 38 leerjaren geverifieerd
o in 25 leerjaren (66 procent) is de gerealiseerde tijd bijgesteld;
o in vier leerjaren was de gerealiseerde tijd niet vast te stellen.
o per school varieerde het aantal leerjaren waarin de tijd werd
bijgesteld van een bijstelling in één leerjaar (dit kwam voor op
één school) tot een bijstelling in alle leerjaren (op vier scholen).
· In de 25 leerjaren op de acht scholen waar de gerealiseerde tijd is
bijgesteld, was de bijstelling veertien keer (56 procent) naar boven c.q.
de school bleek na verificatie meer klokuren te hebben gerealiseerd en
elf keer (44 procent) naar beneden.
De bijstellingen naar boven varieerden van +2 klokuren tot +173 klokuren,
met een gemiddelde van 55 klokuren. De bijstellingen naar beneden varieerden
van 2 klokuren tot 118 klokuren, met een gemiddelde van 23 klokuren.
Het gemiddelde van alle bijstellingen was 40,56 klokuren en vond plaats op
acht scholen.
Als de bijstellingen worden afgezet tegen alle geverifieerde negentien scholen
met de bijbehorende leerjaren, dan is in 25 van de 88 onderzochte leerjaren
een bijstelling doorgevoerd (28 procent van alle geverifieerde leerjaren). De
bijgestelde klokuren op deze 25 leerjaren omvatten 1,2 procent van de
gerealiseerde onderwijstijd van de negentien scholen.
De bijstellingen hadden in vijf leerjaren op in totaal drie scholen consequenties
voor het al dan niet voldoen aan de norm. In vier gevallen bleek het leerjaar
alsnog aan de norm te voldoen, in één leerjaar werd het oordeel onvoldoende.
Op schoolniveau was de consequentie: op twee scholen bleef het eindoordeel
over de onderwijstijd gelijk (in beide gevallen onvoldoende), op één school
werd het eindoordeel na de verificatie voldoende (terwijl het op basis van de
door de school aangeleverde cijfers onvoldoende zou zijn geweest).
Naar de mening van de inspecteurs die de verificatieonderzoeken hebben
uitgevoerd, zijn de bijstelling geen gevolg van het bewust aanleveren van
verkeerde gegevens door de scholen. Op twee scholen hadden de inspecteurs
de indruk dat de slordigheid en achteloosheid waarmee met het thema
12
'onderwijstijd' wordt omgegaan, een belangrijke reden is. In alle gevallen
betreft het problemen met het precies bepalen welke lessen en welke
activiteiten voor hoeveel uur doorgang hebben gevonden, en vooral het precies
bepalen welke activiteiten tot onderwijstijd gerekend kunnen worden.
Op grond van de verificatieonderzoeken concludeert de inspectie dat de
aangeleverde gegevens van de 76 scholen over de gerealiseerde onderwijstijd
als betrouwbaar kunnen worden beschouwd. Het onderzoek wijst uit dat de
betrouwbaarheidsmarge van 1,2 procent hiervoor beperkt genoeg is.
2.3 Beoordelingscriteria onderwijstijd
Voor het voortgezet onderwijs zijn de onderwijstijden per 1 augustus 2006
aangepast. Per schooljaar is er voor de onderbouw van alle afdelingen en het
derde leerjaar havo/vwo een minimale onderwijstijd van 1.040 klokuren. De
bovenbouw vmbo, havo en vwo horen minimaal 1.000 klokuren onderwijs per
schooljaar te volgen. Ook voor alle leerjaren van het praktijkonderwijs geldt
minimaal 1.000 klokuren. In de examenjaren vmbo, havo en vwo dient er
minimaal 700 klokuren onderwijs per schooljaar gevolgd te worden.
De urennormen, zoals voorgeschreven, geven de ondergrens aan van de
minimaal te plannen/programmeren en te realiseren onderwijsuren in de
verscheidene leerjaren. De naleving ervan geldt als een
bekostigingsvoorwaarde en vormt een belangrijk aspect van de kwaliteit van
het onderwijs.
Criteria
Onderwijsactiviteiten moeten aan de volgende criteria voldoen om te kunnen
meetellen als onderwijstijd:
1. Het moet gaan om begeleid onderwijs, dat wil zeggen dat de leerlingen
aanspraak kunnen maken op begeleiding;
2. Het onderwijs moet deel uitmaken van het door de school geplande en
voor die leerlingen verplichte onderwijsprogramma;
3. Het onderwijs moet onder verantwoordelijkheid van een bekwame
leraar worden verzorgd die wettelijk met die werkzaamheden mag
worden belast.
Samengevat dient de geprogrammeerde onderwijstijd minimaal te voldoen aan
de voorgeschreven wettelijke minimumnormen per opleiding en per leerjaar, én
de klokuren moeten daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Maatwerk
In het kader van de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs die in november
2007 is uitgekomen, hebben het ministerie van OCW en de VO-Raad een
aanvullende maatregel afgesproken.
Deze maatregel houdt in dat scholen voor respectievelijk onderbouw,
bovenbouw en examenjaar, per schooljaar respectievelijk ten minste 1.000,
960 en 660 klokuren voor alle leerlingen verplichte onderwijstijd moeten
realiseren. Daarboven kan, binnen de wettelijke norm, voor maximaal veertig
klokuren per schooljaar een kwalitatief hoogwaardig aanbod van
maatwerkactiviteiten meetellen als onderwijstijd. Deze maatwerkactiviteiten
13
zijn toegankelijk voor alle leerlingen, ook al hoeven ze niet door alle leerlingen
te worden gevolgd. De invulling van deze maximaal veertig klokuren wordt
vastgesteld na overleg met de medezeggenschapsraad.
Wellicht ten overvloede: als de maatwerkactiviteiten niet het maximum
omvatten, maar bijvoorbeeld twintig klokuren in de onderbouw, dan moeten
1.020 klokuren voor alle leerlingen verplichte onderwijstijd worden
gerealiseerd.
De totale norm van respectievelijk 1.040, 1.000 en 700 klokuren per
schooljaar blijft daarmee gehandhaafd.
Dit betekent dat de school moet kunnen aantonen dat er onderwijsactiviteiten
voor deze (maximaal) veertig klokuren gepland staan en op welke manier
bepaalde (groepen) leerlingen van dit aanbod gebruik kunnen maken.
Maatschappelijke stage
Ook kunnen voor iedere leerling gedurende zijn of haar schoolloopbaan in het
voortgezet onderwijs in totaal 72 klokuren maatschappelijke stage meetellen
als onderwijstijd.
In een bepaald schooljaar kunnen de klokuren worden meegeteld die de
leerlingen in dat schooljaar daadwerkelijk aan de maatschappelijke stage
hebben besteed.
Regiocorrectie
Bij het bepalen of een school deze norm heeft gehaald, wordt rekening
gehouden met de gevolgen van de vakantiespreiding.
Dit betekent dat in het schooljaar 2007/2008 voor de scholen in de regio
Noord de bovenstaande urennormen moeten worden verminderd met 27
klokuren, hetgeen neerkomt op 1.013 klokuren (in plaats van 1.040), 973
klokuren (in plaats van 1.000 klokuren) resp. 673 klokuren (in plaats van 7.00
klokuren).
Beoordeling en verantwoording
Bij de beoordeling of een activiteit van de school tot onderwijstijd kan worden
gerekend, is de verantwoording van de school het uitgangspunt. Het gaat er
dus vooral om of de school zelf de activiteit tot haar onderwijs rekent. Dat
betekent dat de activiteit moet passen bij de visie en het (onderwijs)doel van
de school; dat de activiteit is/wordt opgenomen in schooldocumenten, dat de
activiteit door de school voorzien is van een doel, een programma/invulling en
een vorm van reflectie.
De instelling moet de realisatie van het aantal onderwijsuren kunnen
verantwoorden, anders telt het aantal klokuren, dat niet deugdelijk
verantwoord wordt, niet mee.
De inspectie beoordeelt vervolgens of de door de school aangegeven
onderwijstijd aan de drie eerder genoemde criteria voldoet. In de bijlage bij dit
rapport is het beoordelingskader opgenomen dat de inspectie hierbij gebruikt.
14
3 Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de
geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd weergegeven.
Vervolgens worden deze resultaten aangevuld met gegevens over de
achtergrond van de programmering, realisatie en registratie van de
onderwijstijd. Deze laatst genoemde gegevens zijn eveneens tijdens het
onderzoek verzameld.
3.1 Resultaten
Overeenkomstig de brief van de minister van OCW aan de instellingen voor
voortgezet onderwijs van 7 september 2006 (VO/OK/2006/33740) hanteert de
inspectie de volgende criteria, waar onderwijsactiviteiten aan moeten voldoen
om te kunnen meetellen als onderwijstijd:
1. het moet gaan om begeleid onderwijs, dat wil zeggen dat de leerlingen
aanspraak kunnen maken op begeleiding;
2. het onderwijs moet deel uitmaken van het door de school geplande en
voor die leerlingen verplichte onderwijsprogramma;
3. het onderwijs moet onder verantwoordelijkheid van een bekwame
leraar worden verzorgd die wettelijk met die werkzaamheden mag
worden belast.
Bij de beoordeling van de geprogrammeerde onderwijstijd gaat de inspectie uit
van het geplande aantal klokuren onderwijstijd voor het schooljaar als geheel.
Dat betekent dat een school voldoende klokuren heeft gepland als, na aftrek
van de te voorziene, structurele lesuitval, het aantal klokuren op of boven de
wettelijke vereisten uitkomt. Structurele lesuitval is lesuitval die wordt
veroorzaakt door proefwerkweken, schoolexamens, studiedagen,
rapportvergaderingen, jaaropening en jaarsluiting. Het gaat hier om
gebeurtenissen die vooraf zijn (te) voorzien en die ingecalculeerd (kunnen)
worden.
Bij de gerealiseerde onderwijstijd gaat het om de tijd die gebruikt is voor de
daadwerkelijk uitgevoerde onderwijsactiviteiten. Hierin is dus de incidentele
lesuitval verrekend. Incidentele lesuitval is uitval die wordt veroorzaakt door
onverwachte situaties waarin geen vervanging kan worden geregeld, zoals
ziekte van een docent.
Voor de onderzochte 77 afdelingen is vastgesteld of de geprogrammeerde en
de gerealiseerde onderwijstijd in het schooljaar 2007/2008 voor de
onderzochte leerlingen voldoet aan de wettelijke eisen.
De wettelijke minimumnormen voor de totale onderwijstijd zijn vanaf 1
augustus 2006 als volgt:
Leerjaar Aantal klokuren
Onderbouw (leerjaar 1 en 2 vmbo, leerjaar 1
t/m 3 havo en leerjaar 1 t/m 3 vwo) 1.040
15
Bovenbouw (leerjaar 3 vmbo, leerjaar 4 havo,
leerjaar 4 en 5 vwo) 1.000
Examenjaar (leerjaar 4 vmbo, leerjaar 5 havo,
leerjaar 6 vwo) 700
Praktijkonderwijs (alle leerjaren) 1.000
3.1.1 Geprogrammeerde onderwijstijd
De onderzoeken naar de geprogrammeerde onderwijstijd zijn in de periode
februari juni 2008 uitgevoerd op 77 scholen voor voortgezet onderwijs.
Het onderzoek geeft een representatief beeld van het voortgezet onderwijs als
geheel.
De resultaten van de beoordeling van de geprogrammeerde onderwijstijd op de
77 scholen zijn weergegeven in onderstaande grafiek.
Grafiek 3.1a Geprogrammeerde onderwijstijd op 77 vo-afdelingen
100
90
80
70
60 onvoldoende
50 voldoende
40
30
20
10
0
totaal PrO vmbo havo vwo
Op drie van de vijf onderzochte afdelingen (47 afdelingen, 61 procent) voldoet
de geprogrammeerde onderwijstijd in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten.
Op twee van de vijf onderzochte afdelingen (39 procent) voldoet de
geprogrammeerde onderwijstijd niet in alle leerjaren aan de wettelijke
vereisten. Voor deze (dertig) afdelingen geldt, dat bij ruim een derde van de
afdelingen (11 procent van het totaal) in één leerjaar onvoldoende tijd is
geprogrammeerd en bij bijna twee derde (25 procent van het totaal) in twee
tot vijf leerjaren.
Op alle afdelingen voor praktijkonderwijs die zijn onderzocht, voldoet de
geprogrammeerde onderwijstijd aan de wettelijke vereisten.
Op de onderzochte vmbo-afdelingen voldoet bijna drie vierde (71 procent) aan
de wettelijke vereisten aangaande de onderwijstijd, op de havo-afdelingen ruim
de helft (53 procent).
De situatie op de onderzochte vwo-afdelingen is anders: bijna één op de drie
afdelingen (31 procent) heeft voldoende tijd geprogrammeerd, op een op de
acht afdelingen (13 procent) is in één leerjaar onvoldoende tijd
geprogrammeerd en op ruim de helft van de afdelingen (56 procent) is in twee
tot vijf leerjaren onvoldoende tijd geprogrammeerd.
16
De leerjaren waarin de onderzochte afdelingen onvoldoende onderwijstijd
hebben geprogrammeerd, bevinden zich in het vmbo meer in de onderbouw
dan in de bovenbouw, op de havo-afdelingen in onder- en bovenbouw in gelijke
mate en op de vwo-afdelingen in iets grotere mate in de bovenbouw.
Van de onderzochte afdelingen bevinden zich 33 afdelingen in de regio met het
kortste schooljaar 2007/2008. Voor deze 33 afdelingen gold daarom de
regiocorrectie.
Het resultaat van deze afdelingen afzonderlijk bezien, is weergegeven in
onderstaande tabel 3.1a. Uit deze tabel is af te leiden dat de afdelingen
waarvoor een regiocorrectie geldt, in het algemeen vaker aan de wettelijke
norm voldoen dan het landelijk gemiddelde, met uitzondering van de vwo-
afdelingen.
Tabel 3.1a Resultaat afdelingen met regiocorrectie
Voldoende Onvoldoende Totaal
geprogrammeerd geprogrammeerd
N % n %
PrO 1 100 - - 1
Vmbo 15 94 1 6 16
Havo 7 88 1 12 8
Vwo 2 25 7 75 9
Totaal 25 76 8 24 33
In tabel 3.1b is weergegeven hoeveel klokuren onderwijstijd de scholen op de
onderzochte afdelingen hebben geprogrammeerd, in relatie tot de norm.
Tabel 3.1b Totaal en gemiddeld verschil van geprogrammeerde onderwijstijd ten opzichte van de
norm
Afdeling Leerjaar Aantal onderzochte Totaal aantal Gemiddeld aantal
leerjaren klokuren verschil klokuren verschil
PrO (6 1 6 219 37
afdelingen) 2 6 219 37
3 6 216 36
4 6 250 42
5 6 250 42
6 4 186 47
Totaal 34 1.340 39
Vmbo (38 1 34 698 21
afdelingen) 2 35 444 13
3 36 1.911 53
4 37 5.063 137
Totaal 142 8.116 57
Havo (17 1 15 85 6
afdelingen) 2 15 38 3
3 16 418 26
4 17 679 40
5 17 1.191 70
Totaal 80 2.411 30
Vwo (16 1 16 160 10
afdelingen) 2 16 181 11
3 15 0 0
4 15 -256 -17
5 15 -326 -22
6 15 455 30
Totaal 92 214 2
Totaal (77 348 12.081 35
afdelingen)
17
De tabel laat zien dat er gemiddeld 35 klokuren meer zijn geprogrammeerd dan
de norm. Vooral in het vmbo is meer geprogrammeerd (gemiddeld 57 klokuren,
vooral in het examenjaar); in het vwo is het verschil met de norm het kleinst
(gemiddeld 2 klokuren, in de bovenbouw is gemiddeld onder de wettelijke norm
geprogrammeerd, met uitzondering van het examenjaar).
In tabel 3.1c gaat het alleen over leerjaren waarin een tekort is geconstateerd.
In de tabel is weergegeven hoeveel klokuren er te weinig zijn geprogrammeerd
in (uitsluitend) die leerjaren waarin het aantal klokuren onder de norm blijft.
Omdat er op de afdelingen voor praktijkonderwijs in geen enkel leerjaar te
weinig klokuren waren geprogrammeerd, is het praktijkonderwijs niet
opgenomen in de tabel.
Tabel 3.1c Onvoldoende klokuren geprogrammeerde tijd ten opzichte van de norm
Afdeling Leerjaar Aantal Aantal Totaal Gemiddeld Aantal Aantal
onderzochte leerjaren aantal aantal leerjaren afdelingen
leerjaren onvoldoende klokuren klokuren te > 100 > 100 uur
te weinig weinig uur te te weinig
weinig
Vmbo 1 34 7 -151 -22 0
38 2 35 6 -166 -28 0
afdelingen 3 36 5 -90 -18 0
4 37 0 . . 0
Totaal 142 18 -407 -23 0 0
Havo 1 15 4 -216 -72 0
17 2 15 4 -241 -60 1
afdelingen 3 16 4 -43 -11 0
4 17 3 -142 -47 0
5 17 2 -15 -8 0
Totaal 80 17 -657 -39 1 1
Vwo 1 16 4 -68 -17 0
16 2 16 5 -85 -17 0
afdelingen 3 15 6 -235 -39 0
4 15 7 -461 -66 2
5 15 8 -476 -60 2
6 15 5 -351 -70 1
Totaal 92 35 -1676 -48 5 4
Totaal 348 70 -2740 -39 6 5
77 afdelingen
Uit de tabel valt af te lezen dat op vijf onderzochte afdelingen in één of meer
leerjaren meer dan honderd klokuren te weinig zijn geprogrammeerd.
In detail is de situatie als volgt. Op één onderzochte havo-afdeling is in één
leerjaar meer dan honderd uur te weinig geprogrammeerd. In het vwo zijn er in
het onderzoek drie afdelingen aangetroffen die in één leerjaar meer dan
honderd klokuren te weinig geprogrammeerd hebben en één afdeling met twee
leerjaren. Dat zijn bij elkaar vijf afdelingen, die samen in zes leerjaren meer dan
honderd klokuren te weinig hebben.
Registratie
In het onderzoek is de registratie van de geprogrammeerde en gerealiseerde
onderwijstijd van de school procesmatig beoordeeld, dat wil zeggen op het feit
of de registratie de mogelijkheid biedt tot een adequate verantwoording van de
geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd.
De cesuur van honderd klokuren is aangehouden, omdat in het sanctiebeleid van de
staatssecretaris van OCW over het schooljaar 2006/2007 deze cesuur is gebruikt voor de
geprogrammeerde onderwijstijd.
18
Op veruit de meeste van de onderzochte scholen was dat op orde; op 87
procent van de scholen is de registratie als adequaat beoordeeld.
Overleg en overeenstemming met de medezeggenschapsraad
De scholen mogen, binnen de wettelijke norm, voor maximaal veertig klokuren
per schooljaar een kwalitatief hoogwaardig aanbod van maatwerkactiviteiten
meetellen als onderwijstijd. Deze maatwerkactiviteiten zijn toegankelijk voor
alle leerlingen, ook al hoeven ze niet door alle leerlingen te worden gevolgd. De
invulling van deze maximaal veertig klokuren wordt vastgesteld na overleg met
de medezeggenschapsraad.
In het onderzoek is nagegaan of er overleg is geweest tussen de school en de
medezeggenschapsraad over het schoolbeleid ten aanzien van de onderwijstijd
en over de invulling daarvan, inclusief de invulling van de maatwerkuren.
Op 69 procent van de onderzochte scholen heeft dat overleg plaatsgevonden.
Op 16 procent is geen overleg geweest. Op de overige scholen heeft de
inspectie geen betrouwbare informatie hierover gekregen.
In de meeste gevallen (85 procent) waarin overleg met de
medezeggenschapsraad is geweest, is er ook overeenstemming bereikt.
Dit beeld over het overleg met de medezeggenschapsraad is voor
praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo gelijk
Tussenuren
In het onderzoek heeft de inspectie aan de school-/afdelingsleiding gevraagd of
de afdeling (voormalige) tussenuren dit schooljaar heeft ingevuld met verplichte
activiteiten voor leerlingen. Het gaat hierbij om de reguliere programmering,
niet om de invulling van incidentele lesuitval.
Twee derde van de onderzochte afdelingen (66 procent) heeft geen tussenuren
op deze manier ingevuld.
Op 8 procent van de afdelingen, met name havo- en vwo-afdelingen, zijn
tussenuren wel op deze manier ingevuld. Het betrof dan meestal drie
tussenuren per week, waarbij de invulling met activiteiten zodanig is dat deze
voldoet aan de criteria voor onderwijstijd.
Op 26 procent van de afdelingen heeft de inspectie geen betrouwbare
informatie gekregen over of tussenuren dit schooljaar zijn `opgevuld' en zo ja,
op welke wijze.
3.1.2 Gerealiseerde onderwijstijd
De onderzoeken naar de gerealiseerde onderwijstijd zijn uitgevoerd op 77
scholen voor voortgezet onderwijs. Op iedere school is het onderzoek op één
afdeling uitgevoerd. In totaal zijn dus 77 afdelingen in het onderzoek
betrokken. Van één school heeft de inspectie, ook na herhaald rappel, geen
gegevens over de gerealiseerde onderwijstijd ontvangen; hiermee heeft de
inspectie van 76 afdelingen de resultaten kunnen gebruiken in het onderzoek.
De onderzoeken zijn als volgt over de afdelingen verdeeld:
· praktijkonderwijs: 6 afdelingen
· vmbo: 38 afdelingen
· havo: 16 afdelingen
· vwo: 16 afdelingen
19
Het onderzoek geeft een representatief beeld van het voortgezet onderwijs als
geheel. De resultaten van de beoordeling van de gerealiseerde onderwijstijd op
de 76 afdelingen zijn weergegeven in onderstaande grafiek.
Grafiek 3.1b Gerealiseerde onderwijstijd op 76 vo-afdelingen
100
90
80
70
60
onvoldoende
50 voldoende
40
30
20
10
0
totaal PrO vmbo havo vwo
Op ruim een kwart van de onderzochte 76 afdelingen (28 procent) voldoet de
gerealiseerde onderwijstijd in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten.
Op de overige onderzochte afdelingen (72 procent) voldoet de gerealiseerde
onderwijstijd niet in alle leerjaren aan de wettelijke vereisten. Voor deze (55)
afdelingen geldt, dat bij ongeveer een vijfde van de afdelingen in één leerjaar
onvoldoende tijd is gerealiseerd (dat is 13 procent van het totaal aantal
onderzochte afdelingen) en bij ongeveer vier vijfde (58 procent van het totaal)
in twee tot vijf leerjaren.
Op vier van de zes afdelingen voor praktijkonderwijs die zijn onderzocht
voldoet de gerealiseerde onderwijstijd aan de wettelijke vereisten.
Op de onderzochte vmbo-afdelingen voldoet een derde (32 procent) aan de
wettelijke vereisten aangaande de onderwijstijd, op de havo-afdelingen een
vierde (25 procent).
De situatie op de onderzochte vwo-afdelingen is anders: 6 procent heeft
voldoende tijd gerealiseerd, op alle overige vwo-afdelingen (94 procent) is in
twee tot vijf leerjaren onvoldoende tijd gerealiseerd.
In tabel 3.1d is weergegeven hoeveel klokuren onderwijstijd de onderzochte
scholen hebben gerealiseerd, in relatie tot de norm.
3.1d Totaal en gemiddeld verschil van gerealiseerde onderwijstijd ten opzichte van de norm
Afdeling Leerjaar Aantal onderzochte Totaal aantal Gemiddeld aantal
leerjaren klokuren verschil klokuren verschil
PrO (6 1 6 133 22
afdelingen) 2 6 10 2
3 6 -6 -1
4 6 238 40
20
5 6 446 74
6 4 143 36
Totaal 34 964 28
Vmbo (38 1 34 -333 -10
afdelingen) 2 35 -901 -26
3 36 636 18
4 37 3.948 107
Totaal 142 3.350 24
Havo (16 1 14 -128 -9
afdelingen) 2 14 -209 -15
3 15 -401 -27
4 16 -363 -23
5 16 738 46
Totaal 75 -363 -5
Vwo (16 1 16 -380 -24
afdelingen) 2 16 -393 -25
3 15 -503 -34
4 15 -326 -22
5 15 -757 -50
6 15 348 23
Totaal 92 -2.011 -22
Totaal (76 343 1.940 6
afdelingen)
De tabel laat zien dat er gemiddeld 6 klokuren meer zijn gerealiseerd dan de
norm. Vooral in het praktijkonderwijs en het vmbo is meer gerealiseerd
(gemiddeld 28 respectievelijk 24 klokuren, vooral in de hogere leerjaren); in het
havo en het vwo is gemiddeld minder dan de norm gerealiseerd (5 klokuren
respectievelijk 22 klokuren gemiddeld onder norm, met uitzondering van het
examenjaar, daar zijn meer klokuren dan de norm gerealiseerd).
Voor tabel 3.1e zijn alleen de leerjaren geselecteerd waarin een tekort is
geconstateerd. In het praktijkonderwijs zijn in de leerjaren 1, 5 en 6 geen
tekorten geconstateerd, dat geldt ook voor leerjaar 4 van het vmbo; deze
leerjaren zijn daarom niet opgenomen.
In de tabel is weergegeven hoeveel klokuren er te weinig zijn gerealiseerd in
(uitsluitend) die leerjaren waarin het aantal klokuren onder de norm blijft.
Tabel 3.1e Onvoldoende klokuren gerealiseerde tijd ten opzichte van de norm
Afdeling Leerjaar Aantal Aantal Totaal Gemiddeld Aantal Aantal
onderzochte leerjaren aantal aantal leerjaren afdelingen
leerjaren onvoldoende klokuren klokuren te > 150 > 150 uur
te weinig weinig uur te te weinig
weinig
PrO (6 2 6 1 -98 -98 0
afdelingen) 3 6 1 -98 -98 0
4 6 1 -28 -28 0
5 6 0 . . 0
6 4 0 . . 0
Totaal 34 3 -224 -75 0 0
Vmbo (38 1 34 19 -825 -43 0
afdelingen) 2 35 24 -1.223 -51 0
3 36 10 -583 -58 0
Totaal 142 53 -2.631 -50 0 0
Havo (16 1 14 6 -359 -60 0
afdelingen) 2 14 7 -477 -68 0
3 15 9 -517 -57 0
4 16 10 -517 -52 0
5 16 2 -105 -53 1
Totaal 75 34 -1.975 -58 1 1
21
Vwo (16 1 16 13 -400 -31 0
afdelingen) 2 16 12 -426 -36 0
3 15 13 -550 -42 0
4 15 9 -498 -55 0
5 15 12 -831 -69 2
6 15 7 -439 -63 1
Totaal 92 66 -3.144 -48 3 2
Totaal (76 343 156 -7.974 -51 4 3
afdelingen)
Uit de tabel valt af te lezen dat op drie onderzochte afdelingen in één of meer
leerjaren (in totaal in vier leerjaren) meer dan 150 klokuren te weinig zijn
gerealiseerd.
In detail is de situatie als volgt. Op één onderzochte vwo-afdeling is in één
leerjaar meer dan 150 uur te weinig gerealiseerd en op één vwo-afdeling geldt
dat voor twee leerjaren. In het havo is er in het onderzoek één afdeling
aangetroffen die in één leerjaar meer dan 150 klokuren te weinig gerealiseerd
heeft.
3.1.3 Verschil geprogrammeerde - gerealiseerde onderwijstijd
Ten slotte brengt de inspectie in deze paragraaf het verschil tussen de
geprogrammeerde en de gerealiseerde onderwijstijd in kaart.
In tabel 3.1f is te zien in aantal klokuren hoe groot het verschil is tussen de
geprogrammeerde en de gerealiseerde onderwijstijd.
Tabel 3.1f Totaal en gemiddeld verschil van gerealiseerde onderwijstijd ten opzichte van
geprogrammeerde onderwijstijd
Afdeling Leerjaar Aantal onderzochte Totaal aantal Gemiddeld aantal
leerjaren klokuren verschil klokuren verschil
1 6 -86 -14
PrO (6 2 6 -209 -35
afdelingen) 3 6 -222 -37
4 6 -12 -2
5 6 196 33
6 4 -43 -11
Totaal 34 -376 -11
Vmbo (38 1 34 -1.031 -30
afdelingen) 2 35 -1.345 -38
3 36 -1.275 -35
4 37 -1.115 -30
Totaal 142 -4.766 -34
Havo (16 1 14 -219 -16
afdelingen) 2 14 -226 -16
3 15 -736 -49
4 16 -1.037 -65
5 16 -445 -28
Totaal 75 -2.663 -36
Vwo (16 1 16 -540 -34
afdelingen) 2 16 -574 -36
3 15 -503 -34
4 15 -70 -5
5 15 -430 -29
6 15 -105 -7
Totaal 92 -2.222 -24
Totaal (76 343 -10.027 -29
De cesuur van 150 klokuren is aangehouden, omdat in het sanctiebeleid van de staatssecretaris
van OCW over het schooljaar 2006/2007 deze cesuur is gebruikt voor de gerealiseerde
onderwijstijd.
---
afdelingen)
Uit de tabel valt af te leiden dat op de onderzochte scholen gemiddeld 29
klokuren minder zijn gerealiseerd dan er waren geprogrammeerd. Het verschil is
veruit het kleinst in het praktijkonderwijs, iets onder het gemiddelde in het vwo
en ruim boven het gemiddelde in vmbo en havo.
3.2 Toelichting op de resultaten
Tijdens het onderzoek heeft de inspectie ook gegevens verzameld over de
achtergrond van de programmering, realisatie en registratie van de
onderwijstijd. De resultaten hiervan worden hieronder weergegeven.
3.2.1 Criteria voor onderwijstijd
Veel scholen hebben in het onderzoek laten blijken dat zij moeite hebben met
het bepalen van wat onder onderwijstijd kan worden meegerekend en wat niet.
Dit knelpunt spitst zich toe op twee aspecten: het maatwerk en de
zelfwerkuren.
Maatwerk
In het onderzoek kwam het een behoorlijk aantal keren voor dat de school niet
op de hoogte was van het aspect maatwerk of dat aspect ten onrechte niet
had betrokken bij de berekening. Voor nogal wat scholen was het gesprek met
de inspecteur hierover noodzakelijk en verhelderend.
Daar staat tegenover dat veel scholen goed inzicht kunnen geven in het
geboden maatwerk. Vaak heeft een school een groslijst voor enerzijds
maatwerkactiviteiten en anderzijds extra activiteiten buiten de lessen die voor
iedereen gelden. De maatwerkactiviteiten in de groslijst zijn niet altijd duidelijk
onderscheiden van de extra activiteiten die voor iedereen gelden, maar dit
leidde niet tot de constatering dat het aantal maatwerkuren hoger was dan
veertig.
De deelname aan activiteiten die onder het maatwerk vallen, wordt (nog) niet
op alle scholen centraal geregistreerd, maar scholen gaan er wel serieus mee
om. De maatwerkuren worden aangeboden en gerealiseerd.
Verder trof de inspectie systemen aan met toegangskaartjes, certificaten of
eigen lijstjes van docenten. In de meeste gevallen heeft de inspectie het
meetellen door de school van de maatwerkuren kunnen overnemen.
Zelfwerkuren
Op nagenoeg alle scholen heeft de inspectie geconstateerd dat scholen
onderwijsactiviteiten inplannen bij incidentele lesuitval vanwege een vacature,
ziekte van een docent of een andere onverachte reden.
In veel gevallen bestaat deze activiteit uit zelfwerkzaamheid van de leerlingen.
De inspectie trof diverse varianten van zelfwerkzaamheid aan:
· zelfstandig werken aan de hand van door de bevoegde docent
opgestelde studiewijzers of opdrachten, in een klassensituatie met
enige begeleiding (van een niet vakdocent of klassenassistent).
· zelfstandig werken aan de hand van door de bevoegde docent
opgestelde studiewijzers of opdrachten, in een klassensituatie zonder
23
directe begeleiding, maar wel onder toezicht van een klassenassistent
en met mogelijkheid tot zo nodig raadplegen van een bevoegde docent.
· zelfstandig werken aan de hand van door de bevoegde docent
opgestelde studiewijzers of opdrachten in de mediatheek zonder
begeleiding, maar wel onder toezicht van mediatheekpersoneel, met
absentiecontrole en de mogelijkheid om een bevoegde docent te
raadplegen.
· zelfstandig werken aan de hand van door de bevoegde docent
opgestelde studiewijzers of opdrachten in de mediatheek zonder
begeleiding, maar wel onder toezicht van mediatheekpersoneel en
zonder absentiecontrole.
De inspectie heeft de onderwijstijd die was meegerekend op basis van de
eerste drie varianten meegeteld bij de controle. Vanwege het ontbreken van
(afdwingbare) begeleiding is de laatste variant niet meegerekend.
Registratie
Zoals hierboven al is aangegeven, kunnen veel scholen de realisatie van de
onderwijstijd vanuit het systeem goed verantwoorden. De scholen hebben voor
zowel de geprogrammeerde als de gerealiseerde uren uitdraaien van
overzichten uit geautomatiseerde informatiesystemen, of tonen handgemaakte
overzichten.
Veel scholen zijn bezig om in het schooljaar 2008/2009 een overzicht op te
bouwen waarin per leerling de geprogrammeerde tijd staat, de uitval en de
gerealiseerde tijd. Enkele geautomatiseerde systemen bieden deze mogelijkheid
hiertoe. Het is dan zelfs mogelijk om elke leerling tijdens het schooljaar bij te
sturen met extra lessen als voor hem of haar de onderwijstijd in de knel komt.
In het onderzoek bleken enkele scholen op dit moment al hun
registratiesysteem te gebruiken als sturingsinstrument voor de
onderwijskwaliteit. De resultaten van incidentele lesuitval en vervangingen
komen in die gevallen bij de schoolleiding ter sprake, waarbij onder
omstandigheden wordt bijgestuurd bij een bepaald vak of in een bepaalde
groep of klas.
Tijdens de onderzoeken werd het de inspectie duidelijk dat heldere procedures
en afspraken rondom interne communicatie- en informatielijnen voorwaardelijk
zijn om het registratiesysteem naar behoren te kunnen laten functioneren als
verantwoordingsdocument.
24
4 Conclusies
De resultaten in dit rapport geven een landelijk beeld van de geprogrammeerde
en gerealiseerde onderwijstijd in het voortgezet onderwijs als geheel.
Uit de resultaten van de groep van 77 onderzochte scholen kan het volgende
worden geconcludeerd.
Op bijna twee derde van de onderzochte afdelingen voldoet in het schooljaar
2007/2008 de geprogrammeerde onderwijstijd in alle leerjaren aan de
wettelijke vereisten. Daarnaast blijft op 11 procent het niet voldoen aan de
geprogrammeerde onderwijstijd beperkt tot één leerjaar.
Gemiddeld hebben de 77 afdelingen 35 klokuren meer geprogrammeerd dan de
wettelijke norm. Op de afdelingen waar in één of meer leerjaren te weinig
onderwijstijd is geprogrammeerd, bevindt zich het aantal uren gemiddeld 36,5
klokuren onder de norm.
Op iets meer dan een vierde van de onderzochte afdelingen voldoet de
gerealiseerde onderwijstijd aan de wettelijke vereisten. Op 12 procent van de
afdelingen blijft het niet voldoen bij één leerjaar. Als er te weinig tijd wordt
gerealiseerd, dan is dat gemiddeld 51 klokuren onder de norm.
Gemiddeld hebben de 77 afdelingen zes klokuren meer gerealiseerd dan de
wettelijke norm.
Gemeten vanuit het gemiddelde verschil tussen de geprogrammeerde en de
gerealiseerde onderwijstijd, kan verder worden vastgesteld dat er 29 klokuren
minder zijn gerealiseerd dan geprogrammeerd. De uitval was in het schooljaar
2007/2008 dus gemiddeld 29 klokuren.
4.1 Vergelijking met eerdere schooljaren
De resultaten geven enerzijds nog geen aanleiding tot algehele tevredenheid,
omdat de zo duidelijk aanwezige inspanningen op een meerderheid van de
scholen nog niet tot voldoende rendement in relatie tot de wettelijke vereisten
blijken te hebben geleid.
De resultaten steken anderzijds in het algemeen zonder meer gunstig af ten
opzichte van eerdere onderzoeken van de inspectie.
De resultaten van dit onderzoek over het schooljaar 2007/2008 laten
bijvoorbeeld zien dat ten opzichte van het schooljaar 2006/2007:
· het aantal scholen dat voldoende onderwijstijd heeft geprogrammeerd bijna
is verdrievoudigd;
· het aantal scholen dat voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd ongeveer
is verviervoudigd;
· de registratie en verantwoording van de geprogrammeerde en gerealiseerde
onderwijstijd bij nagenoeg alle scholen in het schooljaar 2007/2008
adequaat was, tegenover ongeveer de helft van de scholen in het
schooljaar 2006/2007;
25
· gemiddeld meer klokuren onderwijstijd zijn geprogrammeerd en
gerealiseerd;
· de lesuitval met ruim een derde is verminderd;
· het aantal scholen dat ver onder de norm blijft aanzienlijk is gedaald, van
vijftien scholen in het schooljaar 2006/2007 naar drie scholen in
2007/2008.
Dit alles blijkt onder andere uit onderstaande grafiek en tabel.
Grafiek 4 Geprogrammeerde onderwijstijd in inspectieonderzoeken (schooljaren 2005/206 t/m
2007/2008)
100
90
80
70
60 onvoldoende
50 voldoende
40
30
20
10
0
voorjaar quick scan voorjaar voorjaar
2006 najaar 2007 2008
2006
Tabel 4 Vergelijking resultaten onderzoeken schooljaren 2006/2007 en 2007/2008
2006/2007 2007/2008
76 scholen 77 scholen
Voldoende geprogrammeerd 21% 61%
Voldoende gerealiseerd 7% 28%
Scholen met >100 uur te weinig geprogrammeerd of 15 scholen 3 scholen
>150 uur te weinig gerealiseerd (20%) (4%)
Bij deze conclusies moeten de volgende kanttekeningen worden geplaatst.
In het onderzoek in de laatste weken van het schooljaar 2005/2006 heeft de
inspectie vastgesteld dat, uitgaande van de toen wettelijk verplichte
programmering van de onderwijstijd in een weekrooster van 32 lesuren van
vijftig minuten of een equivalent daarvan gedurende een periode van veertig
weken per jaar, ongeveer 40 procent van de scholen bij de programmering
voldoet aan de wettelijke eisen die aan de onderbouw tot 1 augustus 2006
werden gesteld. Hierbij is niet verrekend dat scholen te maken hebben met een
voorzienbare `structurele' lesuitval. Ongeveer 70 procent van de scholen bleef
hierbij binnen het door de inspectie in het kader van de beoordeling van de
kwaliteit van het onderwijs gestelde maximum van vijftien dagen.
Samenvattend was het beeld van het percentage scholen dat in het schooljaar
2005/2006 voldoende onderwijstijd had geprogrammeerd duidelijk ongunstiger
dan het resultaat van het onderzoek over het schooljaar 2007/2008.
Tot 1 augustus 2006 ging het evenwel om andere wettelijke normen en dus
om een andere beoordeling door de inspectie.
26
Het tussentijds verkenningsonderzoek van de inspectie in de vorm van een
quick scan in het najaar van 2006 is gebaseerd op de wettelijke eisen, zoals
die vanaf 1 augustus 2006 gelden. Bij dit onderzoek bleek dat in eerste
instantie 6 van de onderzochte 25 scholen in alle leerjaren voldoende
onderwijstijd voor het schooljaar 2006/2007 geprogrammeerd te hebben. Na
afloop van de herstelperiode kwamen daar nog eens vijf scholen bij. Daarmee
voldeed 44 procent van de onderzochte scholen aan de wettelijke vereisten.
Ook dit beeld is minder gunstig dan het resultaat uit het onderzoek in 2008.
Hierbij moet echter worden aangetekend dat in het najaar 2006 nog geen
sprake was maatwerk, maatschappelijke stage of regiocorrectie en dat deze 25
scholen geen representatief beeld van het onderwijsveld geven.
In het voorjaarsonderzoek 2007 van de inspectie bleek dat 1 op de 5 scholen
voldoende onderwijstijd had geprogrammeerd voor het schooljaar 2006/2007
en dat 1 op de 15 scholen voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd.
Ook dit resultaat is beduidend minder dan de resultaten over het schooljaar
2007/2008. Maar ook hierbij geldt dat maatwerk, maatschappelijke stage en
regiocorrectie niet golden voor de onderwijstijd in het schooljaar 2006/2007.
Het is daarom interessant om te bezien of in het schooljaar 2008/2009 de
vooruitgang in de resultaten zich kan doorzetten.
4.2 Overige conclusies
Op 87 procent van de onderzochte vestigingen in het schooljaar 2007/2008
bleek de registratie van de onderwijstijd zodanig, dat de mogelijkheid bestond
om tot een adequate verantwoording van de gerealiseerde onderwijstijd te
komen.
In het verificatieonderzoek bleek dat een vergelijkbaar percentage scholen in
staat was om de verantwoording ook daadwerkelijk te overleggen.
Dat beeld steekt gunstig af tegen het beeld uit het onderzoek in 2007. Toen
bleek op 43 procent van de scholen de inspectie de gerealiseerde onderwijstijd
niet te kunnen beoordelen, omdat de verantwoordingsdocumenten over de
gerealiseerde onderwijstijd van de scholen onvoldoende valide en betrouwbaar
bleken om tot een oordeel te komen. Oorzaken hiervoor waren voornamelijk te
vinden in een voor dit doel niet adequate registratie van de lesuitval.
Dit gunstiger beeld laat zien dat de constatering van de inspectie in het
onderzoek over het schooljaar 2006/2007 over het algemeen ook
daadwerkelijk is geëffectueerd. Daarin meldde zij dat veel scholen aangaven
dat zij werken aan een goed (digitaal) registratiesysteem, zodat zij vanaf het
schooljaar 2007/2008 goed de lesuitval en het schoolverzuim kunnen volgen.
Verder kan worden vastgesteld dat de meeste van de onderzochte afdelingen
over hun beleid ten aanzien van de onderwijstijd overleg hebben met de
medezeggenschapsraad, en dat die raad ook met de gekozen invulling akkoord
is gegaan.
Ten slotte is het, gezien de ophef die vooral onder scholieren is ontstaan over
`ophokuren', opmerkelijk te noemen dat twee derde van de bezochte
afdelingen aangeeft dat zij dit schooljaar geen geplande tussenuren hebben
ingevuld om tot meer onderwijstijd te komen.
27
Op de afdelingen waar dat wel gebeurt, geldt dat het om een invulling gaat die
als onderwijsactiviteit te beschouwen is.
Dit laat natuurlijk onverlet dat de protesten van scholieren zich ook kunnen
richten op de wijze waarop invallessen bij bijvoorbeeld ziekte van een docent
worden ingevuld. De kwaliteit van die invallessen is in dit onderzoek niet
betrokken.
4.3 Criteria voor onderwijstijd
Tijdens de onderzoeken is gebleken dat het voor scholen voor voortgezet
onderwijs erg lastig is om precies aan te geven hoeveel klokuren onderwijstijd
de school heeft geprogrammeerd en gerealiseerd. Dit knelpunt doet zich zowel
voor bij het bepalen welke onderwijsactiviteiten kunnen worden meegerekend
bij de onderwijstijd als bij het zorgvuldig kunnen aantonen hoe de
programmering en realisatie op het niveau van de leerlingen is. Dit signaal
heeft de inspectie ook tijdens de onderzoeken in 2006 en 2007 bereikt en
komt ook met regelmaat naar voren in andere contacten met het
onderwijsveld.
Het gebrek aan precisie is in de meeste gevallen niet te wijten aan een gebrek
aan aandacht voor het onderwerp onderwijstijd of een poging om geen
deugdelijke verantwoording af te leggen. Dit bleek de inspectie met name bij
de verificatieonderzoeken, waarin de scholen blijk gaven van grote
inspanningen om zich te verantwoorden, desondanks op een behoorlijk aantal
scholen de aantallen klokuren werden bijgesteld, maar in de meeste gevallen
ten gunste van de hoeveelheid gerealiseerde onderwijstijd.
Uit dit alles blijkt dat veel scholen geholpen kunnen worden bij het vormgeven
van de verantwoording, onder meer door:
· meer duidelijkheid over het toepassen van de criteria voor onderwijstijd
op concrete onderwijsactiviteiten;
· hulp bij het vertalen van de registratiegegevens over lessen, lesuitval
en andere onderwijsactiviteiten naar een verantwoording van de
geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd, ten behoeve van een
verantwoording naar de direct betrokkenen (waaronder ouders en
leerlingen) en naar de overheid (de inspectie).
Het lijkt de inspectie van belang om in overleg met het ministerie van OCW en
de VO-Raad na te gaan op welke manier en door wie deze hulp geboden zou
kunnen worden.
28
Literatuur
Aronson, J., J. Zimmerman en L. Carlos (1999). Improving student
achievement by extending school: Is it just a matter of time? Washington, DC:
Office of Educational Research and Improvement ERIC Document Reproduction
Service No. ED 435 127).
Grift, W. van de (2004). `International comparative analysis of learning and
teaching. Review of research on the quality of teaching and learning.' Interne
publicatie inspectie van het onderwijs d.d. 21-2-2004.
Inspectie van het Onderwijs (2006a). 850 uren in de bve. Onderzoek naar het
voldoen aan de urennorm. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
Inspectie van het Onderwijs (2006b). Onderwijstijd in het vo. Onderzoek naar
de naleving van de minimale onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Utrecht:
Inspectie van het Onderwijs.
Inspectie van het Onderwijs (2007a). Klachten studentenorganisaties. Utrecht:
Inspectie van het Onderwijs.
Inspectie van het Onderwijs (2007b). Onderwijstijd in het hoger onderwijs.
Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
Inspectie van het Onderwijs (2007c). Onderwijstijd in vo en bve. Resultaten
van het inspectieonderzoek in het voorjaar van 2007. Utrecht: Inspectie van
het Onderwijs.
29
30
BIJLAGE I
BEOORDELING ONDERWIJSTIJD
Voor het voortgezet onderwijs zijn de onderwijstijden per 1 augustus 2006
aangepast. Per schooljaar is er voor de onderbouw vo en het derde leerjaar
havo/vwo een minimale onderwijstijd van 1.040 klokuren. De bovenbouw
vmbo, havo en vwo horen minimaal 1.000 klokuren onderwijs per schooljaar te
volgen. Ook voor alle leerjaren van het praktijkonderwijs geldt minimaal 1.000
klokuren. In de examenjaren vmbo, havo en vwo dient er minimaal 700
klokuren onderwijs per schooljaar gevolgd te worden.
De urennormen zoals voorgeschreven geven de ondergrens aan van de
minimaal te plannen/programmeren en te realiseren onderwijsuren in de
verscheidene leerjaren. De naleving ervan geldt als een
bekostigingsvoorwaarde en vormt een belangrijk aspect van de kwaliteit van
het onderwijs.
Onderwijsactiviteiten moeten aan de volgende criteria voldoen om te kunnen
meetellen als onderwijstijd:
1. het moet gaan om begeleid onderwijs, dat wil zeggen dat de
leerlingen aanspraak kunnen maken op begeleiding;
2. het onderwijs moet deel uitmaken van het door de school geplande
en voor die leerlingen verplichte onderwijsprogramma;
3. het onderwijs moet onder verantwoordelijkheid van een bekwame
leraar worden verzorgd die wettelijk met die werkzaamheden mag
worden belast.
De realisatie van het aantal onderwijsuren moet de instelling kunnen
verantwoorden, anders telt het aantal niet mee.
Samengevat dient de geprogrammeerde onderwijstijd minimaal te voldoen aan
de voorgeschreven wettelijke minimumnormen per opleiding, én de klokuren
moeten daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Bij de beoordeling of een activiteit van de school tot onderwijstijd kan worden
gerekend, is de verantwoording van de school het uitgangspunt. Het gaat er
dus vooral om of de school zelf de activiteit tot haar onderwijs rekent. Dat
betekent dat de activiteit moet passen bij de visie en het (onderwijs)doel van
de school; dat de activiteit is/wordt opgenomen in schooldocumenten, dat de
activiteit door de school voorzien is van een doel, een programma/invulling en
een vorm van reflectie.
In het kader van de kwaliteitsagenda voortgezet onderwijs die in november
2007 is uitgekomen, hebben het ministerie van OCW en de VO-Raad een
aanvullende maatregel afgesproken. Deze maatregel houdt in dat scholen voor
respectievelijk onderbouw, bovenbouw en examenjaar, per schooljaar
respectievelijk ten minste 1.000, 960 en 660 klokuren voor alle leerlingen
verplichte onderwijstijd realiseren. Daarboven kan, binnen de wettelijke norm,
voor maximaal veertig klokuren per schooljaar een kwalitatief hoogwaardig
aanbod van maatwerkactiviteiten meetellen als onderwijstijd. Deze
31
maatwerkactiviteiten zijn toegankelijk voor alle leerlingen, ook al hoeven ze niet
door alle leerlingen te worden gevolgd. De invulling van deze maximaal veertig
klokuren wordt vastgesteld na overleg met de medezeggenschapsraad.
Wellicht ten overvloede: als de maatwerkactiviteiten niet het maximum
omvatten, maar bijvoorbeeld twintig klokuren in de onderbouw, dan moeten
1.020 klokuren voor alle leerlingen verplichte onderwijstijd worden
gerealiseerd.
De totale norm van respectievelijk 1.040, 1.000 en 700 klokuren per
schooljaar blijft daarmee gehandhaafd.
· Dit betekent dat de school moet kunnen aantonen dat
onderwijsactiviteiten voor deze (maximaal) veertig klokuren gepland
staan, en op welke manier bepaalde (groepen) leerlingen van dit
aanbod gebruik kunnen maken. Bij het beoordelen van de gerealiseerde
onderwijstijd mag blijken dat niet alle leerlingen waarvoor deze
activiteiten bedoeld waren, ook aan de activiteiten hebben
deelgenomen.
Ook kunnen voor iedere leerling gedurende zijn of haar schoolloopbaan in het
voortgezet onderwijs, in totaal 72 klokuren maatschappelijke stage meetellen
als onderwijstijd.
· In een bepaald schooljaar kunnen de klokuren worden meegeteld die de
leerlingen in dat schooljaar daadwerkelijk aan de maatschappelijke
stage hebben besteed.
Bij het bepalen of een school deze norm heeft gehaald wordt rekening
gehouden met de gevolgen van de vakantiespreiding.
· Dit betekent dat in het schooljaar 2007/2008 voor de scholen in de
regio Noord de bovenstaande urennormen moeten worden verminderd
met 27 klokuren, hetgeen neerkomt op 1.013 klokuren (in plaats van
1.040), 973 klokuren (in plaats van 1.000 klokuren) respectievelijk
673 klokuren (in plaats van 700 klokuren).
Bij de beoordeling of een activiteit van de school tot onderwijstijd kan worden
gerekend, is de verantwoording van de school het uitgangspunt. Het gaat er
dus vooral om of de school zelf de activiteit tot haar onderwijs rekent. Dat
betekent dat de activiteit moet passen bij de visie en het (onderwijs)doel van
de school; dat de activiteit is/wordt opgenomen in schooldocumenten, dat de
activiteit door de school voorzien is van een doel, een programma/invulling en
een vorm van reflectie. Bovendien moet de activiteit (daarmee) verplicht zijn
voor alle leerlingen uit de betreffende klas, leerjaar, bouw, profiel; dit betekent
dat er ook een absentenadministratie moet zijn. Hierbij geldt natuurlijk wel het
bovenstaande ten aanzien van de (maximaal) veertig maatwerkuren.
In de toezichtpraktijk is een aantal onderwijsactiviteiten naar voren gekomen,
waarover discussie zou kunnen ontstaan bij het al dan niet meerekenen bij de
onderwijstijd. Ten behoeve van eenduidigheid bij de beoordeling heeft de
inspectie intern onderstaande tabel ontwikkeld. Hierin wordt een (niet
limitatief) aantal activiteiten opgesomd, met de beoordeling van de inspectie of
en hoe deze activiteiten onder het begrip `onderwijstijd' kunnen vallen (met
32
inbegrip van de hierboven beschreven verantwoording door de school en het
verplichte karakter dan wel maatwerkuren).
Wat valt onder `onderwijstijd'?
Activiteit Nee Ja Toelichting
Pauzetijd · Het is denkbaar dat bij het praktijkonderwijs een pauze
functioneel is (meer afwisseling, vergroten van de
concentratie, e.d.), maar de school moet dat wel in een plan
met doelstellingen, beoordeling op realisatie doelstellingen
enz. opnemen.
Proefwerkweek en · Een proefwerkweek/-dag telt in beginsel voor 50 procent mee
schoolexamens als een lesweek/-dag. Indien er echter meer dan twee
(uitgebreide) proefwerken op één dag of twee proefwerken
en daarnaast nog één of meer lessen worden
afgenomen/gegeven in een proefwerkweek/-dag, telt die dag
als een gehele lesdag mee.
Excursie · De werkelijk benodigde tijd, inclusief reistijd
Werkweek · Uitgangspunt is de tijd die de school hiervoor heeft
geprogrammeerd (niet het feit dat de inspectie zegt: `U mag
hiervoor zoveel uren rekenen.') Aanvaardbaar is het aantal
dagen x acht uur per dag. Eventuele avondprogramma's
moeten om daarnaast mee te tellen een duidelijke invulling
hebben. (Het slapen is geen onderwijstijd.)
Stage · De werkelijke tijd (zonder reistijd). Bij uitzonderlijke situaties
geldt tevens het bovenstaande bij `Werkweek'.
Projectweek e.d. · Telt in beginsel als een gewone lesweek mee (met inbegrip
van bovenstaande opmerkingen bij `Excursies').
Activiteiten begin en · Boeken ophalen/inleveren, rapporten ophalen, roosters
einde schooljaar ophalen e.d worden afgerond op een dagdeel (drie uur).
Verkort lesrooster · De werkelijke tijd.
Afstandsonderwijs · Telt niet mee, omdat er voor leerlingen geen afdwingbare
(ook wel: e-learning) begeleiding is én omdat het verplichte karakter ervan voor de
leerling niet kan worden gecontroleerd door de school.
Zelfstandig werken · Telt mee onder de volgende condities (die alle moeten zijn
(ook wel: gerealiseerd):
keuzewerktijd, · de opdrachten zijn verstrekt door de/een docent;
bandbreedte-uren, · voor de leerlingen is begeleiding door een docent
e.d.) (evt. op afroep) afdwingbaar;
· de begeleiding is realiseerbaar binnen een redelijke
termijn, dus er is een docent-leerling ratio van ten
minste 1:35;
· verplicht;
· er is aanwezigheidscontrole.
Examens · De tijd die leerlingen besteden aan het afleggen van de
examens wordt meegerekend bij de onderwijstijd. Voor de
dagen waarop de leerlingen examens hebben, hoeft de school
geen lesuitval te berekenen.
`Wisseltijd' (`migratie- · Als een school apart tijd als wisseltijd heeft opgevoerd (dus
momenten') = tijd los van de lestijd), dan wordt deze wisseltijd voor max. vijf
tussen de lessen tot tien minuten meegerekend als onderwijstijd. De pauzetijd
beschouwen we niet als wisseltijd.
Gevolgen van · Scholen waarbij het jaar bestaat uit 39 weken, worden
vakantiespreiding. hiervoor 39/40 deel gecompenseerd.
Verplichte keuze · Als alle leerlingen in een bepaalde stroom een keuzepakket
vakken/ plusklassen kunnen samenstellen, moet dit onder de `gewone'
onderwijstijd vallen (bij de 1.000 uur). Is er geen verplichting,
dan vallen de lessen onder de `veertig' uur.
(maximaal) veertig uur · Scholen mogen in overleg met de medezeggenschapsraad
maatwerk een kwalitatief hoogwaardig aanbod aan
maatwerkactiviteiten vaststellen, voor maximaal veertig uur.
Deze maatwerkactiviteiten zijn toegankelijk voor alle
leerlingen, maar hoeven niet door alle leerlingen te worden
gevolgd. Te denken valt aan:
---
· mentoruren
· leerlingbegeleiding
· - loopbaanactiviteiten
Maatschappelijke stage · De maatschappelijke stage is voor maximaal 72 uur onderdeel
van de onderwijstijd. Het betreft uren die gespreid over de
gehele schoolperiode kunnen worden gemaakt. De inspectie
telt deze uren alleen mee in het jaar waarin de stage
plaatsvindt.
Wanneer is een registratie deugdelijk?
Bij mogelijkheden tot verantwoording horen vormen van registratie, anders is
verantwoording onmogelijk. De vormgeving daarvan is geheel een zaak van de
school. Voor de inspectie geldt de vraag of de aanwezige methoden de school
voldoende mogelijkheden bieden zich te verantwoorden. Er zijn algemene
criteria die voor dergelijke methoden gelden om dat te kunnen doen. Bij het
beoordelen van de vraag of de school zich kan verantwoorden, is het van
belang die in acht te nemen. Het betreft de volgende criteria:
a. Systematiek/inzichtelijkheid en borging registratie
Een registratie is systematisch als er een goede beschrijving is wat er op welke
wijze geregistreerd wordt. Daarbij moet duidelijk zijn welke functionaris er voor
verantwoordelijk is. Verder moet er naast de beschrijving van de werkwijze ook
een borging zijn voor de correcte uitvoering.
b. Frequentie
De frequentie van een registratie dient toegesneden te zijn op het doel en
maakt onderdeel uit van de systematiek. Bijvoorbeeld: verzuimregistratie vraagt
een eigen frequentie, registratie van lesuitval wellicht een andere. Verder kan
van belang zijn hoe de registratie georganiseerd is. Wordt bijvoorbeeld de
lesuitval voor de gehele school in één systeem opgeslagen, of gebeurt dit per
opleiding of per vestiging.
c. Verantwoordingsdata
Voor borging van de urennorm zijn verantwoordingsdata nodig waarmee het
management het proces kan volgen en bijsturen. Deze verantwoordingsdata
moeten inzichtelijk, actueel en betrouwbaar te zijn.
34