Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwijstijd en lesuitval in het voortgezet onderwijs 2007-2008


- eindrapport -

Drs. E.S. van Cooten
Drs. M. Groenewoud
Drs. S.G. van Otterloo
Drs. F.E.M. Berndsen
Dr. S.W. van der Ploeg

Amsterdam, december 2008
Regioplan publicatienr. 1751

Regioplan Beleidsonderzoek
Nieuwezijds Voorburgwal 35
1012 RD Amsterdam
Tel.: +31 (0)20 - 5315315
Fax : +31 (0)20 - 6265199

Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

VOORWOORD

Het uitvallen en te weinig inroosteren van lessen in het voortgezet onderwijs is in de afgelopen jaren sterk in de belangstelling komen te staan, mede door de nieuwe normen die zijn geïntroduceerd per 1 augustus 2006 en een strenger toezicht op naleving van die normen. Om de discussie die vervolgens is ont- staan over de norm een stap verder te brengen, is een commissie ingesteld (commissie-Cornielje) die een onafhankelijk onderzoek doet naar onderwijstijd. Deze commissie zal aan het eind van 2008 haar bevindingen en advies uitbrengen.

In opdracht van het ministerie van OCW heeft Regioplan de onderwijstijd en lesuitval over het schooljaar 2007-2008 nauwkeurig in kaart gebracht. Ook is een aantal interviews gehouden om het schoolbeleid in kaart te kunnen brengen. In dit rapport zijn de resultaten van dat onderzoek vastgelegd. De resultaten die uit dit onderzoek naar voren komen, zullen door de commissie-Cornielje worden meegenomen.

Zonder medewerking van een grote groep mensen was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Daarom bedanken we alle directies en roostermakers van scholen die aan Regioplan hun roostergegevens hebben willen leveren. In het bijzonder bedanken we daarnaast nog de twintig scholen die bereid waren mee te werken aan een interview. Verder past een woord van dank aan de opdrachtgever en de commissie-Cornielje voor hun advies en commentaar.

Eva van Cooten (onderzoeker)
Maikel Groenewoud (onderzoeker)
Sandra van Otterloo (onderzoeker)
Francien Berndsen (onderzoeker)
Sjerp van der Ploeg (projectleider)

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting ........................................................................................... I


1 Inleiding ........................................................................................... 1


2 Ingeroosterde onderwijstijd............................................................ 5


3 Lesuitval ........................................................................................... 13


4 Gerealiseerde onderwijstijd............................................................ 17


5 Telefonische interviews .................................................................. 21 5.1 Inleiding.............................................................................. 21 5.2 Onderwijstijd....................................................................... 21 5.3 Lesuitval en vervanging..................................................... 29 5.4 Conclusie ........................................................................... 33

Bijlagen ........................................................................................... 35 Bijlage 1 Methodologische verantwoording...................................... 37 Bijlage 2 Respons en responsanalyse.............................................. 41 Bijlage 3 Itemlijst interviews.............................................................. 43

SAMENVATTING

Inleiding
Het uitvallen en te weinig inroosteren van lessen in het voortgezet onderwijs heeft in de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen. Met name in het schooljaar 2007-2008 is de discussie rond de zogenaamde `1040-norm' in alle hevigheid losgebarsten. De strakkere handhaving van de normen, met als uiterste consequentie de financiële interventies die aan een aantal scholen zijn opgelegd vanwege het ver achter blijven bij de normen voor onderwijstijd, heeft heftige reacties teweeggebracht bij scholen voor voortgezet onderwijs. Om de discussie tussen veld en kabinet verder te brengen, is de commissie- Cornielje ingesteld die een onafhankelijk onderzoek naar onderwijstijd doet en een advies zal uitbrengen in december 2008.
In opdracht van het ministerie van OCW heeft Regioplan Beleidsonderzoek een herhalingsmeting uitgevoerd naar onderwijstijd en lesuitval in het school- jaar 2007-2008. Daarvan doen we in dit rapport verslag.

Onderzoeksvragen
In dit onderzoek staat een aantal vragen centraal. Ten eerste willen we weten hoeveel onderwijstijd scholen in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2007-2008 hebben ingeroosterd (naar leerjaar en onderwijstype). Ten tweede zijn we geïnteresseerd in hoeveel lessen er zijn uitgevallen en hoeveel onderwijstijd scholen hebben weten te realiseren. De vervolgvraag is of scholen daarmee voldoen aan de norm voor minimale onderwijstijd (naar leerjaar en onderwijstype).
Daarnaast is van belang te weten welke veranderingen zich hebben voorgedaan ten opzichte van het voorafgaande schooljaar (2006-2007). Als laatste zijn we geïnteresseerd in het beleid van scholen op het terrein van onderwijstijd en lesuitval.

Onderzoeksopzet
De onderzoeksopzet sluit nauw aan op de wijze waarop het onderzoek in de voorgaande jaren werd uitgevoerd. Door middel van het analyseren van roostergegevens hebben we de ingeroosterde onderwijstijd en lesuitval berekend. Deze methode is de meest betrouwbare manier om lesuitval en onderwijstijd vast te stellen (zeker wanneer er uitsplitsingen moeten worden gemaakt naar allerlei kenmerken). Verder levert die aanpak de beste garanties voor een vergelijking in de tijd. Voor het onderzoek zijn scholen geselecteerd die over het hele schooljaar 2007-2008 roostergegevens hebben kunnen leveren en die ook aan het onderzoek in 2006-2007 hebben deelgenomen om daarmee zo precies mogelijk te kunnen vaststellen welke veranderingen hebben plaatsgevonden. De geselecteerde scholen maken alle gebruik van de roosterprogramma's GP Untis of Masterplan (voorheen Roosterexpert van Gepro).


---

Verder is er een kwalitatieve verdieping toegevoegd in de vorm van twintig telefonische interviews met directieleden en roostermakers van scholen om inzicht te verkrijgen in de keuzes die worden gemaakt bij het laten uitvallen van lessen en in de redenen om geen volledige onderwijstijd in te plannen.

Ingeroosterde onderwijstijd
De deelnemende scholen hebben dit schooljaar meer onderwijstijd ingeroos- terd dan in het voorgaande jaar. Gemiddeld wordt in de onderbouw 93 procent van de norm ingeroosterd, in de bovenbouw 101 procent en in het examenjaar zelfs ruim de norm, 110 procent. Vorig schooljaar was dit respectievelijk 90, 96 en 107 procent. Het feit dat scholen gemiddeld genomen beter aan de norm voldoen, is vooral het resultaat van het daadwerkelijk inroosteren van meer uren. Slechts in mindere mate is dit het gevolg van het feit dat voor scholen met een kort schooljaar (vanwege de vakantiespreiding) een soepeler norm geldt.
Verder is duidelijk te zien dat het aandeel scholen dat ver onder de norm (minder dan 80% van de norm) inroostert met name in de onderbouw fors is afgenomen. De scholen lijken zich niet specifiek te hebben gericht op één leerjaar of onderwijstype. Al met al wekken deze resultaten sterk de indruk dat er is gekozen voor meer generieke maatregelen.

Lesuitval
In het schooljaar 2007-2008 bedroeg de lesuitval 5,7 procent van de totale onderwijstijd. Op een gemiddelde schoolweek van 32 lesuren gaat het dan om bijna twee lesuren. Die 5,7 procent is ruim één procentpunt lager dan in het daaraan voorafgaande schooljaar (6,8%). Het aandeel scholen met een zeer hoog lesuitvalpercentage (van meer dan 9%) is gehalveerd: van één op de zes naar één op de twaalf scholen.
Naast deze daling van de lesuitval is de vervanging van uitgevallen lessen licht toegenomen van 1,6 naar 1,8 procent. Het gaat hier om uitgevallen lessen waarvoor opvang is geregeld of waarbij de les wordt overgenomen door een andere docent.
Verder blijkt net als in voorgaande jaren dat de lesuitval in het vmbo hoger is dan in vwo en havo. Ook blijkt opnieuw dat het percentage vervangen lessen in de lagere leerjaren veel hoger ligt dan in de hogere leerjaren (uiteraard omdat bij oudere leerlingen een groter beroep op de zelfwerkzaamheid kan worden gedaan).

Gerealiseerde onderwijstijd
Er is in het schooljaar 2007-2008 gemiddeld een hoger percentage van de norm gerealiseerd. In vergelijking met het schooljaar 2006-2007 wordt er voor alle combinaties van leerjaar en onderwijstype gemiddeld een hoger percen- tage van de norm gerealiseerd. Alleen voor de examenklassen geldt echter dat er ook gemiddeld daadwerkelijk aan de norm wordt voldaan. In de onder- bouw wordt ongeveer 88 procent van de verplichte onderwijstijd gerealiseerd, in de bovenbouw ongeveer 95 procent en in de examenklassen 104 procent. Vorig schooljaar was dit respectievelijk 84, 89 en 99 procent.

II

Interviews
Uit de telefonische interviews is gebleken dat onderwijstijd en het behalen van de norm een veelbesproken onderwerp is op de scholen en hoog op de agenda staat. Alle geïnterviewde scholen hebben maatregelen getroffen om meer onderwijstijd te kunnen verzorgen. De meeste scholen treffen maat- regelen die zijn gericht op het vermijden van lesuitval en niet op het inroos- teren van extra lessen. Het betreft vooral het veranderen van het beleid omtrent organisatorische redenen die lesuitval kunnen veroorzaken. Het gaat hier om zaken als het anders plannen van vergaderingen, scholing voor docenten, proefwerkweken en activiteiten. Verder wordt er op veel scholen gebruikgemaakt van de ruimere omschrijving van het begrip onderwijstijd. Slechts in een aantal gevallen worden er ook daadwerkelijk meer lessen in de lessentabel opgenomen of wordt de lesduur aangepast. Ondanks de vele maatregelen die zijn getroffen, hebben veel scholen problemen met het inroosteren van 1040 uur in de onderbouw. De scholen geven aan dat ze alle mogelijke maatregelen naar hun mening nu wel hebben getroffen. Een groot deel van de scholen is van mening dat de nadruk op het behalen van de norm voor onderwijstijd ervoor zorgt dat de kwaliteit van het onderwijs op de achtergrond raakt, en dat daarnaast het voor steeds meer werkdruk onder het personeel zorgt. Bovendien maken veel respondenten bezwaar tegen de handhaving van de norm.


---

IV


1 INLEIDING

Er is de afgelopen jaren steeds meer aandacht geweest voor het uitvallen en te weinig inroosteren van lessen in het voortgezet onderwijs. Per 1 augustus 2006 zijn de wettelijke normen voor onderwijstijd aangepast. Die komen erop neer dat per saldo de norm omlaag is gegaan en dat meer activiteiten onder de definitie van onderwijstijd vallen. Handhaving van die nieuwe norm is door de Inspectie van het Onderwijs serieus ter hand genomen. Tot die tijd werd de onderwijstijd wel meegenomen in het toezicht, maar werd er minder diepgaand gecontroleerd en waren er geen financiële interventies aan verbonden. Mede daardoor zijn scholen sinds 2006 op grote schaal begonnen met het nemen van maatregelen om meer onderwijstijd in te programmeren en lesuitval tegen te gaan. Er is vervolgens veel ophef ontstaan over een aantal van die maat- regelen. Met name de door leerlingen als zinloos ervaren begeleide tussen- uren (ophokuren) leken op een gegeven moment symbool te staan voor de 1040-norm.

Het parlement heeft naar aanleiding van alle commotie uitgebreid gedebat- teerd over de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. In de Kwaliteitsagenda VO zijn een aantal zaken gepreciseerd (maatschappelijke stage, lengte schooljaar door vakantiespreiding, kosten vervanging door ziekte). Om de discussie over de norm een stap verder te brengen, is de commissie-Cornielje ingesteld die een onafhankelijk onderzoek doet naar onderwijstijd. De com- missie zal aan het eind van 2008 haar bevindingen en advies uitbrengen.

In opdracht van het ministerie van OCW heeft Regioplan, na een pilotmeting in het schooljaar 2003-2004, al drie metingen naar onderwijstijd en lesuitval uitgevoerd (de schooljaren 2004-2005, 2005-2006 en 2006-2007). Ook over het schooljaar 2007-2008 heeft Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wederom een onderzoek uitgevoerd naar onderwijstijd en lesuitval. In deze rapportage komen de gegevens aan de orde van de scholen die dit jaar aan het onderzoek hebben deelgenomen en dat tevens in het schooljaar 2006-2007 hebben gedaan.1 De geselecteerde scholen maken verder alle gebruik van de roosterprogramma's Untis of Masterplan (voorheen Gepro).

Voor een goed begrip van de inhoud van het rapport is het van belang een aantal begrippen nader toe te lichten. Het is met name belangrijk dat duidelijk is wat er in dit onderzoek precies wordt bedoeld met lesuitval en onderwijstijd. Hieronder bespreken we de belangrijkste termen die hiermee verband houden.


1 De cijfers over 2006-2007 in deze rapportage wijken enigszins af van het eerder verschenen rapport over 2006-2007, omdat het nu alleen de scholen betreft die zowel in 2006-2007 als 2007-2008 aan het onderzoek hebben deelgenomen.
---

Figuur 1.1 Schematische weergave van de begrippen

Norm Lesuitval Gerealiseerde onderwijstijd Ingeroosterde onderwijstijd
School A School B School C


· Onderwijstijd Met ingang van het schooljaar 2006-2007 wordt onderwijstijd omschreven als: 'in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma'. Hieronder vallen de 'ouderwetse' contacturen, maar ook andere, meer eigentijdse onderwijsvormen. De voor- waarde is dat het om begeleide onderwijsactiviteiten gaat die deel uitmaken van het voor alle leerlingen van een bepaalde stroom verplichte onderwijs- programma, en die worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van bekwaam onderwijspersoneel.


· Ingeroosterde onderwijstijd Onder ingeroosterde onderwijstijd wordt verstaan: de tijd in klokuren die scholen inroosteren voor lessen en andere onderwijsvormen. Er is hierbij nog geen rekening gehouden met lesuitval. In het figuur geeft de hoogte van de hele balk de ingeroosterde onderwijstijd aan.


· Lesuitval
Indien lessen niet worden gegeven, is er sprake van lesuitval. Lesuitval komt voor als er een afwijking plaatsvindt ten opzichte van de ingeroosterde onder- wijstijd. Dit zijn met name de dagelijkse roosterwijzigingen. Lesuitval kan zich vervolgens op twee manieren manifesteren: echte lesuitval waarbij leerlingen vrij krijgen, en opvang of vervanging waarbij lessen niet worden gegeven zoals gepland, maar wel sprake is van een vervangende activiteit of een vervan- gende docent die voor de klas staat. In het figuur geeft het donkere vlak de lesuitval weer. Omdat opvang en vervanging worden meegeteld als onder- wijstijd, geeft dit vak alleen de echte lesuitval weer.


2


· Gerealiseerde onderwijstijd
De gerealiseerde onderwijstijd is de tijd waarin de leerlingen daadwerkelijk onderwijs hebben gekregen. Om de gerealiseerde onderwijstijd te berekenen, wordt de (echte) lesuitval van de ingeroosterde onderwijstijd afgetrokken. In het figuur geeft het lichte vlak de gerealiseerde onderwijstijd weer.


· Norm voor minimale onderwijstijd
Met het inroosteren of het behalen van een bepaald aantal klokuren aan onderwijstijd is niet direct altijd de norm voor de onderwijstijd behaald. In figuur
1.1 hebben we de norm weergegeven met de rode streep. Voorbeeldschool A heeft niet voldoende onderwijstijd ingeroosterd en dus zeker niet voldoende gerealiseerd. Voorbeeldschool B heeft én voldoende ingeroosterd én voldoende gerealiseerd. De laatste voorbeeldschool heeft wel voldoende ingeroosterd, maar niet voldoende gerealiseerd.
Uit het figuur blijkt dat weinig lesuitval niet hoeft te betekenen dat er voldoende contacturen worden gerealiseerd (school A). Anderzijds hoeft veel lesuitval niet te betekenen dat er te weinig onderwijstijd wordt gerealiseerd (school B). Ook is het mogelijk dat scholen die voldoende onderwijstijd inroosteren alsnog te weinig klokuren realiseren door veel lesuitval (school C).

De norm voor de minimale onderwijstijd verschilt per leerjaar en onderwijstype. Vanaf 1 augustus 2006 is de norm voor de onderbouw gesteld op 1040 uur. De centrale norm die zal worden gehanteerd, is gebaseerd op een minimaal aantal klokuren op jaarbasis in plaats van het aantal weken dat er onderwijs wordt gegeven. De norm voor het derde leerjaar van het vmbo is, net als de bovenbouw van havo en vwo, gesteld op duizend klokuren. Voor examen- klassen geldt een norm van zevenhonderd uur. In tabel 1.1 staat de norm voor het aantal klokuren voor de verschillende leerjaren en onderwijstypen weer- gegeven.

Tabel 1.1 Minimale norm voor onderwijstijd in klokuren Leerjaar Onderwijstype Norm*


1 Alle onderwijstypen 1040


2 Alle onderwijstypen 1040


3 Vmbo 1000 Havo 1040 Vwo 1040


4 Vmbo 700 Havo 1000 Vwo 1000


5 Havo 700 Vwo 1000


6 Vwo 700


* Voor scholen met een kort schooljaar geldt een aangepaste norm van 27 uur minder voor alle leerjaren.


---

Dit onderzoek had als doel een kwantitatief inzicht te krijgen in zowel de ingeroosterde als gerealiseerde onderwijstijd. Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen:


1. In hoeverre roosteren scholen in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2007-2008 voldoende onderwijstijd in (naar leerjaar en onderwijstype)? Welke verschillen zijn er tussen de scholen (onderwijstype, leerjaar, regio)?

2. Wat is de omvang van lesuitval in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2007-2008?

· Door welke oorzaken ontstaat lesuitval?
· Welke verschillen zijn er tussen de scholen (schooltype, vak, leerjaar, regio)?

· Welke verschillen zijn er tussen de lessen (vak, leerjaar, uur, maand)?

3. In hoeverre realiseren scholen in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2007-2008 (ten opzichte van de wettelijke norm) voldoende onderwijstijd (naar leerjaar en onderwijstype)?
4. In welke mate zijn scholen in het schooljaar 2007-2008 meer onderwijstijd gaan inroosteren en realiseren dan in het schooljaar 2006- 2007?

Om het inzicht in deze materie te verder te vergroten, is er ook een kwalitatieve verdieping toegevoegd in de vorm van twintig telefonische interviews. Hiermee is inzicht verkregen in de keuzes die worden gemaakt bij het inplannen van zo veel mogelijk onderwijstijd en het uitvallen van lessen. Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvraag:


5. Hoe gaan scholen om met onderwijstijd? Welke keuzes maken scholen om te voldoen aan de vereiste minimale onderwijstijd? Hoe gaan scholen om met lesuitval? Welke keuzes maken scholen om lesuitval zoveel mogelijk te vermijden?

Elke roostermaker maakt op zijn eigen manier gebruik van een rooster- programma. Dat heeft tot gevolg dat per school zo goed mogelijk dient te worden nagegaan hoe de gegevens moeten worden geïnterpreteerd. Omdat wellicht niet alle activiteiten in het roosterbestand zijn verwerkt, hebben de scholen de mogelijkheid gekregen dergelijke activiteiten alsnog aan ons door te geven. In deze rapportage is deze feedback van de scholen ook verwerkt. De resultaten in dit rapport zijn gebaseerd op een respons van 89 scholen (dat wil zeggen 82 unieke brinnummers). In de respons is er sprake van een lichte ondervertegenwoordiging van zelfstandige vmbo-scholen. Er is verder sprake van een lichte oververtegenwoordiging van scholen in de kleinere gemeenten. Zie bijlage 2 voor meer responsgegevens.


4


2 INGEROOSTERDE ONDERWIJSTIJD

Op basis van de roostergegevens hebben we van de scholen de ingeroos- terde onderwijstijd berekend. Er is hierbij nog geen rekening gehouden met lesuitval. Om de ingeroosterde onderwijstijd te berekenen, hebben we uit de roosters van de scholen het totaal aantal klokuren berekend. Dit is vervolgens vergeleken met de norm voor de minimale onderwijstijd die voor het schooljaar 2007-2008 geldt.

Het algehele beeld dat uit deze resultaten naar voren komt, is dat de deel- nemende scholen in het schooljaar 2007-2008 meer onderwijstijd hebben ingeroosterd dan in het schooljaar 2006-2007. In het vervolg van deze paragraaf zal dit verder worden toegelicht.

Tabel 2.1 laat de gemiddelde onderwijstijd uitgedrukt in klokuren zien. In deze tabel worden ook de normen getoond die gelden voor de verscheidene com- binaties van leerjaar en onderwijstype en de absolute aantallen. Tabel 2.2 toont de ingeroosterde onderwijstijd als percentage van de norm. Er is hierbij ook rekening gehouden met de ruimere mogelijkheid om aan de norm te voldoen met betrekking tot de vakantiespreiding, zoals beschreven in de Kwaliteitsagenda Onderwijstijd 2008. In de gevallen dat er informatie over de maatschappelijke stage bekend was, is deze bijgeteld bij de onderwijstijd. Hierbij dient echter wel direct te worden opgemerkt dat hierover slechts in beperkte mate informatie beschikbaar was en/of in de roosterbestanden te identificeren. Beide tabellen laten zien dat de gemiddelde ingeroosterde onderwijstijd in het schooljaar 2007-2008 is gestegen ten opzichte van het schooljaar 2006-2007.


---

Tabel 2.1 Ingeroosterde onderwijstijd in klokuren 2006-2007 2007-2008 Leerjaar Onderwijstype Norm* Gemiddelde Aantal Gemiddelde Aantal


1 Brugklas 1040 931 63 960 59 Vmbo 1040 933 57 967 58 Havo 1040 923 10 941 13 Vwo 1040 927 25 955 25


2 Brugklas 1040 947 42 954 38 Vmbo 1040 941 76 977 79 Havo 1040 927 37 963 39 Vwo 1040 946 49 981 47


3 Brugklas 1040 931 5 1047 2 Vmbo 1000 935 103 955 99 Havo 1040 919 62 943 63 Vwo 1040 936 63 954 64


4 Vmbo 700 752 101 757 96 Havo 1000 956 59 1015 62 Vwo 1000 950 61 1031 64


5 Havo 700 731 57 756 59 Vwo 1000 1002 61 1030 64


6 Vwo 700 759 59 778 62


* Voor scholen met een kort schooljaar geldt een aangepaste norm van 27 uur minder voor alle leerjaren.

6

Tabel 2.2 Ingeroosterde onderwijstijd als percentage van de norm in uren Ingeroosterde onderwijstijd 2007-2008 2007-2008 (na Leerjaar Onderwijstype 2006-2007 (voor correctie)* correctie)


1 Brugklas 89,6% 92,3% 92,8% Vmbo 89,7% 93,0% 93,4% Havo 88,8% 90,4% 91,2% Vwo 89,1% 91,8% 92,5%


2 Brugklas 91,1% 91,7% 92,2% Vmbo 90,5% 94,0% 94,4% Havo 89,1% 92,6% 93,2% Vwo 91,0% 94,3% 94,8%


3 Brugklas 89,5% 100,6% 100,6% Vmbo 93,5% 95,5% 95,9% Havo 88,4% 90,7% 91,2% Vwo 90,0% 91,7% 92,3%


4 Vmbo 107,4% 108,2% 108,7% Havo 95,6% 101,5% 102,1% Vwo 95,0% 103,1% 103,7%


5 Havo 104,5% 108,1% 108,8% Vwo 100,2% 103,0% 103,6%


6 Vwo 108,5% 111,1% 111,9%


* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding

Tabel 2.1 maakt duidelijk dat het rekening houden met de vakantiespreiding niet leidt tot grote veranderingen. De eigen inspanningen van de scholen hebben de grootste invloed op de stijging van de ingeroosterde onderwijstijd als percentage van de norm.

In tabel 2.3 geven we per combinatie van leerjaar en onderwijstype aan welk percentage van de scholen voldoende onderwijstijd inroostert.


---

Tabel 2.3 Ingeroosterde onderwijstijd als percentage scholen dat voldoet aan de norm
Ingeroosterde onderwijstijd Leerjaar Onderwijstype 2006-2007 2007-2008*


1 Brugklas 11,1% 27,1% Vmbo 14,0% 29,3% Havo 0,0% 15,4% Vwo 12,0% 20,0%


2 Brugklas 16,7% 26,3% Vmbo 14,5% 36,7% Havo 8,1% 30,8% Vwo 18,4% 23,4%


3 Brugklas 20,0% 50,0% Vmbo 28,2% 37,4% Havo 12,9% 23,8% Vwo 17,5% 26,6%


4 Vmbo 64,4% 75,0% Havo 33,9% 58,1% Vwo 29,5% 60,9%


5 Havo 66,7% 62,7% Vwo 47,5% 54,7%


6 Vwo 69,5% 67,7%


* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding.

De tabel laat zien dat het percentage scholen dat voldoende onderwijstijd inroostert voor vrijwel elke combinatie van leerjaar en onderwijstype een stijging laten zien ten opzichte van het voorgaande schooljaar. De enige uitzonderingen hierop vormen 5 havo en 6 vwo die een lichte daling laten zien. Alhoewel het niet zo is dat de norm altijd wordt gehaald, maken tabel 2.1 en 2.2 wel duidelijk dat veel scholen er wel (steeds) dichter bij in de buurt zitten. De gemiddelde ingeroosterde onderwijstijd is namelijk gestegen.

Tabel 2.4 laat voor het schooljaar 2007-2008 naast het gemiddelde ook de spreiding van de ingeroosterde onderwijstijd zien, uitgedrukt als percentage van de norm. De gemiddelde ingeroosterde onderwijstijd loopt op naarmate het leerjaar hoger wordt. Tabel 2.5 toont dezelfde gegevens als tabel 2.4 maar dan voor het leerjaar 2006-2007.


8

Tabel 2.4 Ingeroosterde onderwijstijd per leerjaar en onderwijstype: schooljaar 2007-2008
Ingeroosterde tijd als percentage van de norm in uren Leerjaar Onder- Gem.* Percentage van de scholen wijstype


1 Brugklas 92,8% 6,8 27,1 39,0 27,1 Vmbo 93,4% 12,1 24,1 34,5 29,3 Havo 91,2% 7,7 30,8 46,2 15,4 Vwo 92,5% 8,0 36,0 36,0 20,0 Totaal 92,8% 9,0 27,7 37,4 25,8


2 Brugklas 92,2% 13,2 23,7 36,8 26,3 Vmbo 94,4% 7,6 29,1 26,6 36,7 Havo 93,2% 12,8 17,9 38,5 30,8 Vwo 94,8% 6,4 27,7 42,6 23,4 Totaal 93,8% 9,4 25,6 34,5 30,5


3 Brugklas 100,6% 0,0 0,0 50,0 50,0 Vmbo 95,9% 8,1 24,2 30,3 37,4 Havo 91,2% 14,3 28,6 33,3 23,8 Vwo 92,3% 10,9 28,1 34,4 26,6 Totaal 93,7% 10,5 26,3 32,5 30,7


4 Vmbo 108,7% 6,3 6,3 12,5 75,0 Havo 102,1% 9,7 14,5 17,7 58,1 Vwo 103,7% 7,8 9,4 21,9 60,9 Totaal 105,4% 7,7 9,5 16,7 66,2


5 Havo 108,8% 3,4 6,8 27,1 62,7 Vwo 103,6% 7,8 12,5 25,0 54,7 Totaal 106,1% 5,7 9,8 26,0 58,5


6 Vwo 111,9% 8,1 9,7 14,5 67,7 Totaal 111,9% 8,1 9,7 14,5 67,7


* Gem. = gemiddelde.


---

Tabel 2.5 Ingeroosterde onderwijstijd per leerjaar en onderwijstype: schooljaar 2006-2007
Ingeroosterde tijd als percentage van de norm in uren Leerjaar Onder- Gem.* Percentage van de scholen wijstype


1 Brugklas 89,6% 17,5 33,3 38,1 11,1 Vmbo 89,7% 19,3 28,1 38,6 14,0 Havo 88,8% 10,0 50,0 40,0 0,0 Vwo 89,1% 12,0 44,0 32,0 12,0 Totaal 89,5% 16,7 34,2 37,4 11,6


2 Brugklas 91,1% 19,0 31,0 33,3 16,7 Vmbo 90,5% 17,1 28,9 39,5 14,5 Havo 89,1% 18,9 32,4 40,5 8,1 Vwo 91,0% 16,3 22,4 42,9 18,4 Totaal 90,5% 17,6 28,4 39,2 14,7


3 Brugklas 89,5% 20,0 40,0 20,0 20,0 Vmbo 93,5% 9,7 35,0 27,2 28,2 Havo 88,4% 19,3 41,9 25,8 12,9 Vwo 90,0% 14,3 38,1 30,2 17,5 Totaal 91,1% 13,7 37,8 27,5 21,0


4 Vmbo 107,4% 2,0 12,9 20,8 64,4 Havo 95,6% 10,2 20,3 35,6 33,9 Vwo 95,0% 9,9 29,5 31,1 29,5 Totaal 100,8% 6,4 19,5 27,6 46,6


5 Havo 104,5% 5,3 12,3 15,8 66,7 Vwo 100,2% 8,2 11,5 32,8 47,5 Totaal 102,3% 6,8 11,9 24,6 56,8


6 Vwo 108,5% 1,7 11,9 16,9 69,5 Totaal 108,5% 1,7 11,9 16,9 69,5


* Gem. = gemiddelde.

Uit eerdere tabellen is al naar voren gekomen dat er in het schooljaar 2007- 2008 meer onderwijstijd is ingeroosterd dan in het schooljaar 2006-2007. Tabel 2.4 en 2.5 tonen verder dat het algemene beeld is dat er in het school- jaar 2007-2008 minder scholen zijn die minder dan tachtig procent van de wettelijke norm hebben ingeroosterd. 6 vwo vormt de grootste uitzondering op deze regel.
In tabel 2.6 is de ingeroosterde onderwijstijd uitgesplitst naar onderwijstype. In de brugklas wordt de minste onderwijstijd ingeroosterd als percentage van de norm. Wat de overige onderwijstypen betreft, geldt dat de gemiddelden vrij dicht bij elkaar liggen. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat in het vwo de meeste onderwijstijd wordt ingeroosterd en dat alleen in het vwo de gemid- delde onderwijstijd boven de honderd procent uitkomt.


10

Tabel 2.6 Ingeroosterde onderwijstijd naar onderwijstype: schooljaar 2007-2008 Ingeroosterde tijd als percentage van de norm in uren

Onderwijstype Gemiddelde Percentage van de scholen
De onderzoeken van 2005-2006 en 2006-2007 lieten duidelijke verschillen zien wat betreft de driedeling in onderbouw, bovenbouw en examenjaar. In de onderbouw werd de minste onderwijstijd ingeroosterd in relatie tot de norm en in het examenjaar de meeste. In tabel 2.7 hebben we de spreiding van de ingeroosterde onderwijstijd op dezelfde wijze uitgesplitst. Uit deze tabel is af te leiden dat ook dit jaar duidelijk dezelfde driedeling zichtbaar is. In de onder- bouw wordt de minste onderwijstijd ingeroosterd in relatie tot de norm, in het examenjaar de meeste. De bovenbouw zit er ook wat ingeroosterde onder- wijstijd betreft precies tussenin.

Tabel 2.7 Ingeroosterde onderwijstijd: schooljaar 2007-2008 Ingeroosterde tijd als percentage van de norm in uren Gemiddelde Percentage van de scholen
In tabel 2.8 is de spreiding van de ingeroosterde onderwijstijd op school- en/of vestigingsniveau te zien. Deze tabel laat ten opzichte van het schooljaar 2006- 2007 een duidelijke stijging zien van het percentage scholen dat voldoende inroostert.

Tabel 2.8 Spreiding ingeroosterde onderwijstijd op school- en/of vestigingsniveau
Ingeroosterde Percentage van de scholen onderwijstijd als
percentage van de norm
in uren
2006-2007 2007-2008 Minder dan 80% 6,1% 3,1% Tussen 80% en 90% 21,2% 17,3% Tussen 90% en 100% 46,5% 33,7% Meer dan 100% 26,3% 45,9%


---


12


3 LESUITVAL

Met behulp van de roostergegevens van scholen kunnen we, naast het berekenen van de ingeroosterde onderwijstijd, ook de lesuitval in kaart brengen. Om de lesuitval te kunnen berekenen zijn de wijzigingen in het lesrooster afgezet tegen het aantal ingeroosterde lessen. We beschikten van 62 scholen over zowel roostergegevens als gegevens met betrekking tot de wijzigingen in het lesrooster (dat wil zeggen 57 unieke brinnummers). In dit rapport maken we een onderscheid in twee typen lesuitval. Naast de echte lesuitval waarbij leerlingen vrij krijgen, onderscheiden we opvang en vervan- ging waarbij de uitgevallen lessen worden opgevangen of overgenomen door een andere docent.2

De percentages in de onderstaande tabellen geven aan hoeveel procent van de ingeroosterde lessen is uitgevallen of vervangen. In de tabellen worden twee percentages gepresenteerd. Het eerste percen- tage is de echte lesuitval. Het gaat hierbij om uitgevallen lessen die niet worden vervangen. Het tweede percentage betreft de uitgevallen lessen waarvoor opvang is geregeld of waarbij de les wordt overgenomen door een andere docent.

In de roosterprogramma's kunnen roostermakers niet alleen aangeven dat er lessen zijn uitgevallen, ze hebben ook de mogelijkheid er een reden bij aan te geven. Een groot deel van de scholen hanteert daarbij een zeer verfijnde indeling, andere scholen registreren alleen ziekte of overig en er zijn ook scholen die helemaal geen redenen registreren. De lesuitval laat in 2007-2008 een duidelijke daling zien ten opzichte van de voorgaande jaren. De daling in het percentage onbekend valt waarschijnlijk deels te verklaren uit het feit dat meer scholen absentieredenen bijhouden. De overige typen lesuitval zijn vrijwel gelijk gebleven ten opzichte van 2007-2008. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat ook daar in feite zeer waarschijnlijk ook sprake van een daling was omdat er ook absenties in zijn verwerkt die voorheen onder `reden onbekend' vielen. Het percentage uitgevallen lessen waarvoor opvang is geregeld of waarbij de les wordt overgenomen door een andere docent, laat een lichte stijging zien. In de afgelopen jaren is het aantal vervangen lessen gestegen van iets onder de één procent tot bijna twee procent in 2007-2008. Deels komt dit doordat we de afgelopen drie jaren aanvullende vragen hebben gesteld aan roostermakers om vervanging beter vast te stellen. In het eerste meetjaar hebben we dat niet gedaan, maar aangezien er dit jaar weer een stijging heeft plaatsgevonden, lijkt het erop dat de stijging niet alleen is te verklaren doordat we roostermakers expliciet vragen naar hoe zij vervanging in het rooster zetten.

2 We kunnen geen onderscheid maken tussen uitgevallen lessen waarvoor opvang is geregeld en uitgevallen lessen waarbij de les wordt overgenomen door een vervangende docent, omdat scholen dat niet op deze manier bijhouden in het roosterprogramma.
13

Tabel 3.1 Lesuitval en vervanging
Soort uitval Percentage uitgevallen lessen 2005-2006 2006- 2007 2007-2008 Echte lesuitval 6,7% 6,8% 5,7% Vervanging/opvang 1,2% 1,6% 1,8%

Van een groot deel van de uitgevallen lessen is bekend waarom ze zijn uitge- vallen. In tabel 3.2 is een uitsplitsing gemaakt naar de verschillende typen lesuitval. Er is hierbij dezelfde categorie-indeling gehanteerd als bij de eerdere door Regioplan uitgevoerde metingen.

De indeling ziet er als volgt uit:

· Ziekteverzuim: zowel kortdurend als langdurig verlof.
· Bedrijfsvoering:

- (school)organisatie: vergaderingen, begeleiding van toetsen en examen, begeleiding van werkweken, schoolreisjes en andere, veelal lesvervangende, activiteiten (sportdagen, projecten, et cetera);
- verlof: zowel kortdurend als langdurig verlof, zoals onder andere zwangerschapsverlof, kortdurend zorgverlof en calamiteitenverlof;
- scholing: nascholing, cursussen, studiedagen, intervisie.
· Vacatures: onvervulde vacatures, waardoor lessen niet kunnen worden gegeven en deze niet zijn `weggeroosterd'.

· Overig: een restcategorie met daarin onder meer niet nader omschreven onvoorziene omstandigheden.

· Onbekend: niet alle scholen registreren de redenen van ontstaan van lesuitval.

Tabel 3.2 Reden lesuitval
Reden Percentage uitgevallen lessen 2005-2006 2006-2007 2007-2008 Ziekte 2,1% 2,2% 2,3% Bedrijfsvoering 2,3% 2,3%* 2,3%
- Organisatie 1,3% 1,3% 1,3%
- Verlof 0,5% 0,5% 0,6%
- Scholing 0,5% 0,4% 0,4% Vacature 0,0% 0,0% 0,0% Overig 0,4% 0,3% 0,3% Onbekend 1,8% 2,0% 0,8%

Totaal 6,7% 6,8% 5,7%
* Som onderdelen is 2,2 procent als afgeronde subtotalen worden gebruikt, maar in werkelijkheid 2,3 procent.

14

De belangrijkste redenen om lessen uit te laten vallen, zijn ziekte en organisa- torische factoren. Er vallen vrijwel evenveel lessen uit als gevolg van ziekte als dat er uitvallen om bedrijfsvoeringgerelateerde zaken (waaronder organisa- torische factoren). Dit beeld komt overeen met de eerdere metingen.

Tabel 3.3 laat de lesuitval en vervanging zien uitgesplitst naar leerjaar. Het percentage lesuitval varieert van 5,1procent - 5,9 procent. Het percentage vervanging neemt af naarmate het leerjaar oploopt.

Tabel 3.3 Lesuitval en vervanging naar leerjaar
Leer- Percentage uitgevallen lessen Percentage vervangen lessen jaar
2005-2006 2006-2007 2007-2008 2005-2006 2006-2007 2007-2008
1 6,2% 5,8% 5,4% 1,7% 2,1% 2,3%
2 6,4% 6,5% 5,8% 1,7% 2,1% 2,2%
3 7,1% 7,0% 5,9% 0,9% 1,3% 1,7%
4 6,9% 7,5% 5,6% 0,7% 1,2% 1,3%
5 6,9% 7,6% 5,6% 0,6% 1,3% 1,0%
6 7,1% 7,7% 5,1% 0,5% 1,1% 1,0%

Totaal 6,7% 6,8% 5,7% 1,2% 1,6% 1,8%

Naast de verschillen tussen de leerjaren, hebben we ook een uitsplitsing gemaakt van lesuitval naar de verschillende onderwijstypen (zie tabel 3.4). De brugklas laat de kleinste daling zien wat betreft het percentage uitgevallen lessen. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de brugklas in 2006-2007 van alle onderwijstypen al verreweg het laagste percentage uitgevallen lessen had en de uitgangspositie dus beter was. Het vwo is in het schooljaar 2007- 2008 het onderwijstype met het laagste percentage lesuitval. In het vmbo zijn net als in de voorgaande schooljaren de meeste lessen uitgevallen.

Tabel 3.4 Lesuitval naar onderwijstype*
Onderwijstype Percentage uitgevallen lessen 2005-2006 2006-2007 2007-2008 Vwo 6,3% 6,8% 5,2% Havo 6,7% 7,0% 5,4% Vmbo* 7,3% 7,3% 6,1% Brugklas 6,0% 5,8% 5,5%

Overig/onbekend** 10,4% 7,1% 4,4%

Totaal 6,7% 6,8% 5,7%
* Inclusief het lwoo en vmbo-t.

** Dit betreft het type onderwijs van de uitgevallen les, dus niet het schooltype van de school.

Het percentage uitgevallen lessen verschilt sterk per school. De spreiding van dit percentage is in tabel 3.5 weergegeven. In deze tabel beperken we ons tot de echte lesuitval. Vorig schooljaar is er op ongeveer een kwart van de scholen relatief weinig uitgevallen. Onder relatief weinig wordt hier minder dan
15

vijf procent lesuitval verstaan. In het schooljaar 2007-2008 ligt dit percentage met 35 procent hoger. Het percentage scholen dat meer dan negen procent lesuitval kent, is dit jaar flink gedaald ten opzichte van de twee voorgaande jaren en ligt nu op negen procent.

Tabel 3.5 Spreiding lesuitval
Percentage scholen 2005-2006 2006-2007 2007-2008 Minder dan 3% lesuitval 6,8% 9,4% 12,3% 3% - 4% lesuitval 10,2% 5,0% 14,0%
4% - 5% lesuitval 5,7% 11,5% 8,8%
5% - 6% lesuitval 12,5% 9,4% 17,5%
6% - 7% lesuitval 14,8% 18,7% 17,5%
7% - 8% lesuitval 23,9% 15,8% 8,8%
8% - 9% lesuitval 6,8% 12,9% 12,3% Meer dan 9% lesuitval 19,3% 17,3% 8,8%

Totaal 100% 100% 100%


16

4 GEREALISEERDE ONDERWIJSTIJD

Door de cijfers over ingeroosterde onderwijstijd en de lesuitval te combineren, is vastgesteld welk percentage van de norm wordt gerealiseerd. Hoe ernstig lesuitval is, hangt onder andere af van de ingeroosterde onderwijstijd. Als er veel lesuren worden ingeroosterd, is een hoog percentage lesuitval minder ernstig dan bij een lage ingeroosterde onderwijstijd. Omgekeerd kan een laag percentage lesuitval bij een school die weinig uren inroostert juist wel ernstig zijn. Voor een goed inzicht in de materie is het dus van belang om te bepalen hoeveel uur leerlingen daadwerkelijk les krijgen, de gerealiseerde onderwijs- tijd. Dit is de ingeroosterde onderwijstijd minus de lesuitval. Het betreft hier de echte lesuitval, vervanging wordt namelijk tot de onderwijstijd gerekend.

In tabel 4.1 wordt de gerealiseerde onderwijstijd per combinatie van leerjaar en onderwijstype gepresenteerd. Tabel 4.2 laat de gerealiseerde onderwijstijd zien als percentage van de norm.

Tabel 4.1 Gerealiseerde onderwijstijd
Leerjaar Onderwijstype Norm Gerealiseerde onderwijstijd 2006-2007 2007-2008


1 Brugklas 1040 875 908 Vmbo 1040 874 910 Havo 1040 875 894 Vwo 1040 877 904


2 Brugklas 1040 885 898 Vmbo 1040 876 918 Havo 1040 872 911 Vwo 1040 889 928


3 Brugklas* 1040 871 997 Vmbo 1000 869 899 Havo 1040 858 888 Vwo 1040 871 900


4 Vmbo 700 696 712 Havo 1000 888 958 Vwo 1000 886 976


5 Havo 700 677 713 Vwo 1000 933 971


6 Vwo 700 706 736


* Deze combinatie komt relatief weinig voor in de steekproef.

In vergelijking met het schooljaar 2006-2007 wordt er in het schooljaar 2007- 2008 voor alle combinaties van leerjaar en onderwijstype gemiddeld een hoger percentage van de norm gerealiseerd.

17

Tabel 4.2 Percentage van de norm gerealiseerd
Leerjaar Onderwijstype Gerealiseerde onderwijstijd 2006-2007 2007-2008*


1 Brugklas 84,2% 87,7% Vmbo 84,0% 87,8% Havo 84,1% 86,7% Vwo 84,3% 87,5%


2 Brugklas 85,1% 86,9% Vmbo 84,2% 88,7% Havo 83,8% 88,1% Vwo 85,5% 89,7%


3 Brugklas 83,8% 95,9% Vmbo 86,9% 90,3% Havo 82,5% 85,9% Vwo 83,8% 87,0%


4 Vmbo 99,5% 102,2% Havo 88,8% 96,4% Vwo 88,6% 98,2%


5 Havo 96,7% 102,6% Vwo 93,3% 97,7%


6 Vwo 100,9% 105,9%


* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding.

Alleen voor de examenklassen geldt dat er aan de norm wordt voldaan. In het schooljaar 2007-2008 geldt dit voor alle examenklassen maar in 2006-2007 gold dit alleen voor 6 vwo. Tabel 4.3 illustreert het verschil tussen de examen- klassen en de overige klassen op een meer geaggregeerd niveau.

Tabel 4.3 Gerealiseerde onderwijstijd
Gerealiseerde onderwijstijd 2006-2007 2007-2008 Gerealiseerd Percentage Gerealiseerd Percentage Percentage (voor (na correctie)* correctie)* Onderbouw 874 84,1 907 87,2 87,7 Bovenbouw 890 89,0 945 94,5 95,0 Examenjaar 694 99,2 719 102,7 103,4
* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding.

In Tabel 4.4 zijn de ingeroosterde onderwijstijd, lesuitval en gerealiseerde onderwijstijd naast elkaar gezet. De tabel bevat ook de normen voor de onderwijstijd.


18

Tabel 4.4 Ingeroosterde en gerealiseerde onderwijstijd 2007-2008 Leerjaar Onderwijstype Norm Ingeroosterd* Lesuitval Gerealiseerd*


1 Brugklas 1040 92,8% 5,5% 87,7% Vmbo 1040 93,4% 6,0% 87,8% Havo 1040 91,2% 5,0% 86,7% Vwo 1040 92,5% 5,4% 87,5%


2 Brugklas 1040 92,2% 5,8% 86,9% Vmbo 1040 94,4% 6,1% 88,7% Havo 1040 93,2% 5,4% 88,1% Vwo 1040 94,8% 5,4% 89,7%


3 Brugklas 1040 100,6% 4,7% 95,9% Vmbo 1000 95,9% 5,9% 90,3% Havo 1040 91,2% 5,9% 85,9% Vwo 1040 92,3% 5,8% 87,0%


4 Vmbo 700 108,7% 6,1% 102,2% Havo 1000 102,1% 5,6% 96,4% Vwo 1000 103,7% 5,4% 98,2%


5 Havo 700 108,8% 5,7% 102,6% Vwo 1000 103,6% 5,7% 97,7%


6 Vwo 700 111,9% 5,4% 105,9%


* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding.


19


20

5 TELEFONISCHE INTERVIEWS

5.1 Inleiding
In de maand oktober van 2008 hebben we twintig interviews gehouden met directieleden en roostermakers van verschillende scholen. We hebben uit elke vakantieregio een aantal scholen geïnterviewd. De soorten onderwijs die op de scholen worden aangeboden, verschillen per school: we hebben vier zelfstandige vmbo-scholen geïnterviewd, twee scholen hebben alleen een havo- en vwo-afdeling, twee zijn categorale gymnasia en de overige scholen zijn brede scholengemeenschappen.
In de maand september hebben we de scholen benaderd met de vraag of ze medewerking wilden verlenen aan een telefonisch interview. De bereidheid op de scholen was zeer hoog. Het onderwerp is zeer actueel en veel scholen zijn er momenteel mee bezig in hun beleid.
In deze interviews zijn de onderwerpen onderwijstijd en lesuitval uitgebreid aan de orde gekomen. Voor we de interviews hebben afgenomen, hebben we een lijst opgesteld met de verschillende onderwerpen die we tijdens de inter- views wilden bespreken. Deze itemlijst hebben we ter voorbereiding naar de respondenten opgestuurd. De itemlijst is als bijlage bij dit rapport gevoegd (zie bijlage 3).

In dit hoofdstuk bespreken we eerst de onderwijstijd. In deze paragraaf wordt een beeld geschetst van de manier waarop scholen met onderwijstijd omgaan. Ook bespreken we de verschillende maatregelen die de scholen hebben getroffen sinds 2006 om de onderwijstijd te verhogen. Daarnaast komen de opvattingen over de aangepaste norm en de strengere handhaving daarvan aan bod. In paragraaf 5.3 staat het onderwerp lesuitval centraal. In deze paragraaf komt het beleid om lesuitval te vermijden aan bod. Dit beleid betreft vooral vervanging van uitgevallen lessen en het vermijden van lesuitval om organisatorische redenen. In paragraaf 5.4 komen de belangrijkste conclusies van het kwalitatieve gedeelte aan bod.

5.2 Onderwijstijd
Op alle scholen die we hebben gesproken, is onderwijstijd een actueel onderwerp. Door de strengere handhaving van de norm voor minimale onderwijstijd zijn veel scholen bezig (geweest) met aanpassingen in hun beleid. In de eerste subparagraaf bespreken we hoe de scholen een planning voor het schooljaar maken. Vervolgens gaan we in op de registratie en de verantwoording naar de ouders. Daarna bespreken we de verschillende maatregelen die scholen treffen om meer onderwijstijd in te roosteren. Ten slotte zeggen we iets over de verschillende opvattingen over de aanpassingen
21

in de voorschriften voor minimale onderwijstijd die tijdens de interviews naar voren zijn gekomen.

Planning

De meeste scholen hebben in de interviews aangegeven dat ze bij het plannen van het schooljaar gewoon alle lessen inroosteren zonder rekening te houden met voorziene en onvoorziene lesuitval. Meestal gaan ze uit van een format voor een jaarrooster en van 32 lessen van 50 minuten per week. Op deze scholen wordt vaak niet voldoende onderwijstijd gerealiseerd. In voorgaande jaren was men vaak minder bewust van het aantal uur dat werd ingeroosterd, nu wordt er steeds meer gecontroleerd of er voldoende wordt ingeroosterd.
Op sommige scholen wordt er gedetailleerder ingepland. Daar wordt alles wat van tevoren bekend is, dus de voorziene lesuitval, nauwkeurig in de planning opgenomen. Ook de extra uren die boven op het reguliere rooster komen (bijvoorbeeld stages), worden in de planning gezet. Zo ontstaat er een nauwkeurig geplande situatie per leerjaar. Slechts een aantal scholen houdt bij de planning al rekening met onvoorziene lesuitval door bijvoorbeeld ziekte. Er worden extra uren ingeroosterd zodat ze een marge hebben voor onvoorziene uitval. Scholen die hier rekening mee houden, gaan uit van ongeveer vier procent lesuitval.

Aanpassingen in het rooster
De meeste scholen maken gebruik van één basisrooster dat in de loop van het jaar een aantal keren wordt aangepast. Meestal wordt het rooster dan aangepast aan de huidige situatie als gevolg van vacatures en langdurig zieken.
Soms maken scholen gebruik van verschillende roosters omdat ze met perioden werken. Een aantal vakken (vooral `éénuursvakken') wordt bijvoorbeeld maar één semester gegeven en maakt in het volgende semester plaats voor een ander vak. Ook werken scholen soms met perioden omdat ze met projectonderwijs werken.

Vakantiespreiding
Bijna geen enkele school houdt rekening met de lengte van het schooljaar als gevolg van de vakantiespreiding. De meeste scholen vinden dit onzin, onmogelijk of te onpraktisch.
Voor sommige scholen zorgt het zelfs voor problemen. Ze noemen de lengte van het schooljaar als belangrijkste oorzaak voor het niet halen van de norm. Slechts een enkele school geeft aan dat ze vasthouden aan de vuistregel van de Inspectie dat voor een kort schooljaar één week minder lessen mag worden geteld. De overige scholen lijken niet op de hoogte te zijn van deze ruimere mogelijkheid om aan de norm te voldoen in een kort schooljaar. Een aantal scholen geeft aan dat het goed zou zijn om te denken vanuit een gemiddelde van bijvoorbeeld 1 oktober tot 1 oktober. Slechts twee scholen geven aan dat ze bij de planning van het schooljaar
22

kijken naar het aantal weken en dan kijken hoeveel uur er per week nodig is om aan de norm te voldoen. Eén van deze scholen lost het probleem op door te variëren met extra activiteiten, zoals buitenlandse reizen en maatschappelijke stages. Omdat deze activiteiten veel onderwijstijd opleveren, worden deze vooral ingezet in een kort schooljaar. Ook plant een school in een lang schooljaar meer cursussen en scholing in voor docenten, omdat daar in een kort schooljaar minder tijd voor is.

Registratie

Alle twintig scholen die we hebben geïnterviewd, registeren de onderwijstijd met behulp van een roosterprogramma. In de onderbouw is dit in de meeste gevallen op klasniveau. In enkele gevallen wordt er een registratie gemaakt per combinatie van leerjaar en onderwijstype. Ook gebruiken scholen de registratie van de roosters vaak om het aantal uur per docent te bepalen. In de bovenbouw registreren steeds meer scholen de onderwijstijd op leerling- niveau. Een aantal scholen geeft echter aan dat dit technisch gezien niet altijd eenvoudig is en afhangt van de technische kennis van de roostermaker. Ook is het registreren van uren op leerlingniveau nog niet altijd mogelijk in de verschillende roosterprogramma's.

Het verschilt per school wat er met deze registratie gebeurt. Op de meeste scholen wordt er pas aan het eind van het jaar naar gekeken. Soms gebeurt er verder niks mee, soms wordt de planning die aan het begin van het schooljaar wordt gemaakt, vergeleken met het overzicht van het aantal gerealiseerde uren aan het eind van het schooljaar. Deze scholen gebruiken dit overzicht vaak voor de Inspectie.

Sommige scholen maken echter wel al door het jaar heen gebruik van de registratie van de uren. Ze maken een berekening per periode en bespreken dit met de directie. Op enkele scholen wordt zelfs expliciet genoemd dat ze deze registratie gebruiken om te kunnen inspringen op eventuele tekorten. Deze gegevens worden gebruikt om te bepalen of er klassen risico lopen op het halen van te weinig onderwijstijd.

Informatie voor ouders

Tijdens de interviews is besproken op welke manieren de scholen ouders informeren over onderwijstijd en lesuitval. Wordt hierover iets genoemd in de schoolgids of op de website? Worden ouders op de hoogte gebracht van de maatregelen die zijn genomen of nog worden genomen?

Op de meeste scholen wordt er wel kort iets genoemd over onderwijstijd en lesuitval in de schoolgids of op de website. Maar meestal is dit alleen de lessentabel en een algemeen verhaal over lesuitval en dat ze streven zo dicht mogelijk bij de norm te komen. Op sommige scholen komen deze onderwerpen uitgebreider aan bod en staat er bijvoorbeeld op de website hoe
23

de school voldoende uren probeert te realiseren of wordt de visie van de school over de urennorm beschreven. Op de meeste scholen wordt er verder een aantal keren per jaar een nieuwsbrief onder ouders verspreid waarin regelmatig iets over onderwijstijd te lezen is. Toen de norm voor minimale onderwijstijd werd aangepast en scholen maatregelen gingen treffen, zijn ouders op veel scholen via een brief op de hoogte gebracht. Verder maken veel scholen regelmatig een verslag voor de ouderraad en de medezeggenschapsraad waarin wordt besproken in hoeverre de school voldoet aan de norm. Eén school heeft zelfs over de terugrapportage van het onderzoek van Regioplan aan de ouders gecommuniceerd. Een enkele respondent geeft aan dat er nu nog niks over onderwijstijd of lesuitval op de website of in de schoolgids vermeld staat, maar dat het wel een aandachtspunt wordt voor de school, omdat ouders klagen dat er veel lessen uitvallen.

Maatregelen

Als gevolg van de strengere handhaving van de norm voor minimale onder- wijstijd hebben veel scholen maatregelen getroffen. De maatregelen die tijdens de interviews naar voren zijn gekomen, zijn onder te verdelen in een aantal thema's. Ten eerste zijn er verschillende maatregelen getroffen die gericht zijn op de ingeroosterde onderwijstijd. Deze maatregelen betreffen het inkorten van het aantal lesvrije dagen rondom de randen van de vakantie en het aanpassen van de lessentabel. Ten tweede zijn veel maatregelen getroffen om lesuitval te voorkomen. Deze maatregelen zijn dus gericht op het verhogen van de gerealiseerde onderwijstijd. De maatregelen die gericht zijn op het inroosteren van meer onderwijstijd komen hieronder aan de orde. De maatregelen die de gerealiseerde onderwijstijd betreffen, komen aan bod in de paragraaf over lesuitval.

Randen rond de vakantie
Alle twintig scholen hebben maatregelen getroffen om het aantal lesvrije dagen rondom de randen van de vakantie in te korten. In tegenstelling tot eerdere jaren start voor de meeste scholen het lesjaar op maandag met een introductie en het ophalen van het rooster en op dinsdag met de reguliere lessen. Sommige scholen beginnen meteen op maandag met de lessen, een enkele school begint echter pas op woensdag. Vooral aan het eind van het schooljaar viel er voor de meeste scholen veel winst te halen. De lessen gaan langer door en veel van de activiteiten die eerst in de laatste weken werden georganiseerd, zijn afgeschaft of naar voren gehaald. Op een aantal scholen heeft dit wel tot weerstand onder het personeel geleid. De roostermakers, administratie en coördinatoren weten nu vaak pas laat wie er blijven zitten en naar welk niveau de leerlingen gaan. Ze hebben daardoor minder tijd voor de afronding van het schooljaar en voorbereiding van het volgende jaar. Een school heeft dit opgelost door de structuur te veranderen. Omdat er nu minder tijd is om te vergaderen aan het eind van het jaar, hebben ze de vergaderingen waarin leerlingen worden
24

bevorderd of niet al na het derde kwartaal gepland. Dit is dan een `prognose vergadering' zodat er in de laatste schoolweek minder tijd nodig is voor het bespreken van de leerlingen.

Lessentabel
Slechts enkele scholen die we hebben gesproken, hebben ook daadwerkelijk meer lessen in de lessentabel opgenomen om beter aan de norm te kunnen voldoen. Scholen geven aan dat dit moeilijk is te realiseren met de bestaande formatie en bekostiging. Extra lesuren vallen binnen takenpakket van docenten, ze hebben dus minder tijd voor overige taken. Op twee scholen krijgt de onderbouw een extra uur per week. Op een andere school worden er juist voor de bovenbouw per vak meer lessen per week ingeroosterd. Over het algemeen lijkt er echter niet echt een voorkeur te zijn voor bepaalde leerjaren of onderwijstypen waar meer uur moet worden ingeroosterd. Scholen nemen meer generieke maatregelen: alle klassen krijgen een extra uur per week of de lestijden zijn aangepast en er wordt niet meer gewerkt met een verkort rooster bij vergaderingen en activiteiten.

Naast bovengenoemde maatregelen en maatregelen gericht op lesuitval, noemen enkele scholen tijdens de interviews nog dat de verdeling van het onderwijs anders wordt verspreid over de leerjaren. Verschillende vormen van onderwijs zijn naar voren gehaald. Excursies vinden bijvoorbeeld in andere leerjaren plaats of bepaalde vakken worden niet pas in het examenjaar afgesloten, maar al eerder.

Termijnmaatregelen
In april 2006 heeft de minister een brief naar de scholen gestuurd over de aanpassingen in de norm. In september 2006 hebben scholen een brief ontvangen over de sancties die worden opgelegd bij het niet naleven van de norm. Naar aanleiding hiervan zijn veel scholen eens kritisch gaan kijken naar de eigen situatie en hebben in kaart gebracht in hoeverre ze voldeden aan de norm. Voor die tijd leefde het onderwerp veel minder op de scholen. Sommige scholen hebben meteen bij aanvang van het schooljaar 2006-2007 maatregelen getroffen, andere scholen zijn pas na de brief die in september is verstuurd gaan nadenken over maatregelen. Op dat moment was het voor de meeste scholen te laat om nog veranderingen aan te brengen in het rooster, omdat de lessen al waren begonnen. Deze scholen hebben vanaf het schooljaar 2007-2008 maatregelen getroffen.

Scholen geven aan dat het veel tijd kost om veranderingen door te voeren. De meeste scholen hebben daarom de afgelopen twee jaar gefaseerd maat- regelen ingevoerd. Dit schooljaar (2008-2009) wordt er echter veel minder aangepast. Ook zijn er geen of nauwelijks plannen om volgend jaar nog verder aanpassingen te maken. Scholen geven aan dat ze al het mogelijke nu wel hebben gedaan om zo veel mogelijk onderwijstijd te realiseren. Ze hebben de grens bereikt, nog meer maatregelen zou de werkdruk te veel verhogen en kwalitatief niet meer verantwoord zijn.

25

Op enkele scholen die we hebben gesproken, zijn de eerste twee jaar echter geen of nauwelijks stappen ondernomen, terwijl deze scholen niet voor alle klassen voldoende onderwijstijd realiseerden. Deze scholen hebben een afwachtende houding en zolang ze niet door de Inspectie worden gecon- troleerd, gebeurt er niks.

Ruimere omschrijving van onderwijstijd

Naast het aanpassen van de voorschriften voor de minimale onderwijstijd is er een nieuwe, ruimere omschrijving van het begrip onderwijstijd gaan gelden. Ook andere lesvormen dan de traditionele lesuren vallen nu onder onderwijs- tijd, indien aan enkele randvoorwaarden wordt voldaan. Uit de interviews blijkt dat het voor de scholen niet duidelijk is wat wel en wat niet onder onderwijstijd valt. Veel scholen geven aan dat ze de definitie te vaag vinden en er daardoor er een groot grijs gebied ontstaat.

Alle geïnterviewde scholen kennen vormen van onderwijs die onder deze ruimere omschrijving van het begrip onderwijstijd vallen. De manier waarop scholen invulling geven aan deze ruimere omschrijving verschilt per school. Op veel scholen worden meer uren nu begeleid, zodat deze uren mee mogen tellen als onderwijstijd. Ook kent een aantal scholen mentoruren die niet verplicht zijn, maar wel toegankelijk voor alle leerlingen. Deze uren vallen onder de veertig uur die scholen mogen rekenen voor maatwerkactiviteiten en mogen meetellen als onderwijstijd. Verder worden er op alle scholen (buitenschoolse) activiteiten georganiseerd buiten het reguliere rooster om die nu ook mogen worden meegerekend als onderwijstijd. Voorbeelden hiervan zijn sportdagen, excursies, buitenlandse reizen en maatschappelijke stages. Andere activiteiten die tijdens de inter- views naar voren zijn gekomen, zijn het ophalen van het rapport en proef- werkweken. Hiervoor geldt dat ze gedeeltelijk onder de ruimere omschrijving van onderwijstijd vallen.
Op enkele scholen worden er echter nog meer activiteiten meegeteld als onderwijstijd, die niet aansluiten bij ons kader van onderwijstijd. Voorbeelden hiervan zijn discoavonden en lunchpauzes.

Keuzewerktijd
Een vorm van onderwijs die onder de ruimere omschrijving van onderwijstijd valt, is keuzewerktijd. Als deze uren onder begeleiding van een bekwaam persoon vallen en er aanwezigheidscontrole is mogen scholen deze uren meetellen. Bij keuzewerktijd geven leerlingen zelf hun prioriteiten aan: leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben volgen een steunles en leerlingen die zelfstandig zijn kunnen zelf aan het werk. Bijna alle scholen werken met keuzewerktijd. Gemiddeld gaat het om twee tot vijf uur per week. De meeste scholen werkten overigens al met keuzewerktijd voor de aanpassingen in de norm werden gemaakt.


26

Teamteaching
Op enkele scholen wordt er ook gewerkt met teamteaching. Een aantal leraren is verantwoordelijk voor een grote groep leerlingen en kunnen elkaars lessen opvangen of interdisciplinaire projecten aanbieden. Een school heeft zelfs een nieuw vak (Science) ingevoerd om met deze vorm van onderwijs te werken. Hierdoor krijgen leerlingen nu twee lesuren extra. Ook voor het werken met teamteaching geldt dat de motivatie vaak inhoudelijk (flexibiliteit en effectiviteit van het onderwijs) is en niet vanwege de aanpas- singen in de norm.
Een aantal scholen geeft echter ook aan dat werken met teamteaching niet mogelijk is. Het inzetten voor opvang van bijvoorbeeld twee leraren voor een groep van 75 leerlingen werkt niet bij hen op school. Voor deze vorm van onderwijs zijn er bovendien grote ruimtes nodig en daarover beschikken niet alle scholen.

Opvattingen over de nieuwe norm

De opvattingen van de respondenten over de aanpassingen en de handhaving van de urennorm zijn tijdens de interviews naar voren gekomen. Iedereen is het erover eens dat leerlingen voldoende onderwijs moeten krijgen. Dat er ergens een grens moet worden getrokken en dat scholen zich moeten verantwoorden, spreekt voor de meeste respondenten ook voor zich. Het aanpassen van de norm is voor veel scholen een reden geweest om kritisch naar de eigen situatie te kijken en te inventariseren hoe ze efficiënter met de onderwijstijd om kunnen gaan.
Er zijn veel maatregelen getroffen om meer onderwijstijd te realiseren, maar hier zit voor veel scholen wel een grens aan. Een norm van 1040 uur voor de onderbouw vindt bijna elke school die we hebben gesproken te hoog. Zolang ze hun beleid kunnen verantwoorden en rond 95 procent van de minimale onderwijstijd realiseren, lijken de scholen zich geen zorgen te maken.

Op de manier waarop deze aanpassingen rondom onderwijstijd zijn ingevoerd, hebben de scholen echter veel kritiek. Verder uiten scholen kritiek op de toegenomen werkdruk voor het personeel en de kwaliteit van het onderwijs. Deze punten van kritiek zullen we hieronder bespreken.

Procesgang
Er zijn een aantal punten van kritiek op de manier waarop dit proces is ingevoerd. Scholen geven aan dat het proces te bureaucratisch is. Ze vinden dat de motivatie om voldoende en goed onderwijs te bieden vanuit de school zelf moet komen en zo min mogelijk van buiten moet worden gemotiveerd, zoals met dreigende boetes.

Alle scholen die we hebben gesproken, begrijpen dat er enige controle is. Ze vinden het terecht dat scholen waar het echt `de spuigaten uitloopt' maat- regelen moeten treffen. Maar vrijwel iedereen is het erover eens dat er nu te strak wordt gecontroleerd. Nu moeten alle scholen, niet alleen de `slechte'
27

scholen, aanpassingen maken in hun beleid. Scholen zien geen reden tot het maken van aanpassingen als de resultaten al jarenlang goed zijn en de ouders en leerlingen tevreden zijn.

Verder zijn een aantal scholen het oneens met het feit dat de Inspectie de scholen willekeurig controleert. Een aantal scholen heeft een boete gekregen, terwijl naast deze scholen nog zeer veel andere scholen niet aan de norm voor minimale onderwijstijd voldoen. Ook noemt iemand dat het niet bij de onderwijscultuur past dat deze scholen openbaar worden gemaakt.

Verder is in de interviews meerdere malen naar voren gekomen dat er op het gebied van onderwijstijd jarenlang niks is gebeurd en dat er nu opeens in zeer korte tijd allerlei veranderingen moeten worden doorgevoerd. Scholen geven aan dat het ontwikkelen van nieuw schoolbeleid tijd kost. Daarnaast is er tijd nodig voor het peilen van docenten en het creëren van draagvlak bij docenten.

Personeelsbeleid
Scholen geven aan dat het verzorgen van extra lessen of activiteiten om daarmee meer onderwijstijd te realiseren voor meer werkdruk onder het personeel zorgt. De leraren zijn `de dupe' geworden, omdat ze later op de dag moeten vergaderen en vaker moeten invallen dan hiervoor gebruikelijk was. Op veel scholen krijgt men klachten van leraren. Men geeft aan dat het streven naar meer onderwijstijd zonder meer middelen (meer personeel) haaks staat op een goed personeelsbeleid. Vaak kiezen scholen dan voor een goed personeelsbeleid, omdat er anders meer leraren uitvallen door te hoge werkdruk en stress. Zeker in het licht van het toekomstige lerarentekort vinden veel scholen dit geen goede zaak.
Slechts een aantal scholen geeft aan dat er overleg heeft plaatsgevonden met het personeel om het personeel meer bewust te maken van de onderwijstijd. Eén school noemt expliciet dat de voorgenomen maatregelen eerst zijn voorgelegd aan de docenten en besloot dat het niet door zou gaan als er onvoldoende draagvlak zou zijn.

Kwaliteit
Een argument dat zeer vaak in de interviews is genoemd, is dat de scholen kwaliteit belangrijker vinden dan kwantiteit. Het gaat om de effectiviteit van het onderwijs en zolang de resultaten van de school goed zijn, is er volgens de scholen geen probleem. Veel scholen vinden de norm niet flexibel genoeg en betwijfelen of het bijdraagt aan een betere kwaliteit van het onderwijs. Het grootste punt van kritiek is dat ze zien dat scholen creatief met de norm omgaan en de uren op een loze manier invullen (de zogenaamde `ophok- uren'). Veel scholen die deze uren in eerste instantie hadden ingevoerd, zijn hier weer vanaf gestapt. Ze zijn het niet eens met deze invulling van de uren en geven aan dat het gaat om de inhoud. Zolang de inhoud kwalitatief verantwoord is, is meer onderwijstijd beter voor de leerlingen, anders niet. Scholen geven dan dat het beter is om te kijken naar de verantwoording van de scholen waarom ze bepaalde dingen doen en niet naar het aantal uur.
28

Naast bovenstaande punten van kritiek hebben veel scholen aangegeven dat ze het beter vinden om naar de gemiddelde onderwijstijd over de hele loop- baan van leerlingen te kijken. In sommige leerjaren blijkt dat het lastig is om voldoende uren in de roosteren, maar in andere leerjaren juist weer niet. Door naar een gemiddelde te kijken, geef je de scholen meer ruimte en flexibiliteit. Scholen beseffen tegelijkertijd wel dat dit moeilijk is te realiseren. Ook noemt een school als punt van kritiek dat men nu kijkt naar de absolute minimum- leerling. De respondent vindt het de verkeerde insteek om te kijken naar het unieke kind in plaats van naar de modale leerling.

5.3 Lesuitval en vervanging
In deze paragraaf staat het onderdeel lesuitval centraal. We bespreken eerst hoe de scholen hiermee omgaan en wat het beleid hiervoor is. Een belangrijk onderdeel van het vermijden van lesuitval is vervanging. Lessen kunnen uitvallen om onvoorziene redenen, zoals ziekte van docenten. Daarnaast kunnen lessen ook om organisatorische redenen uitvallen zoals vergaderin- gen, scholing, toetsweken, activiteiten en excursies. Dit is voorziene lesuitval. De maatregelen die scholen hebben getroffen om dit te vermijden, komen vervolgens aan bod.

Beleid

Lesuitval kan worden vermeden door activiteiten die lesuitval kunnen veroor- zaken, zo veel mogelijk buiten lestijd te organiseren. Lessen kunnen echter ook uitvallen om onvoorziene redenen, zoals ziekte. Op alle scholen staat het vermijden van lesuitval hoog op de agenda. Scholen treffen maatregelen om lesuitval te vermijden en zo meer onderwijstijd te realiseren. We zien drie belangrijke maatregelen: vervanging, een actief verzuimbeleid en het voorkomen van lesuitval om organisatorische redenen. Deze maatregelen zullen we hieronder één voor één bespreken.

Vervanging

Scholen lijken steeds meer lessen te vervangen. Dit is ook terug te zien in de cijfers. Veel maatregelen die scholen treffen zijn gericht op het inzetten van invallers als er uren uitvallen. We zien twee veel gebruikte vormen van vervanging: het inroosteren van docenten voor stand-byuren en het werken met onderwijsassistenten.

Bijna alle scholen die we hebben gesproken, maken gebruik van stand-byuren voor docenten. Docenten worden op vaste uren ingeroosterd om in te vallen. Het aantal uur dat docenten worden ingeroosterd, verschilt per school, het varieert van tien uur per jaar tot twee uur per week. De scholen hebben in het taakbeleid ruimte gemaakt voor deze uren. Vaak worden docenten betaald als ze meer uren moeten invallen dan waarvoor ze ingeroosterd staan. Eén
29

school geeft aan dat ze het aantal uur weer hebben teruggedraaid, omdat het te belastend was voor de leraren.
Op één school wordt er voorrang gegeven aan docenten die de betreffende klas kennen. Geen enkele school houdt rekening met het vak dat uitvalt en het vak dat de vervangende docent geeft, dat is moeilijk te realiseren. Wel werkt een aantal scholen met kernteams en valt een leraar in voor een andere leraar uit zijn team. Vaak wordt er alleen gekeken naar een eerlijke verdeling, door het gebruik van een roosterprogramma is dit mogelijk. Een andere maatregel die veel scholen hebben getroffen als gevolg van de aanpassingen in de norm is het in dienst nemen van onderwijsassistenten. Veel scholen hebben een aantal vaste onderwijsassistenten die worden ingezet voor vervanging. Ook worden deze assistenten ingezet voor het surveilleren in bijvoorbeeld de mediatheek. Eén school is echter alweer van deze verandering afgestapt. Zij geven aan dat je niet van een onderwijs- assistent kunt verwachten dat deze zelfstandig lessen kan vervangen.

Op de meeste scholen wordt vervanging alleen ingezet in de onderbouw en gaan bovenbouwleerlingen zelfstandig aan het werk. Vaak werken ze in de mediatheek onder begeleiding van een onderwijsassistent. De manier waarop deze uren worden ingevuld voor de onderbouw verschilt per school. Als van tevoren bekend is dat een docent er niet is wordt er vaak een lespakket gemaakt of maken ze gebruik van een les uit de lessenbank. Een enkele school heeft standaardlessen ontwikkeld voor vakken waar veel leerlingen moeite mee hebben, bijvoorbeeld spelling. Elke leraar of assistent kan deze lessen geven. Als docenten ziek zijn, gaan de leerlingen meestal zelfstandig aan het werk of werken ze met studiewijzers of een elektronische leeromgeving.

Naast het bovenstaande zijn er tijdens de interviews nog een aantal andere vormen van vervanging ter sprake gekomen. Een school noemt dat als klassen op excursie zijn, leraren die dan beschikbaar zijn worden ingezet voor vervanging. Ook zet een school leraren uit de examenklassen na de examens elders in. Op een school wordt er heel streng op gelet dat docenten die naar een cursus of iets dergelijks gaan zelf proberen een oplossing voor de uitval te vinden. De oplossing kan zijn dat iemand binnen de sectie invalt of dat de klas op een ander tijdstip les krijgt. Op één school worden gepensioneerde leraren benaderd en ingezet voor inval.

Keuzes
Als een docent het eerste of het laatste lesuur afwezig is krijgen de leerlingen op de meeste scholen vrij. In de voorgaande jaren zagen we dat er daarnaast vaak werd geschoven in het rooster zodat het eerste of laatste uur uit kon vallen. Nu worden tussenuren steeds meer opgevangen zoals hierboven beschreven is. Scholen geven aan dat het niet altijd lukt om een uur te vervangen. Meestal gaan de leerlingen zelfstandig aan het werk als er geen vervanging is te vinden. Een paar scholen geven echter aan dat zelfstandig werken niet voor alle leerlingen van hun school een mogelijkheid is. Het gaat
30

dan vooral om vmbo-leerlingen of leerlingen uit de laagste leerjaren. Op één school worden de leerlingen dan verdeeld over andere klassen. Op een andere school houdt de directie de klas in de gaten als vervanging niet mogelijk is. Ze werken dan met een beloningssysteem: als de klas zich goed gedraagt, mogen ze een andere keer dat een uur uitvalt naar huis. Als ze zich niet gedragen komt de directie erbij zitten. Bij het vervangen van uren gaat op de meeste scholen de onderbouw voor, in een enkel geval de examenklassen. Als we kijken naar de verschillende onderwijstypen zien we dat vmbo-klassen vaker worden vervangen. Havo- of vwo-leerlingen gaan vaker zelfstandig aan het werk. Vmbo klassen hebben ook bijna nooit tussenuren in hun rooster staan. Verder wordt er vaak op gelet dat niet steeds dezelfde klassen uitvallen. Bij keuze tussen verschillende vakken geven twee scholen aan dat de examenvakken dan voorgaan.

Verzuimbeleid

Het verzuimbeleid is op steeds meer scholen een belangrijk speerpunt. Er is meer zorg en aandacht voor en er wordt strenger gecontroleerd. Door het gebruik van roosterprogramma's kan er makkelijker worden gekeken wie vaak ziek is en meer zorg en aandacht nodig heeft. Een school probeert het ziekteverzuim te minimaliseren door verzuimgesprekken en functionerings- gesprekken te houden. Op die manier proberen ze de werkdruk van leraren indien mogelijk te verminderen. Op een andere school moeten leraren zich bij ziekte nu eerder ziekmelden, zodat er eventueel nog een vervanger kan worden gevonden.

Naast de dagelijkse lesuitval door ziekte kunnen scholen ook te maken krijgen met langdurig zieken of vacatures. Scholen gaan hier steeds sneller mee aan de slag om een oplossing te vinden. Voor veel scholen is het echter een groot probleem om een structurele oplossing te vinden. Vooral scholen uit het westen van het land geven aan dit zeer lastig is. Scholen proberen dit probleem op te lossen door invallen en overwerken van docenten, maar men geeft aan dat hier ook een grens aan zit. Vaak vallen deze lessen dan voor een langere periode uit. Enkele scholen lossen het probleem tijdelijk op door `verdund' in te roosteren, zodat het uitvallen van lessen over verschillende klassen wordt verdeeld. Op een andere school krijgen klassen tijdelijk een ander vak om zo weinig mogelijk uitval te hebben.

Lesuitval om organisatorische redenen

Naast lessen die uitvallen door ziekte van docenten, kunnen lessen ook uitvallen om organisatorische redenen. De meest voorkomende redenen die tijdens de interviews aan bod zijn gekomen, zijn vergaderingen, scholing, proefwerkweken, activiteiten en excursies. Alle scholen hebben maatregelen getroffen op dit gebied en proberen dit alles zo veel mogelijk na de lestijd te organiseren. In deze subparagraaf bespreken we hoe scholen dit organiseren. Vergaderingen

31

Veel scholen maken gebruik van een vaste vergadermiddag. In voorgaande jaren werden de vergaderingen vaak gepland na een verkort rooster, maar nu gaan steeds meer scholen later op de dag vergaderen. Ook heeft een aantal scholen het aantal vergadermomenten omlaaggebracht of zijn de vergader- uren ingekort. Geen enkele school vergadert nog structureel onder lestijd. Vorig jaar zagen we dat het treffen van maatregelen omtrent vergaderingen voor veel weerstand zorgde onder het personeel. Dit horen we nu veel minder en lijkt te zijn geaccepteerd.
Vorig jaar hadden scholen niet of nauwelijks maatregelen getroffen omtrent rapportvergaderingen. Dat zien we nu wel bij veel scholen. De vergaderingen zijn vaker na de lessen en duren minder lang. Verder gebruiken scholen deze tijd nu efficiënter door bijvoorbeeld de herkansingen tijdens de rapport- vergaderingen te plannen.

Scholing
Een onderwerp dat zeer vaak naar voren is gekomen tijdens de interviews is scholing. Bijna alle scholen hebben maatregelen getroffen omtrent studie- dagen en scholing voor docenten. Het aantal dagen voor scholing is zeer beperkt. Ook proberen veel scholen de scholing buiten de lestijden om te organiseren, maar dat is lastig, omdat het aanbod vaak alleen overdag is. Veel scholen zijn het echter niet eens met het verminderen van de scholing, ze vinden het belangrijk dat docenten zich ontwikkelen. Ook vinden veel scholen het belangrijk om iets terug te doen voor het personeel. Een school geeft aan dat ze leraren die met pensioen zijn willen inzetten voor het opvangen van docenten, zodat zij naar een cursus kunnen. Op een school hangt het aantal studiedagen af van de lengte van het schooljaar. In een langer schooljaar is er nog wel ruimte voor deze studiedagen, in een kort schooljaar niet. Op weer een andere school gaan alle leerlingen op dezelfde dag naar een stage. Die dag hebben de leraren tijd voor iets anders en wordt er een studiedag georganiseerd.

Proefwerkweken
Veel scholen werken met verschillende proefwerkweken per jaar. Op dit gebied hebben bijna alle scholen die we hebben gesproken maatregelen getroffen. Ze hebben het aantal proefwerkweken teruggebracht of de lengte ervan ingekort door meer proefwerken op een dag te geven. Op een aantal scholen wordt er tijdens de proefwerkweken gewoon lesgegeven of hebben ze een aantal uur ingeroosterd waar leerlingen vragen kunnen stellen. Ook heeft een school het aantal toezichthouders bij de proefwerken verminderd, zodat er geen lessen uitvallen. Eén school heeft zelfs alle proefwerkweken gedurende het schooljaar afgeschaft. Dit is alleen voor de onderwijstijd gedaan, zodat ze extra lessen kunnen geven.


32

Activiteiten en excursies
Activiteiten en excursies mogen meetellen als onderwijstijd. Doordat er leraren meegaan op excursies en met activiteiten kunnen er echter voor andere klassen lessen uitvallen. Veel scholen gaan bewuster om met deze activiteiten en zijn dit anders gaan plannen. Een voorbeeld hiervan is het concentreren van de activiteiten voor alle klassen in dezelfde periode. Op die manier vallen er geen uren uit voor andere klassen. Een aantal scholen geeft wel aan dat het heel ingewikkeld is om dit te realiseren en niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld bij buitenlandse uitwisselingen.
Verder plannen veel scholen minder activiteiten in gedurende het schooljaar of worden de activiteiten later op de dag georganiseerd.

5.4 Conclusie
Net als vorig jaar kunnen we concluderen dat het onderwerp onderwijstijd voor alle scholen die we hebben gesproken een belangrijk thema is en er veel maatregelen zijn getroffen om meer onderwijstijd te kunnen verzorgen. Veel maatregelen zijn gericht op de gerealiseerde onderwijstijd. Het betreft het veranderen van het beleid omtrent organisatorische redenen die lesuitval kunnen veroorzaken. Verder hebben scholen maatregelen getroffen die zijn gericht op de ingeroosterde onderwijstijd door de randen rondom de zomer- vakantie in te korten en wordt gebruikgemaakt van de ruimere omschrijving van het begrip onderwijstijd. Slechts in een aantal gevallen worden er ook daadwerkelijk meer lessen in de lessentabel opgenomen of zijn de lestijden aangepast.

Een belangrijke conclusie die we kunnen trekken is dat scholen aangeven dat ze naar hun mening de afgelopen twee jaar al het mogelijke hebben gedaan om meer onderwijstijd te realiseren en voor de meeste scholen de grens nu is bereikt. Scholen geven aan dat de invulling van de onderwijstijd kwalitatief verantwoord moet zijn en verdere maatregelen om aan de norm te voldoen de kwaliteit van het onderwijs niet ten goede zou komen. Daarnaast zorgt het voor steeds meer werkdruk onder het personeel. Bovendien zijn veel respon- denten het niet eens met de strenge handhaving van de norm. We zien dat, ondanks de vele maatregelen die zijn getroffen, veel scholen de norm van 1040 uur in de onderbouw nog niet halen.


---


34

BIJLAGEN


35


36

BIJLAGE 1 Methodologische verantwoording
Om de ingeroosterde onderwijstijd te berekenen, is gebruikgemaakt van de roosterbestanden van de deelnemende scholen. Elke roostermaker maakt op zijn eigen manier gebruik van een roosterprogramma. Dit heeft tot gevolg dat per school zo goed mogelijk dient te worden nagegaan hoe de gegevens moeten worden geïnterpreteerd. Omdat de scholen verschillende coderingen gebruiken in de roosterprogramma's, zijn niet alle codes altijd even makkelijk te interpreteren. We hebben de roostermakers daarom een vragenlijstje gestuurd met vragen over het gebruik van verschillende klascodes en vak- codes. In deze vragenlijst werden ook wat algemene vragen gesteld, zoals de vraag of er nog onderwijsactiviteiten buiten het rooster om plaatsvinden, hoe vervanging is gecodeerd en hoeveel dagen er verloren gaan aan het begin en het einde van het schooljaar. Niet alle roostermakers hebben deze vragen beantwoord, maar voor zover dit wel is gebeurd, heeft het meer zicht gegeven op de interpretatie van de gegevens.

De scholen voor praktijkonderwijs zijn, net zoals bij de vorige metingen, om verschillende redenen bij dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Allereerst hebben deze scholen een afwijkende vorm van lesgeven, omdat de leerling- populatie anders van samenstelling is. Daarnaast werkt er een andere type leraren (minder vakleraren en vooral algemene leraren). Bovendien vallen er vrijwel nooit lessen uit, omdat de school voor dit type leerling altijd opvang wil verzorgen. De laatste reden om ze buiten beschouwing te laten, is dat de regels omtrent de onderwijstijd die voor `gewone' vo-scholen gelden, niet gelden voor scholen voor praktijkonderwijs. Zij hebben hun eigen regels, aangezien in alle leerjaren duizend uur onderwijstijd moet worden verzorgd en er andere regels worden gesteld aan de invulling van deze uren.

Hieronder gaan we verder in op de manier waarop we de gegevens hebben geïnterpreteerd en berekend.

Interpretatie gegevens
Allereerst hebben we vastgesteld wat alle gebruikte klascodes in de rooster- programma's betekenen. Niet alle klascodes zijn altijd makkelijk te inter- preteren. Soms was een toelichting te vinden in de roosterbestanden zelf, soms moesten we de betekenis opvragen bij de roostermaker. Een aantal roostermakers maakt bijvoorbeeld gebruik van klascodes die fictieve klassen aanduiden. Deze fictieve klassen zijn in het rooster gebruikt om zogenaamde clustergroepen te kunnen inroosteren. Ook is vastgesteld of er in sommige gevallen sprake was van het samenvoegen of opsplitsen van klassen. Deze informatie hebben we niet altijd uit het roosterprogramma kunnen halen. Andere afwijkende klascodes waren vaak bestemd voor keuzewerktijd. Voor deze keuzewerktijd hebben we moeten bepalen voor welke klassen deze uren
37

golden.
De absentieredenen worden ook niet altijd even duidelijk geregistreerd door de roostermakers. Voor het uitsplitsen van lesuitval naar verschillende redenen zijn we volledig afhankelijk van wat de school registreert. Een groot deel van de scholen hanteert een verfijndere indeling dan wij. Andere scholen regis- treren alleen ziekte of overig en er zijn ook scholen die helemaal geen redenen registreren.
Een laatste onduidelijkheid zijn we tegengekomen bij de interpretatie van vakafkortingen. In de meeste gevallen zijn de vakafkortingen makkelijk te interpreteren, omdat er gangbare codes zijn gebruikt, bijvoorbeeld `ne' voor Nederlands en `gs' voor geschiedenis. In de meeste gevallen hebben we duidelijkheid over de betekenis van de gebruikte afkorting gekregen.

Volledigheid gegevens
De roostergegevens waren niet van alle scholen even volledig. Scholen waarbij een deel van het schooljaar uit de gegevens ontbrak, zijn niet in de berekening van onderwijstijd meegenomen.

Klassen die erg weinig waren ingeroosterd, vormden een tweede probleem. Stages in het vmbo vallen onder de onderwijstijd, maar staan vaak niet in het roosterprogramma ingeroosterd. Klassen die aanzienlijk minder dagen waren ingeroosterd dan andere klassen, zoals de leerwerktrajecten, zijn daarom voor dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Ook examenklassen zijn soms voor uitzonderlijk weinig uren ingeroosterd. Re- gelmatig is het voorgekomen dat de examenklassen vanaf januari niet meer in het rooster stonden. Omdat het onaannemelijk is dat de examenklassen ook daadwerkelijk geen onderwijs meer hebben gekregen, zijn de examenjaren van een dergelijke school buiten beschouwing gelaten. Enkele keren waren de examenklassen nog ingeroosterd, terwijl de examens al begonnen waren. In dergelijke gevallen is de ingeroosterde tijd vanaf de start van het examen (19 mei) buiten beschouwing gelaten. Ook de wijze waarop proefwerkweken in het rooster terechtkomen, verschilt per school. Veel scholen gebruiken hiervoor niet het roosterprogramma, maar maken een apart rooster. Dit betekent dat er soms geen lessen staan in de bestanden die wij hebben ontvangen, maar het kan ook betekenen dat het normale rooster er nog in staat, terwijl de lessen niet worden gegeven.

Een laatste `onvolledigheid' wordt gevormd door het begin en het einde van het schooljaar. Deze dagen staan soms nog wel in de lesroosters, maar feitelijk worden er dan geen lessen gegeven. Een groot deel van de scholen waarbij dit zich voordeed, heeft ons laten weten om hoeveel dagen het gaat. Deze dagen hebben we vervolgens uit de lesroosters gehaald en dus afgetrokken van de ingeroosterde onderwijstijd.
Naast bovenstaande onvolledigheden is het niet uit te sluiten dat zich andere onvolledigheden hebben voorgedaan. Andere onderwijstijd, die niet in het rooster staat en ook niet is gemeld door de roostermaker, is niet mee- genomen.


38

Ook de uitvalgegevens zijn niet altijd even volledig. Voor wat betreft de lesuitval is het mogelijk dat een docent zich gedurende de dag ziek meldt en dit de roostermaker soms niet bereikt. We gaan er overigens van uit dat dit maar in zeer geringe mate voorkomt. Ook vooruitgeplande uitval en structurele vervanging is niet altijd zichtbaar, omdat die soms al is `weggeroosterd', waardoor het niet meer zichtbaar is in het uitvalbestand. Het zogenaamde `creatief roosteren', waarbij het uitgevallen uur kan worden omgeroosterd naar een eerste of een laatste uur, is wel uit de roosterbestanden te halen.

Berekening
Nadat de gegevens uit het roosterprogramma zijn gehaald, zijn ze ingelezen en bewerkt om ze geschikt te maken voor analyse. De berekening van de onderwijstijd verloopt op een ander niveau dan de berekening van de lesuitval. Voor de onderwijstijd is de totale ingeroosterde lestijd per klas over het hele jaar bij elkaar opgeteld. Hierbij is ook rekening gehouden met de duur van de lesuren, aangezien deze tussen scholen kan verschillen. Vervolgens is per combinatie van onderwijstype en leerjaar de gemiddeld ingeroosterde onderwijstijd binnen een school berekend. Als uit een vragenlijst bleek dat er sprake was van onderwijstijd die niet werd ingeroosterd, telden we extra uren bij de berekende onderwijstijd op. Voorbeelden hiervan zijn een sportdag, stage en werkweek.
De lesuitval is berekend door het rooster en de vervangingen op het niveau van de les te bewerken en aan elkaar te koppelen. Het totale aantal uitgeval- len lessen is afgezet tegen het totale aantal ingeroosterde lessen. Voor het berekenen van de daadwerkelijk gerealiseerde onderwijstijd zijn de lesuitvalgegevens aan de gegevens van de ingeroosterde onderwijstijd gekoppeld. Vervolgens was het mogelijk de lesuitval van de ingeroosterde onderwijstijd af te trekken.
Omdat van sommige scholen alleen de onderwijstijd kon worden berekend en van andere scholen alleen de lesuitval, is de gerealiseerde onderwijstijd niet voor individuele scholen berekend. We hebben gerekend met de gemiddelde cijfers per combinatie van onderwijstype en leerjaar. We hebben hiervoor gekozen omdat op deze manier zo veel mogelijk scholen bij de berekening werden betrokken.

39


40

BIJLAGE 2 Respons en responsanalyse
Het afgelopen jaar hebben we bij 162 scholen/vestigingen roostergegevens opgevraagd. Deze scholen en vestigingen hebben in het schooljaar 2006-2007 ook deelgenomen aan het onderzoek en maken gebruik van de rooster- programma's van Untis of Masterplan (voorheen Gepro). Bij het verzamelen van de gegevens zijn er om uiteenlopende redenen scholen afgevallen. 34 scholen hebben aangegeven dat ze dit keer niet meer mee wilden werken. In tabel B2.1 zijn de verschillende redenen terug te vinden. Van 15 scholen hebben we, ondanks meerdere herinneringen geen gegevens ontvangen. Van 113 scholen/vestigingen hebben we gegevens ontvangen.

Tabel B2.1 Deelname
Respons N

Gegevens opgevraagd 162 Totale uitval 49 Reden uitval:
Gegevens niet goed bijgehouden 7 Geen tijd 8 Gebruiken ander systeem 8 Geen toestemming directie 4 Onbekend 7 Gegevens niet ontvangen 15

Totaal 113

Zes scholen vielen af omdat de data niet compleet waren. Omdat we een vergelijking wilden maken tussen de schooljaren 2006-2007 en 2007-2008, hebben we alleen de scholen meegenomen waarvan we van beide jaren de volledige gegevens hebben. 18 scholen/vestigingen hebben we daarom niet in onze berekeningen meegenomen.
In totaal hebben we van 89 scholen en vestigingen de onderwijstijd berekend. Deze scholen en vestigingen hadden betrekking tot 82 unieke brinnummers. De 62 scholen en vestigingen waarover we de lesuitval konden berekenen, hadden betrekking tot 57 unieke brinnummers.

Om vast te stellen in hoeverre de deelnemende scholen een representatieve afspiegeling vormen van de populatie, is een responsanalyse uitgevoerd. We hebben de respons op verschillende manieren bekeken. In de volgende tabellen zijn de deelnemers afgezet tegen de gehele populatie. Uit de tabellen komt naar voren dat de deelnemende scholen niet geheel representatief waren voor de populatie. Er is in de steekproef sprake van een oververtegenwoordiging van kleine gemeenten en ondervertegenwoordiging van zelfstandige vmbo-scholen.

41

Tabel B2.2 Respons ten opzichte van de totale populatie naar regio Populatie (N = 465) Respons (n = 82) Noord 52 11,2% 5 6,1% Oost 92 19,8% 14 17,1% West 208 44,7% 40 48,8% Zuid 113 24,3% 23 28,0%

Tabel B2.3 Respons ten opzichte van de totale populatie naar gemeenteomvang
Populatie (N = 465) Respons (n = 82) G4 76 16,3% 5 6,1% G21 114 24,5% 6 7,3% Overig 275 59,1% 71 86,6%

Tabel B2.4 Respons ten opzichte van de totale populatie naar urbanisatiegraad Populatie (N = 465) Respons (n = 82) Zeer sterk stedelijk 112 24,1% 11 13,4% Sterk stedelijk 155 33,3% 30 36,6% Matig stedelijk 118 25,4% 21 25,6% Weinig stedelijk 57 12,3% 18 22,0% Niet-stedelijk 23 4,9% 2 2,4%

Tabel B2.5 Respons ten opzichte van de totale populatie naar denominatie Populatie (N = 465) Respons (n = 82) Openbaar 128 27,5% 25 30,5% Rooms-katholiek 118 25,4% 20 24,4% Protestants-christelijk 88 18,9% 23 28,0% Overig 131 28,2% 14 17,1%

Tabel B2.6 Respons ten opzichte van de totale populatie naar schooltype Populatie (N = 465) Respons (n = 82) Vmbo 73 15,7% 7 8,5% Havo/vwo 74 15,9% 7 8,5% Vmbo-tl/havo/vwo 91 19,6% 11 13,4% Brede sgm 227 48,8% 57 69,5%


42

BIJLAGE 3 Itemlijst interviews

Onderwijstijd

· Wordt de wettelijk vereiste onderwijstijd volledig ingeroosterd voor alle klassen? Wordt hierbij rekening gehouden met voorzienbare lesuitval? Hoe worden de keuzes gemaakt bij het inroosteren van de lessen? Geeft u bijvoorbeeld bij het inroosteren van uren prioriteit aan bepaalde leerjaren of onderwijstypen?


· Is er iets over onderwijstijd vermeld in de schoolgids? Informeert u de ouders (ook) via andere kanalen hierover?


· Verandert het basisrooster gedurende het schooljaar of blijft het hetzelfde? Waarom wordt daarvoor gekozen?


· Registreert u hoeveel uren daadwerkelijk worden lesgegeven? Op welk niveau is die registratie (klasniveau, leerlingniveau)? Hoe doet u dat?

Maatregelen om te voldoen aan de norm voor onderwijstijd
· Sinds 1 augustus 2006 zijn de voorschriften voor de minimale onderwijstijd aangepast. Bovendien ziet de Inspectie strenger toe op het inroosteren en realiseren van voldoende onderwijstijd. Heeft dit nog gevolgen voor uw school gehad?


· Heeft uw school meteen na de aanpassing van de norm maatregelen getroffen of treft u maatregelen op langere termijn? Of bent u misschien halverwege het schooljaar alweer gestopt met deze maatregelen?


· Hebben deze maatregelen geholpen bij het inroosteren van meer onderwijstijd?


· Welke maatregelen heeft u getroffen (bijvoorbeeld: afschaffen of inkorten proefwerkweken/verminderen lesvrije dagen aan het begin of eind van het schooljaar)?


· Ook andere lesvormen dan traditionele lesuren kunnen tegenwoordig onder onderwijstijd vallen, indien aan enkele randvoorwaarden wordt voldaan. Heeft dit nog gevolgen voor uw school gehad? Hanteert u nieuwe of andere onderwijsvormen?

43


· Wordt er op uw school gebruikgemaakt van keuzewerktijd? Hoe is dat georganiseerd? (Wie begeleiden de leerlingen is het voor alle leerlingen verplicht?)


· Wordt er op uw school gebruikgemaakt van teamteaching? Hoe is dat georganiseerd?


· De urennorm verschilt niet per schooljaar of vakantieregio, terwijl de lengte van een schooljaar enigszins verschilt als gevolg van de vakantiespreiding. Houdt u hier rekening mee bij het inplannen van het onderwijs?


· Bent u van mening dat de wijze waarop u probeert te voldoen aan de 1040- urennorm kwalitatief verantwoord is ten aanzien van zowel incidentele uitval als ten aanzien van de extra maatregelen die zijn genomen om aan de norm te voldoen?

Lesuitval

· Is er beleid ontwikkeld om lesuitval te vermijden of terug te dringen? Vermeldt de schoolgids iets over uw beleid met betrekking tot lesuitval?


· Welke keuzes maakt u bij het laten uitvallen van lessen? Wordt er hierbij voorkeur gegeven aan bepaalde vakken, bepaalde uren, bepaalde dagen, bepaalde onderwijstypen of bepaalde klassen?


· Registreert u de lesuitval? Bent u in staat om aan het eind van het schooljaar het feitelijk verzorgde aantal klokuren onderwijstijd vast te stellen?


· In hoeverre wordt er op uw school gebruikgemaakt van vervanging bij uitval? Is dit alleen voor bepaalde klassen of onderwijstypen?


· Als er geen vervangende docenten zijn, zijn er dan vervangende activiteiten (begeleid huiswerk maken, aan opdrachten werken)? Verschilt dit voor onderwijstype of leerjaar?


· Wordt bij het inroosteren van docenten ook rekening gehouden met het invallen voor andere docenten?


44