Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderwijstijd en lesuitval in het
voortgezet onderwijs 2007-2008
- eindrapport -
Drs. E.S. van Cooten
Drs. M. Groenewoud
Drs. S.G. van Otterloo
Drs. F.E.M. Berndsen
Dr. S.W. van der Ploeg
Amsterdam, december 2008
Regioplan publicatienr. 1751
Regioplan Beleidsonderzoek
Nieuwezijds Voorburgwal 35
1012 RD Amsterdam
Tel.: +31 (0)20 - 5315315
Fax : +31 (0)20 - 6265199
Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan
Beleidsonderzoek in opdracht van ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
VOORWOORD
Het uitvallen en te weinig inroosteren van lessen in het voortgezet onderwijs is
in de afgelopen jaren sterk in de belangstelling komen te staan, mede door de
nieuwe normen die zijn geïntroduceerd per 1 augustus 2006 en een strenger
toezicht op naleving van die normen. Om de discussie die vervolgens is ont-
staan over de norm een stap verder te brengen, is een commissie ingesteld
(commissie-Cornielje) die een onafhankelijk onderzoek doet naar onderwijstijd.
Deze commissie zal aan het eind van 2008 haar bevindingen en advies
uitbrengen.
In opdracht van het ministerie van OCW heeft Regioplan de onderwijstijd en
lesuitval over het schooljaar 2007-2008 nauwkeurig in kaart gebracht. Ook is
een aantal interviews gehouden om het schoolbeleid in kaart te kunnen
brengen. In dit rapport zijn de resultaten van dat onderzoek vastgelegd.
De resultaten die uit dit onderzoek naar voren komen, zullen door de
commissie-Cornielje worden meegenomen.
Zonder medewerking van een grote groep mensen was dit onderzoek niet
mogelijk geweest. Daarom bedanken we alle directies en roostermakers van
scholen die aan Regioplan hun roostergegevens hebben willen leveren. In het
bijzonder bedanken we daarnaast nog de twintig scholen die bereid waren
mee te werken aan een interview. Verder past een woord van dank aan de
opdrachtgever en de commissie-Cornielje voor hun advies en commentaar.
Eva van Cooten (onderzoeker)
Maikel Groenewoud (onderzoeker)
Sandra van Otterloo (onderzoeker)
Francien Berndsen (onderzoeker)
Sjerp van der Ploeg (projectleider)
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting ........................................................................................... I
1 Inleiding ........................................................................................... 1
2 Ingeroosterde onderwijstijd............................................................ 5
3 Lesuitval ........................................................................................... 13
4 Gerealiseerde onderwijstijd............................................................ 17
5 Telefonische interviews .................................................................. 21
5.1 Inleiding.............................................................................. 21
5.2 Onderwijstijd....................................................................... 21
5.3 Lesuitval en vervanging..................................................... 29
5.4 Conclusie ........................................................................... 33
Bijlagen ........................................................................................... 35
Bijlage 1 Methodologische verantwoording...................................... 37
Bijlage 2 Respons en responsanalyse.............................................. 41
Bijlage 3 Itemlijst interviews.............................................................. 43
SAMENVATTING
Inleiding
Het uitvallen en te weinig inroosteren van lessen in het voortgezet onderwijs
heeft in de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen. Met name in het
schooljaar 2007-2008 is de discussie rond de zogenaamde `1040-norm' in alle
hevigheid losgebarsten. De strakkere handhaving van de normen, met als
uiterste consequentie de financiële interventies die aan een aantal scholen zijn
opgelegd vanwege het ver achter blijven bij de normen voor onderwijstijd,
heeft heftige reacties teweeggebracht bij scholen voor voortgezet onderwijs.
Om de discussie tussen veld en kabinet verder te brengen, is de commissie-
Cornielje ingesteld die een onafhankelijk onderzoek naar onderwijstijd doet en
een advies zal uitbrengen in december 2008.
In opdracht van het ministerie van OCW heeft Regioplan Beleidsonderzoek
een herhalingsmeting uitgevoerd naar onderwijstijd en lesuitval in het school-
jaar 2007-2008. Daarvan doen we in dit rapport verslag.
Onderzoeksvragen
In dit onderzoek staat een aantal vragen centraal.
Ten eerste willen we weten hoeveel onderwijstijd scholen in het voortgezet
onderwijs in het schooljaar 2007-2008 hebben ingeroosterd (naar leerjaar en
onderwijstype). Ten tweede zijn we geïnteresseerd in hoeveel lessen er zijn
uitgevallen en hoeveel onderwijstijd scholen hebben weten te realiseren.
De vervolgvraag is of scholen daarmee voldoen aan de norm voor minimale
onderwijstijd (naar leerjaar en onderwijstype).
Daarnaast is van belang te weten welke veranderingen zich hebben
voorgedaan ten opzichte van het voorafgaande schooljaar (2006-2007).
Als laatste zijn we geïnteresseerd in het beleid van scholen op het terrein van
onderwijstijd en lesuitval.
Onderzoeksopzet
De onderzoeksopzet sluit nauw aan op de wijze waarop het onderzoek in de
voorgaande jaren werd uitgevoerd. Door middel van het analyseren van
roostergegevens hebben we de ingeroosterde onderwijstijd en lesuitval
berekend. Deze methode is de meest betrouwbare manier om lesuitval en
onderwijstijd vast te stellen (zeker wanneer er uitsplitsingen moeten worden
gemaakt naar allerlei kenmerken). Verder levert die aanpak de beste garanties
voor een vergelijking in de tijd. Voor het onderzoek zijn scholen geselecteerd
die over het hele schooljaar 2007-2008 roostergegevens hebben kunnen
leveren en die ook aan het onderzoek in 2006-2007 hebben deelgenomen om
daarmee zo precies mogelijk te kunnen vaststellen welke veranderingen
hebben plaatsgevonden. De geselecteerde scholen maken alle gebruik van de
roosterprogramma's GP Untis of Masterplan (voorheen Roosterexpert van
Gepro).
---
Verder is er een kwalitatieve verdieping toegevoegd in de vorm van twintig
telefonische interviews met directieleden en roostermakers van scholen om
inzicht te verkrijgen in de keuzes die worden gemaakt bij het laten uitvallen
van lessen en in de redenen om geen volledige onderwijstijd in te plannen.
Ingeroosterde onderwijstijd
De deelnemende scholen hebben dit schooljaar meer onderwijstijd ingeroos-
terd dan in het voorgaande jaar. Gemiddeld wordt in de onderbouw 93 procent
van de norm ingeroosterd, in de bovenbouw 101 procent en in het examenjaar
zelfs ruim de norm, 110 procent. Vorig schooljaar was dit respectievelijk 90, 96
en 107 procent. Het feit dat scholen gemiddeld genomen beter aan de norm
voldoen, is vooral het resultaat van het daadwerkelijk inroosteren van meer
uren. Slechts in mindere mate is dit het gevolg van het feit dat voor scholen
met een kort schooljaar (vanwege de vakantiespreiding) een soepeler norm
geldt.
Verder is duidelijk te zien dat het aandeel scholen dat ver onder de norm
(minder dan 80% van de norm) inroostert met name in de onderbouw fors is
afgenomen. De scholen lijken zich niet specifiek te hebben gericht op één
leerjaar of onderwijstype. Al met al wekken deze resultaten sterk de indruk dat
er is gekozen voor meer generieke maatregelen.
Lesuitval
In het schooljaar 2007-2008 bedroeg de lesuitval 5,7 procent van de totale
onderwijstijd. Op een gemiddelde schoolweek van 32 lesuren gaat het dan om
bijna twee lesuren. Die 5,7 procent is ruim één procentpunt lager dan in het
daaraan voorafgaande schooljaar (6,8%). Het aandeel scholen met een zeer
hoog lesuitvalpercentage (van meer dan 9%) is gehalveerd: van één op de zes
naar één op de twaalf scholen.
Naast deze daling van de lesuitval is de vervanging van uitgevallen lessen
licht toegenomen van 1,6 naar 1,8 procent. Het gaat hier om uitgevallen
lessen waarvoor opvang is geregeld of waarbij de les wordt overgenomen
door een andere docent.
Verder blijkt net als in voorgaande jaren dat de lesuitval in het vmbo hoger is
dan in vwo en havo. Ook blijkt opnieuw dat het percentage vervangen lessen
in de lagere leerjaren veel hoger ligt dan in de hogere leerjaren (uiteraard
omdat bij oudere leerlingen een groter beroep op de zelfwerkzaamheid kan
worden gedaan).
Gerealiseerde onderwijstijd
Er is in het schooljaar 2007-2008 gemiddeld een hoger percentage van de
norm gerealiseerd. In vergelijking met het schooljaar 2006-2007 wordt er voor
alle combinaties van leerjaar en onderwijstype gemiddeld een hoger percen-
tage van de norm gerealiseerd. Alleen voor de examenklassen geldt echter
dat er ook gemiddeld daadwerkelijk aan de norm wordt voldaan. In de onder-
bouw wordt ongeveer 88 procent van de verplichte onderwijstijd gerealiseerd,
in de bovenbouw ongeveer 95 procent en in de examenklassen 104 procent.
Vorig schooljaar was dit respectievelijk 84, 89 en 99 procent.
II
Interviews
Uit de telefonische interviews is gebleken dat onderwijstijd en het behalen van
de norm een veelbesproken onderwerp is op de scholen en hoog op de
agenda staat. Alle geïnterviewde scholen hebben maatregelen getroffen om
meer onderwijstijd te kunnen verzorgen. De meeste scholen treffen maat-
regelen die zijn gericht op het vermijden van lesuitval en niet op het inroos-
teren van extra lessen. Het betreft vooral het veranderen van het beleid
omtrent organisatorische redenen die lesuitval kunnen veroorzaken. Het gaat
hier om zaken als het anders plannen van vergaderingen, scholing voor
docenten, proefwerkweken en activiteiten. Verder wordt er op veel scholen
gebruikgemaakt van de ruimere omschrijving van het begrip onderwijstijd.
Slechts in een aantal gevallen worden er ook daadwerkelijk meer lessen in de
lessentabel opgenomen of wordt de lesduur aangepast.
Ondanks de vele maatregelen die zijn getroffen, hebben veel scholen
problemen met het inroosteren van 1040 uur in de onderbouw.
De scholen geven aan dat ze alle mogelijke maatregelen naar hun mening nu
wel hebben getroffen. Een groot deel van de scholen is van mening dat de
nadruk op het behalen van de norm voor onderwijstijd ervoor zorgt dat de
kwaliteit van het onderwijs op de achtergrond raakt, en dat daarnaast het voor
steeds meer werkdruk onder het personeel zorgt. Bovendien maken veel
respondenten bezwaar tegen de handhaving van de norm.
---
IV
1 INLEIDING
Er is de afgelopen jaren steeds meer aandacht geweest voor het uitvallen en
te weinig inroosteren van lessen in het voortgezet onderwijs. Per 1 augustus
2006 zijn de wettelijke normen voor onderwijstijd aangepast. Die komen erop
neer dat per saldo de norm omlaag is gegaan en dat meer activiteiten onder
de definitie van onderwijstijd vallen. Handhaving van die nieuwe norm is door
de Inspectie van het Onderwijs serieus ter hand genomen. Tot die tijd werd de
onderwijstijd wel meegenomen in het toezicht, maar werd er minder diepgaand
gecontroleerd en waren er geen financiële interventies aan verbonden. Mede
daardoor zijn scholen sinds 2006 op grote schaal begonnen met het nemen
van maatregelen om meer onderwijstijd in te programmeren en lesuitval tegen
te gaan. Er is vervolgens veel ophef ontstaan over een aantal van die maat-
regelen. Met name de door leerlingen als zinloos ervaren begeleide tussen-
uren (ophokuren) leken op een gegeven moment symbool te staan voor de
1040-norm.
Het parlement heeft naar aanleiding van alle commotie uitgebreid gedebat-
teerd over de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. In de Kwaliteitsagenda
VO zijn een aantal zaken gepreciseerd (maatschappelijke stage, lengte
schooljaar door vakantiespreiding, kosten vervanging door ziekte). Om de
discussie over de norm een stap verder te brengen, is de commissie-Cornielje
ingesteld die een onafhankelijk onderzoek doet naar onderwijstijd. De com-
missie zal aan het eind van 2008 haar bevindingen en advies uitbrengen.
In opdracht van het ministerie van OCW heeft Regioplan, na een pilotmeting in
het schooljaar 2003-2004, al drie metingen naar onderwijstijd en lesuitval
uitgevoerd (de schooljaren 2004-2005, 2005-2006 en 2006-2007). Ook over
het schooljaar 2007-2008 heeft Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wederom een onderzoek
uitgevoerd naar onderwijstijd en lesuitval. In deze rapportage komen de
gegevens aan de orde van de scholen die dit jaar aan het onderzoek hebben
deelgenomen en dat tevens in het schooljaar 2006-2007 hebben gedaan.1 De
geselecteerde scholen maken verder alle gebruik van de roosterprogramma's
Untis of Masterplan (voorheen Gepro).
Voor een goed begrip van de inhoud van het rapport is het van belang een
aantal begrippen nader toe te lichten. Het is met name belangrijk dat duidelijk
is wat er in dit onderzoek precies wordt bedoeld met lesuitval en onderwijstijd.
Hieronder bespreken we de belangrijkste termen die hiermee verband houden.
1 De cijfers over 2006-2007 in deze rapportage wijken enigszins af van het eerder
verschenen rapport over 2006-2007, omdat het nu alleen de scholen betreft die zowel in
2006-2007 als 2007-2008 aan het onderzoek hebben deelgenomen.
---
Figuur 1.1 Schematische weergave van de begrippen
Norm
Lesuitval
Gerealiseerde onderwijstijd
Ingeroosterde onderwijstijd
School A School B School C
· Onderwijstijd
Met ingang van het schooljaar 2006-2007 wordt onderwijstijd omschreven als:
'in schooltijd verzorgd onderwijsprogramma'. Hieronder vallen de 'ouderwetse'
contacturen, maar ook andere, meer eigentijdse onderwijsvormen. De voor-
waarde is dat het om begeleide onderwijsactiviteiten gaat die deel uitmaken
van het voor alle leerlingen van een bepaalde stroom verplichte onderwijs-
programma, en die worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van
bekwaam onderwijspersoneel.
· Ingeroosterde onderwijstijd
Onder ingeroosterde onderwijstijd wordt verstaan: de tijd in klokuren die
scholen inroosteren voor lessen en andere onderwijsvormen. Er is hierbij nog
geen rekening gehouden met lesuitval. In het figuur geeft de hoogte van de
hele balk de ingeroosterde onderwijstijd aan.
· Lesuitval
Indien lessen niet worden gegeven, is er sprake van lesuitval. Lesuitval komt
voor als er een afwijking plaatsvindt ten opzichte van de ingeroosterde onder-
wijstijd. Dit zijn met name de dagelijkse roosterwijzigingen. Lesuitval kan zich
vervolgens op twee manieren manifesteren: echte lesuitval waarbij leerlingen
vrij krijgen, en opvang of vervanging waarbij lessen niet worden gegeven zoals
gepland, maar wel sprake is van een vervangende activiteit of een vervan-
gende docent die voor de klas staat. In het figuur geeft het donkere vlak de
lesuitval weer. Omdat opvang en vervanging worden meegeteld als onder-
wijstijd, geeft dit vak alleen de echte lesuitval weer.
2
· Gerealiseerde onderwijstijd
De gerealiseerde onderwijstijd is de tijd waarin de leerlingen daadwerkelijk
onderwijs hebben gekregen. Om de gerealiseerde onderwijstijd te berekenen,
wordt de (echte) lesuitval van de ingeroosterde onderwijstijd afgetrokken. In
het figuur geeft het lichte vlak de gerealiseerde onderwijstijd weer.
· Norm voor minimale onderwijstijd
Met het inroosteren of het behalen van een bepaald aantal klokuren aan
onderwijstijd is niet direct altijd de norm voor de onderwijstijd behaald. In figuur
1.1 hebben we de norm weergegeven met de rode streep. Voorbeeldschool A
heeft niet voldoende onderwijstijd ingeroosterd en dus zeker niet voldoende
gerealiseerd. Voorbeeldschool B heeft én voldoende ingeroosterd én
voldoende gerealiseerd. De laatste voorbeeldschool heeft wel voldoende
ingeroosterd, maar niet voldoende gerealiseerd.
Uit het figuur blijkt dat weinig lesuitval niet hoeft te betekenen dat er voldoende
contacturen worden gerealiseerd (school A). Anderzijds hoeft veel lesuitval
niet te betekenen dat er te weinig onderwijstijd wordt gerealiseerd (school B).
Ook is het mogelijk dat scholen die voldoende onderwijstijd inroosteren alsnog
te weinig klokuren realiseren door veel lesuitval (school C).
De norm voor de minimale onderwijstijd verschilt per leerjaar en onderwijstype.
Vanaf 1 augustus 2006 is de norm voor de onderbouw gesteld op 1040 uur.
De centrale norm die zal worden gehanteerd, is gebaseerd op een minimaal
aantal klokuren op jaarbasis in plaats van het aantal weken dat er onderwijs
wordt gegeven. De norm voor het derde leerjaar van het vmbo is, net als de
bovenbouw van havo en vwo, gesteld op duizend klokuren. Voor examen-
klassen geldt een norm van zevenhonderd uur. In tabel 1.1 staat de norm voor
het aantal klokuren voor de verschillende leerjaren en onderwijstypen weer-
gegeven.
Tabel 1.1 Minimale norm voor onderwijstijd in klokuren
Leerjaar Onderwijstype Norm*
1 Alle onderwijstypen 1040
2 Alle onderwijstypen 1040
3 Vmbo 1000
Havo 1040
Vwo 1040
4 Vmbo 700
Havo 1000
Vwo 1000
5 Havo 700
Vwo 1000
6 Vwo 700
* Voor scholen met een kort schooljaar geldt een aangepaste norm van 27 uur minder voor
alle leerjaren.
---
Dit onderzoek had als doel een kwantitatief inzicht te krijgen in zowel de
ingeroosterde als gerealiseerde onderwijstijd. Deze doelstelling is uitgewerkt in
de volgende onderzoeksvragen:
1. In hoeverre roosteren scholen in het voortgezet onderwijs in het
schooljaar 2007-2008 voldoende onderwijstijd in (naar leerjaar en
onderwijstype)? Welke verschillen zijn er tussen de scholen (onderwijstype,
leerjaar, regio)?
2. Wat is de omvang van lesuitval in het voortgezet onderwijs in het
schooljaar 2007-2008?
· Door welke oorzaken ontstaat lesuitval?
· Welke verschillen zijn er tussen de scholen (schooltype, vak, leerjaar,
regio)?
· Welke verschillen zijn er tussen de lessen (vak, leerjaar, uur,
maand)?
3. In hoeverre realiseren scholen in het voortgezet onderwijs in het
schooljaar 2007-2008 (ten opzichte van de wettelijke norm) voldoende
onderwijstijd (naar leerjaar en onderwijstype)?
4. In welke mate zijn scholen in het schooljaar 2007-2008 meer
onderwijstijd gaan inroosteren en realiseren dan in het schooljaar 2006-
2007?
Om het inzicht in deze materie te verder te vergroten, is er ook een
kwalitatieve verdieping toegevoegd in de vorm van twintig telefonische
interviews. Hiermee is inzicht verkregen in de keuzes die worden gemaakt bij
het inplannen van zo veel mogelijk onderwijstijd en het uitvallen van lessen.
Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvraag:
5. Hoe gaan scholen om met onderwijstijd? Welke keuzes maken
scholen om te voldoen aan de vereiste minimale onderwijstijd? Hoe gaan
scholen om met lesuitval? Welke keuzes maken scholen om lesuitval zoveel
mogelijk te vermijden?
Elke roostermaker maakt op zijn eigen manier gebruik van een rooster-
programma. Dat heeft tot gevolg dat per school zo goed mogelijk dient te
worden nagegaan hoe de gegevens moeten worden geïnterpreteerd. Omdat
wellicht niet alle activiteiten in het roosterbestand zijn verwerkt, hebben de
scholen de mogelijkheid gekregen dergelijke activiteiten alsnog aan ons door
te geven. In deze rapportage is deze feedback van de scholen ook verwerkt.
De resultaten in dit rapport zijn gebaseerd op een respons van 89 scholen (dat
wil zeggen 82 unieke brinnummers). In de respons is er sprake van een lichte
ondervertegenwoordiging van zelfstandige vmbo-scholen. Er is verder sprake
van een lichte oververtegenwoordiging van scholen in de kleinere gemeenten.
Zie bijlage 2 voor meer responsgegevens.
4
2 INGEROOSTERDE ONDERWIJSTIJD
Op basis van de roostergegevens hebben we van de scholen de ingeroos-
terde onderwijstijd berekend. Er is hierbij nog geen rekening gehouden met
lesuitval. Om de ingeroosterde onderwijstijd te berekenen, hebben we uit de
roosters van de scholen het totaal aantal klokuren berekend. Dit is vervolgens
vergeleken met de norm voor de minimale onderwijstijd die voor het schooljaar
2007-2008 geldt.
Het algehele beeld dat uit deze resultaten naar voren komt, is dat de deel-
nemende scholen in het schooljaar 2007-2008 meer onderwijstijd hebben
ingeroosterd dan in het schooljaar 2006-2007. In het vervolg van deze
paragraaf zal dit verder worden toegelicht.
Tabel 2.1 laat de gemiddelde onderwijstijd uitgedrukt in klokuren zien. In deze
tabel worden ook de normen getoond die gelden voor de verscheidene com-
binaties van leerjaar en onderwijstype en de absolute aantallen. Tabel 2.2
toont de ingeroosterde onderwijstijd als percentage van de norm. Er is hierbij
ook rekening gehouden met de ruimere mogelijkheid om aan de norm te
voldoen met betrekking tot de vakantiespreiding, zoals beschreven in de
Kwaliteitsagenda Onderwijstijd 2008. In de gevallen dat er informatie over de
maatschappelijke stage bekend was, is deze bijgeteld bij de onderwijstijd.
Hierbij dient echter wel direct te worden opgemerkt dat hierover slechts in
beperkte mate informatie beschikbaar was en/of in de roosterbestanden te
identificeren. Beide tabellen laten zien dat de gemiddelde ingeroosterde
onderwijstijd in het schooljaar 2007-2008 is gestegen ten opzichte van het
schooljaar 2006-2007.
---
Tabel 2.1 Ingeroosterde onderwijstijd in klokuren
2006-2007 2007-2008
Leerjaar Onderwijstype Norm* Gemiddelde Aantal Gemiddelde Aantal
1 Brugklas 1040 931 63 960 59
Vmbo 1040 933 57 967 58
Havo 1040 923 10 941 13
Vwo 1040 927 25 955 25
2 Brugklas 1040 947 42 954 38
Vmbo 1040 941 76 977 79
Havo 1040 927 37 963 39
Vwo 1040 946 49 981 47
3 Brugklas 1040 931 5 1047 2
Vmbo 1000 935 103 955 99
Havo 1040 919 62 943 63
Vwo 1040 936 63 954 64
4 Vmbo 700 752 101 757 96
Havo 1000 956 59 1015 62
Vwo 1000 950 61 1031 64
5 Havo 700 731 57 756 59
Vwo 1000 1002 61 1030 64
6 Vwo 700 759 59 778 62
* Voor scholen met een kort schooljaar geldt een aangepaste norm van 27 uur minder voor alle
leerjaren.
6
Tabel 2.2 Ingeroosterde onderwijstijd als percentage van de norm in uren
Ingeroosterde onderwijstijd
2007-2008 2007-2008 (na
Leerjaar Onderwijstype 2006-2007 (voor correctie)*
correctie)
1 Brugklas 89,6% 92,3% 92,8%
Vmbo 89,7% 93,0% 93,4%
Havo 88,8% 90,4% 91,2%
Vwo 89,1% 91,8% 92,5%
2 Brugklas 91,1% 91,7% 92,2%
Vmbo 90,5% 94,0% 94,4%
Havo 89,1% 92,6% 93,2%
Vwo 91,0% 94,3% 94,8%
3 Brugklas 89,5% 100,6% 100,6%
Vmbo 93,5% 95,5% 95,9%
Havo 88,4% 90,7% 91,2%
Vwo 90,0% 91,7% 92,3%
4 Vmbo 107,4% 108,2% 108,7%
Havo 95,6% 101,5% 102,1%
Vwo 95,0% 103,1% 103,7%
5 Havo 104,5% 108,1% 108,8%
Vwo 100,2% 103,0% 103,6%
6 Vwo 108,5% 111,1% 111,9%
* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding
Tabel 2.1 maakt duidelijk dat het rekening houden met de vakantiespreiding
niet leidt tot grote veranderingen. De eigen inspanningen van de scholen
hebben de grootste invloed op de stijging van de ingeroosterde onderwijstijd
als percentage van de norm.
In tabel 2.3 geven we per combinatie van leerjaar en onderwijstype aan welk
percentage van de scholen voldoende onderwijstijd inroostert.
---
Tabel 2.3 Ingeroosterde onderwijstijd als percentage scholen dat voldoet aan
de norm
Ingeroosterde onderwijstijd
Leerjaar Onderwijstype 2006-2007 2007-2008*
1 Brugklas 11,1% 27,1%
Vmbo 14,0% 29,3%
Havo 0,0% 15,4%
Vwo 12,0% 20,0%
2 Brugklas 16,7% 26,3%
Vmbo 14,5% 36,7%
Havo 8,1% 30,8%
Vwo 18,4% 23,4%
3 Brugklas 20,0% 50,0%
Vmbo 28,2% 37,4%
Havo 12,9% 23,8%
Vwo 17,5% 26,6%
4 Vmbo 64,4% 75,0%
Havo 33,9% 58,1%
Vwo 29,5% 60,9%
5 Havo 66,7% 62,7%
Vwo 47,5% 54,7%
6 Vwo 69,5% 67,7%
* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding.
De tabel laat zien dat het percentage scholen dat voldoende onderwijstijd
inroostert voor vrijwel elke combinatie van leerjaar en onderwijstype een
stijging laten zien ten opzichte van het voorgaande schooljaar. De enige
uitzonderingen hierop vormen 5 havo en 6 vwo die een lichte daling laten zien.
Alhoewel het niet zo is dat de norm altijd wordt gehaald, maken tabel 2.1 en
2.2 wel duidelijk dat veel scholen er wel (steeds) dichter bij in de buurt zitten.
De gemiddelde ingeroosterde onderwijstijd is namelijk gestegen.
Tabel 2.4 laat voor het schooljaar 2007-2008 naast het gemiddelde ook de
spreiding van de ingeroosterde onderwijstijd zien, uitgedrukt als percentage
van de norm. De gemiddelde ingeroosterde onderwijstijd loopt op naarmate
het leerjaar hoger wordt. Tabel 2.5 toont dezelfde gegevens als tabel 2.4 maar
dan voor het leerjaar 2006-2007.
8
Tabel 2.4 Ingeroosterde onderwijstijd per leerjaar en onderwijstype:
schooljaar 2007-2008
Ingeroosterde tijd als percentage van de norm in uren
Leerjaar Onder- Gem.* Percentage van de scholen
wijstype
1 Brugklas 92,8% 6,8 27,1 39,0 27,1
Vmbo 93,4% 12,1 24,1 34,5 29,3
Havo 91,2% 7,7 30,8 46,2 15,4
Vwo 92,5% 8,0 36,0 36,0 20,0
Totaal 92,8% 9,0 27,7 37,4 25,8
2 Brugklas 92,2% 13,2 23,7 36,8 26,3
Vmbo 94,4% 7,6 29,1 26,6 36,7
Havo 93,2% 12,8 17,9 38,5 30,8
Vwo 94,8% 6,4 27,7 42,6 23,4
Totaal 93,8% 9,4 25,6 34,5 30,5
3 Brugklas 100,6% 0,0 0,0 50,0 50,0
Vmbo 95,9% 8,1 24,2 30,3 37,4
Havo 91,2% 14,3 28,6 33,3 23,8
Vwo 92,3% 10,9 28,1 34,4 26,6
Totaal 93,7% 10,5 26,3 32,5 30,7
4 Vmbo 108,7% 6,3 6,3 12,5 75,0
Havo 102,1% 9,7 14,5 17,7 58,1
Vwo 103,7% 7,8 9,4 21,9 60,9
Totaal 105,4% 7,7 9,5 16,7 66,2
5 Havo 108,8% 3,4 6,8 27,1 62,7
Vwo 103,6% 7,8 12,5 25,0 54,7
Totaal 106,1% 5,7 9,8 26,0 58,5
6 Vwo 111,9% 8,1 9,7 14,5 67,7
Totaal 111,9% 8,1 9,7 14,5 67,7
* Gem. = gemiddelde.
---
Tabel 2.5 Ingeroosterde onderwijstijd per leerjaar en onderwijstype:
schooljaar 2006-2007
Ingeroosterde tijd als percentage van de norm in uren
Leerjaar Onder- Gem.* Percentage van de scholen
wijstype
1 Brugklas 89,6% 17,5 33,3 38,1 11,1
Vmbo 89,7% 19,3 28,1 38,6 14,0
Havo 88,8% 10,0 50,0 40,0 0,0
Vwo 89,1% 12,0 44,0 32,0 12,0
Totaal 89,5% 16,7 34,2 37,4 11,6
2 Brugklas 91,1% 19,0 31,0 33,3 16,7
Vmbo 90,5% 17,1 28,9 39,5 14,5
Havo 89,1% 18,9 32,4 40,5 8,1
Vwo 91,0% 16,3 22,4 42,9 18,4
Totaal 90,5% 17,6 28,4 39,2 14,7
3 Brugklas 89,5% 20,0 40,0 20,0 20,0
Vmbo 93,5% 9,7 35,0 27,2 28,2
Havo 88,4% 19,3 41,9 25,8 12,9
Vwo 90,0% 14,3 38,1 30,2 17,5
Totaal 91,1% 13,7 37,8 27,5 21,0
4 Vmbo 107,4% 2,0 12,9 20,8 64,4
Havo 95,6% 10,2 20,3 35,6 33,9
Vwo 95,0% 9,9 29,5 31,1 29,5
Totaal 100,8% 6,4 19,5 27,6 46,6
5 Havo 104,5% 5,3 12,3 15,8 66,7
Vwo 100,2% 8,2 11,5 32,8 47,5
Totaal 102,3% 6,8 11,9 24,6 56,8
6 Vwo 108,5% 1,7 11,9 16,9 69,5
Totaal 108,5% 1,7 11,9 16,9 69,5
* Gem. = gemiddelde.
Uit eerdere tabellen is al naar voren gekomen dat er in het schooljaar 2007-
2008 meer onderwijstijd is ingeroosterd dan in het schooljaar 2006-2007.
Tabel 2.4 en 2.5 tonen verder dat het algemene beeld is dat er in het school-
jaar 2007-2008 minder scholen zijn die minder dan tachtig procent van de
wettelijke norm hebben ingeroosterd. 6 vwo vormt de grootste uitzondering op
deze regel.
In tabel 2.6 is de ingeroosterde onderwijstijd uitgesplitst naar onderwijstype. In
de brugklas wordt de minste onderwijstijd ingeroosterd als percentage van de
norm. Wat de overige onderwijstypen betreft, geldt dat de gemiddelden vrij
dicht bij elkaar liggen. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat in het vwo de
meeste onderwijstijd wordt ingeroosterd en dat alleen in het vwo de gemid-
delde onderwijstijd boven de honderd procent uitkomt.
10
Tabel 2.6 Ingeroosterde onderwijstijd naar onderwijstype: schooljaar 2007-2008
Ingeroosterde tijd als percentage van de norm in uren
Onderwijstype Gemiddelde Percentage van de scholen
De onderzoeken van 2005-2006 en 2006-2007 lieten duidelijke verschillen
zien wat betreft de driedeling in onderbouw, bovenbouw en examenjaar. In de
onderbouw werd de minste onderwijstijd ingeroosterd in relatie tot de norm en
in het examenjaar de meeste. In tabel 2.7 hebben we de spreiding van de
ingeroosterde onderwijstijd op dezelfde wijze uitgesplitst. Uit deze tabel is af te
leiden dat ook dit jaar duidelijk dezelfde driedeling zichtbaar is. In de onder-
bouw wordt de minste onderwijstijd ingeroosterd in relatie tot de norm, in het
examenjaar de meeste. De bovenbouw zit er ook wat ingeroosterde onder-
wijstijd betreft precies tussenin.
Tabel 2.7 Ingeroosterde onderwijstijd: schooljaar 2007-2008
Ingeroosterde tijd als percentage van de norm in uren
Gemiddelde Percentage van de scholen
In tabel 2.8 is de spreiding van de ingeroosterde onderwijstijd op school- en/of
vestigingsniveau te zien. Deze tabel laat ten opzichte van het schooljaar 2006-
2007 een duidelijke stijging zien van het percentage scholen dat voldoende
inroostert.
Tabel 2.8 Spreiding ingeroosterde onderwijstijd op school- en/of
vestigingsniveau
Ingeroosterde Percentage van de scholen
onderwijstijd als
percentage van de norm
in uren
2006-2007 2007-2008
Minder dan 80% 6,1% 3,1%
Tussen 80% en 90% 21,2% 17,3%
Tussen 90% en 100% 46,5% 33,7%
Meer dan 100% 26,3% 45,9%
---
12
3 LESUITVAL
Met behulp van de roostergegevens van scholen kunnen we, naast het
berekenen van de ingeroosterde onderwijstijd, ook de lesuitval in kaart
brengen. Om de lesuitval te kunnen berekenen zijn de wijzigingen in het
lesrooster afgezet tegen het aantal ingeroosterde lessen. We beschikten van
62 scholen over zowel roostergegevens als gegevens met betrekking tot de
wijzigingen in het lesrooster (dat wil zeggen 57 unieke brinnummers). In dit
rapport maken we een onderscheid in twee typen lesuitval. Naast de echte
lesuitval waarbij leerlingen vrij krijgen, onderscheiden we opvang en vervan-
ging waarbij de uitgevallen lessen worden opgevangen of overgenomen door
een andere docent.2
De percentages in de onderstaande tabellen geven aan hoeveel procent van
de ingeroosterde lessen is uitgevallen of vervangen.
In de tabellen worden twee percentages gepresenteerd. Het eerste percen-
tage is de echte lesuitval. Het gaat hierbij om uitgevallen lessen die niet
worden vervangen. Het tweede percentage betreft de uitgevallen lessen
waarvoor opvang is geregeld of waarbij de les wordt overgenomen door een
andere docent.
In de roosterprogramma's kunnen roostermakers niet alleen aangeven dat er
lessen zijn uitgevallen, ze hebben ook de mogelijkheid er een reden bij aan te
geven. Een groot deel van de scholen hanteert daarbij een zeer verfijnde
indeling, andere scholen registreren alleen ziekte of overig en er zijn ook
scholen die helemaal geen redenen registreren. De lesuitval laat in 2007-2008
een duidelijke daling zien ten opzichte van de voorgaande jaren. De daling in
het percentage onbekend valt waarschijnlijk deels te verklaren uit het feit dat
meer scholen absentieredenen bijhouden. De overige typen lesuitval zijn
vrijwel gelijk gebleven ten opzichte van 2007-2008. Hierbij dient wel te worden
opgemerkt dat ook daar in feite zeer waarschijnlijk ook sprake van een daling
was omdat er ook absenties in zijn verwerkt die voorheen onder `reden
onbekend' vielen. Het percentage uitgevallen lessen waarvoor opvang is
geregeld of waarbij de les wordt overgenomen door een andere docent, laat
een lichte stijging zien. In de afgelopen jaren is het aantal vervangen lessen
gestegen van iets onder de één procent tot bijna twee procent in 2007-2008.
Deels komt dit doordat we de afgelopen drie jaren aanvullende vragen hebben
gesteld aan roostermakers om vervanging beter vast te stellen. In het eerste
meetjaar hebben we dat niet gedaan, maar aangezien er dit jaar weer een
stijging heeft plaatsgevonden, lijkt het erop dat de stijging niet alleen is te
verklaren doordat we roostermakers expliciet vragen naar hoe zij vervanging
in het rooster zetten.
2 We kunnen geen onderscheid maken tussen uitgevallen lessen waarvoor opvang is
geregeld en uitgevallen lessen waarbij de les wordt overgenomen door een vervangende
docent, omdat scholen dat niet op deze manier bijhouden in het roosterprogramma.
13
Tabel 3.1 Lesuitval en vervanging
Soort uitval Percentage uitgevallen lessen
2005-2006 2006- 2007 2007-2008
Echte lesuitval 6,7% 6,8% 5,7%
Vervanging/opvang 1,2% 1,6% 1,8%
Van een groot deel van de uitgevallen lessen is bekend waarom ze zijn uitge-
vallen. In tabel 3.2 is een uitsplitsing gemaakt naar de verschillende typen
lesuitval. Er is hierbij dezelfde categorie-indeling gehanteerd als bij de eerdere
door Regioplan uitgevoerde metingen.
De indeling ziet er als volgt uit:
· Ziekteverzuim: zowel kortdurend als langdurig verlof.
· Bedrijfsvoering:
- (school)organisatie: vergaderingen, begeleiding van toetsen en examen,
begeleiding van werkweken, schoolreisjes en andere, veelal
lesvervangende, activiteiten (sportdagen, projecten, et cetera);
- verlof: zowel kortdurend als langdurig verlof, zoals onder andere
zwangerschapsverlof, kortdurend zorgverlof en calamiteitenverlof;
- scholing: nascholing, cursussen, studiedagen, intervisie.
· Vacatures: onvervulde vacatures, waardoor lessen niet kunnen worden
gegeven en deze niet zijn `weggeroosterd'.
· Overig: een restcategorie met daarin onder meer niet nader omschreven
onvoorziene omstandigheden.
· Onbekend: niet alle scholen registreren de redenen van ontstaan van
lesuitval.
Tabel 3.2 Reden lesuitval
Reden Percentage uitgevallen lessen
2005-2006 2006-2007 2007-2008
Ziekte 2,1% 2,2% 2,3%
Bedrijfsvoering 2,3% 2,3%* 2,3%
- Organisatie 1,3% 1,3% 1,3%
- Verlof 0,5% 0,5% 0,6%
- Scholing 0,5% 0,4% 0,4%
Vacature 0,0% 0,0% 0,0%
Overig 0,4% 0,3% 0,3%
Onbekend 1,8% 2,0% 0,8%
Totaal 6,7% 6,8% 5,7%
* Som onderdelen is 2,2 procent als afgeronde subtotalen worden gebruikt, maar in
werkelijkheid 2,3 procent.
14
De belangrijkste redenen om lessen uit te laten vallen, zijn ziekte en organisa-
torische factoren. Er vallen vrijwel evenveel lessen uit als gevolg van ziekte als
dat er uitvallen om bedrijfsvoeringgerelateerde zaken (waaronder organisa-
torische factoren). Dit beeld komt overeen met de eerdere metingen.
Tabel 3.3 laat de lesuitval en vervanging zien uitgesplitst naar leerjaar. Het
percentage lesuitval varieert van 5,1procent - 5,9 procent. Het percentage
vervanging neemt af naarmate het leerjaar oploopt.
Tabel 3.3 Lesuitval en vervanging naar leerjaar
Leer- Percentage uitgevallen lessen Percentage vervangen lessen
jaar
2005-2006 2006-2007 2007-2008 2005-2006 2006-2007 2007-2008
1 6,2% 5,8% 5,4% 1,7% 2,1% 2,3%
2 6,4% 6,5% 5,8% 1,7% 2,1% 2,2%
3 7,1% 7,0% 5,9% 0,9% 1,3% 1,7%
4 6,9% 7,5% 5,6% 0,7% 1,2% 1,3%
5 6,9% 7,6% 5,6% 0,6% 1,3% 1,0%
6 7,1% 7,7% 5,1% 0,5% 1,1% 1,0%
Totaal 6,7% 6,8% 5,7% 1,2% 1,6% 1,8%
Naast de verschillen tussen de leerjaren, hebben we ook een uitsplitsing
gemaakt van lesuitval naar de verschillende onderwijstypen (zie tabel 3.4). De
brugklas laat de kleinste daling zien wat betreft het percentage uitgevallen
lessen. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de brugklas in 2006-2007
van alle onderwijstypen al verreweg het laagste percentage uitgevallen lessen
had en de uitgangspositie dus beter was. Het vwo is in het schooljaar 2007-
2008 het onderwijstype met het laagste percentage lesuitval. In het vmbo zijn
net als in de voorgaande schooljaren de meeste lessen uitgevallen.
Tabel 3.4 Lesuitval naar onderwijstype*
Onderwijstype Percentage uitgevallen lessen
2005-2006 2006-2007 2007-2008
Vwo 6,3% 6,8% 5,2%
Havo 6,7% 7,0% 5,4%
Vmbo* 7,3% 7,3% 6,1%
Brugklas 6,0% 5,8% 5,5%
Overig/onbekend** 10,4% 7,1% 4,4%
Totaal 6,7% 6,8% 5,7%
* Inclusief het lwoo en vmbo-t.
** Dit betreft het type onderwijs van de uitgevallen les, dus niet het schooltype van de school.
Het percentage uitgevallen lessen verschilt sterk per school. De spreiding van
dit percentage is in tabel 3.5 weergegeven. In deze tabel beperken we ons tot
de echte lesuitval. Vorig schooljaar is er op ongeveer een kwart van de
scholen relatief weinig uitgevallen. Onder relatief weinig wordt hier minder dan
15
vijf procent lesuitval verstaan. In het schooljaar 2007-2008 ligt dit percentage
met 35 procent hoger. Het percentage scholen dat meer dan negen procent
lesuitval kent, is dit jaar flink gedaald ten opzichte van de twee voorgaande
jaren en ligt nu op negen procent.
Tabel 3.5 Spreiding lesuitval
Percentage scholen
2005-2006 2006-2007 2007-2008
Minder dan 3% lesuitval 6,8% 9,4% 12,3%
3% - 4% lesuitval 10,2% 5,0% 14,0%
4% - 5% lesuitval 5,7% 11,5% 8,8%
5% - 6% lesuitval 12,5% 9,4% 17,5%
6% - 7% lesuitval 14,8% 18,7% 17,5%
7% - 8% lesuitval 23,9% 15,8% 8,8%
8% - 9% lesuitval 6,8% 12,9% 12,3%
Meer dan 9% lesuitval 19,3% 17,3% 8,8%
Totaal 100% 100% 100%
16
4 GEREALISEERDE ONDERWIJSTIJD
Door de cijfers over ingeroosterde onderwijstijd en de lesuitval te combineren,
is vastgesteld welk percentage van de norm wordt gerealiseerd. Hoe ernstig
lesuitval is, hangt onder andere af van de ingeroosterde onderwijstijd. Als er
veel lesuren worden ingeroosterd, is een hoog percentage lesuitval minder
ernstig dan bij een lage ingeroosterde onderwijstijd. Omgekeerd kan een laag
percentage lesuitval bij een school die weinig uren inroostert juist wel ernstig
zijn. Voor een goed inzicht in de materie is het dus van belang om te bepalen
hoeveel uur leerlingen daadwerkelijk les krijgen, de gerealiseerde onderwijs-
tijd. Dit is de ingeroosterde onderwijstijd minus de lesuitval. Het betreft hier de
echte lesuitval, vervanging wordt namelijk tot de onderwijstijd gerekend.
In tabel 4.1 wordt de gerealiseerde onderwijstijd per combinatie van leerjaar
en onderwijstype gepresenteerd. Tabel 4.2 laat de gerealiseerde onderwijstijd
zien als percentage van de norm.
Tabel 4.1 Gerealiseerde onderwijstijd
Leerjaar Onderwijstype Norm Gerealiseerde onderwijstijd
2006-2007 2007-2008
1 Brugklas 1040 875 908
Vmbo 1040 874 910
Havo 1040 875 894
Vwo 1040 877 904
2 Brugklas 1040 885 898
Vmbo 1040 876 918
Havo 1040 872 911
Vwo 1040 889 928
3 Brugklas* 1040 871 997
Vmbo 1000 869 899
Havo 1040 858 888
Vwo 1040 871 900
4 Vmbo 700 696 712
Havo 1000 888 958
Vwo 1000 886 976
5 Havo 700 677 713
Vwo 1000 933 971
6 Vwo 700 706 736
* Deze combinatie komt relatief weinig voor in de steekproef.
In vergelijking met het schooljaar 2006-2007 wordt er in het schooljaar 2007-
2008 voor alle combinaties van leerjaar en onderwijstype gemiddeld een hoger
percentage van de norm gerealiseerd.
17
Tabel 4.2 Percentage van de norm gerealiseerd
Leerjaar Onderwijstype Gerealiseerde onderwijstijd
2006-2007 2007-2008*
1 Brugklas 84,2% 87,7%
Vmbo 84,0% 87,8%
Havo 84,1% 86,7%
Vwo 84,3% 87,5%
2 Brugklas 85,1% 86,9%
Vmbo 84,2% 88,7%
Havo 83,8% 88,1%
Vwo 85,5% 89,7%
3 Brugklas 83,8% 95,9%
Vmbo 86,9% 90,3%
Havo 82,5% 85,9%
Vwo 83,8% 87,0%
4 Vmbo 99,5% 102,2%
Havo 88,8% 96,4%
Vwo 88,6% 98,2%
5 Havo 96,7% 102,6%
Vwo 93,3% 97,7%
6 Vwo 100,9% 105,9%
* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding.
Alleen voor de examenklassen geldt dat er aan de norm wordt voldaan. In het
schooljaar 2007-2008 geldt dit voor alle examenklassen maar in 2006-2007
gold dit alleen voor 6 vwo. Tabel 4.3 illustreert het verschil tussen de examen-
klassen en de overige klassen op een meer geaggregeerd niveau.
Tabel 4.3 Gerealiseerde onderwijstijd
Gerealiseerde onderwijstijd
2006-2007 2007-2008
Gerealiseerd Percentage Gerealiseerd Percentage Percentage
(voor (na correctie)*
correctie)*
Onderbouw 874 84,1 907 87,2 87,7
Bovenbouw 890 89,0 945 94,5 95,0
Examenjaar 694 99,2 719 102,7 103,4
* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding.
In Tabel 4.4 zijn de ingeroosterde onderwijstijd, lesuitval en gerealiseerde
onderwijstijd naast elkaar gezet. De tabel bevat ook de normen voor de
onderwijstijd.
18
Tabel 4.4 Ingeroosterde en gerealiseerde onderwijstijd 2007-2008
Leerjaar Onderwijstype Norm Ingeroosterd* Lesuitval Gerealiseerd*
1 Brugklas 1040 92,8% 5,5% 87,7%
Vmbo 1040 93,4% 6,0% 87,8%
Havo 1040 91,2% 5,0% 86,7%
Vwo 1040 92,5% 5,4% 87,5%
2 Brugklas 1040 92,2% 5,8% 86,9%
Vmbo 1040 94,4% 6,1% 88,7%
Havo 1040 93,2% 5,4% 88,1%
Vwo 1040 94,8% 5,4% 89,7%
3 Brugklas 1040 100,6% 4,7% 95,9%
Vmbo 1000 95,9% 5,9% 90,3%
Havo 1040 91,2% 5,9% 85,9%
Vwo 1040 92,3% 5,8% 87,0%
4 Vmbo 700 108,7% 6,1% 102,2%
Havo 1000 102,1% 5,6% 96,4%
Vwo 1000 103,7% 5,4% 98,2%
5 Havo 700 108,8% 5,7% 102,6%
Vwo 1000 103,6% 5,7% 97,7%
6 Vwo 700 111,9% 5,4% 105,9%
* Gecorrigeerd voor vakantiespreiding.
19
20
5 TELEFONISCHE INTERVIEWS
5.1 Inleiding
In de maand oktober van 2008 hebben we twintig interviews gehouden met
directieleden en roostermakers van verschillende scholen. We hebben uit elke
vakantieregio een aantal scholen geïnterviewd. De soorten onderwijs die op
de scholen worden aangeboden, verschillen per school: we hebben vier
zelfstandige vmbo-scholen geïnterviewd, twee scholen hebben alleen een
havo- en vwo-afdeling, twee zijn categorale gymnasia en de overige scholen
zijn brede scholengemeenschappen.
In de maand september hebben we de scholen benaderd met de vraag of ze
medewerking wilden verlenen aan een telefonisch interview. De bereidheid op
de scholen was zeer hoog. Het onderwerp is zeer actueel en veel scholen zijn
er momenteel mee bezig in hun beleid.
In deze interviews zijn de onderwerpen onderwijstijd en lesuitval uitgebreid
aan de orde gekomen. Voor we de interviews hebben afgenomen, hebben we
een lijst opgesteld met de verschillende onderwerpen die we tijdens de inter-
views wilden bespreken. Deze itemlijst hebben we ter voorbereiding naar de
respondenten opgestuurd. De itemlijst is als bijlage bij dit rapport gevoegd (zie
bijlage 3).
In dit hoofdstuk bespreken we eerst de onderwijstijd. In deze paragraaf wordt
een beeld geschetst van de manier waarop scholen met onderwijstijd omgaan.
Ook bespreken we de verschillende maatregelen die de scholen hebben
getroffen sinds 2006 om de onderwijstijd te verhogen. Daarnaast komen de
opvattingen over de aangepaste norm en de strengere handhaving daarvan
aan bod. In paragraaf 5.3 staat het onderwerp lesuitval centraal. In deze
paragraaf komt het beleid om lesuitval te vermijden aan bod. Dit beleid betreft
vooral vervanging van uitgevallen lessen en het vermijden van lesuitval om
organisatorische redenen. In paragraaf 5.4 komen de belangrijkste conclusies
van het kwalitatieve gedeelte aan bod.
5.2 Onderwijstijd
Op alle scholen die we hebben gesproken, is onderwijstijd een actueel
onderwerp. Door de strengere handhaving van de norm voor minimale
onderwijstijd zijn veel scholen bezig (geweest) met aanpassingen in hun
beleid. In de eerste subparagraaf bespreken we hoe de scholen een planning
voor het schooljaar maken. Vervolgens gaan we in op de registratie en de
verantwoording naar de ouders. Daarna bespreken we de verschillende
maatregelen die scholen treffen om meer onderwijstijd in te roosteren. Ten
slotte zeggen we iets over de verschillende opvattingen over de aanpassingen
21
in de voorschriften voor minimale onderwijstijd die tijdens de interviews naar
voren zijn gekomen.
Planning
De meeste scholen hebben in de interviews aangegeven dat ze bij het
plannen van het schooljaar gewoon alle lessen inroosteren zonder rekening te
houden met voorziene en onvoorziene lesuitval. Meestal gaan ze uit van een
format voor een jaarrooster en van 32 lessen van 50 minuten per week. Op
deze scholen wordt vaak niet voldoende onderwijstijd gerealiseerd.
In voorgaande jaren was men vaak minder bewust van het aantal uur dat werd
ingeroosterd, nu wordt er steeds meer gecontroleerd of er voldoende wordt
ingeroosterd.
Op sommige scholen wordt er gedetailleerder ingepland. Daar wordt alles wat
van tevoren bekend is, dus de voorziene lesuitval, nauwkeurig in de planning
opgenomen. Ook de extra uren die boven op het reguliere rooster komen
(bijvoorbeeld stages), worden in de planning gezet. Zo ontstaat er een
nauwkeurig geplande situatie per leerjaar.
Slechts een aantal scholen houdt bij de planning al rekening met onvoorziene
lesuitval door bijvoorbeeld ziekte. Er worden extra uren ingeroosterd zodat ze
een marge hebben voor onvoorziene uitval. Scholen die hier rekening mee
houden, gaan uit van ongeveer vier procent lesuitval.
Aanpassingen in het rooster
De meeste scholen maken gebruik van één basisrooster dat in de loop van het
jaar een aantal keren wordt aangepast. Meestal wordt het rooster dan
aangepast aan de huidige situatie als gevolg van vacatures en langdurig
zieken.
Soms maken scholen gebruik van verschillende roosters omdat ze met
perioden werken. Een aantal vakken (vooral `éénuursvakken') wordt
bijvoorbeeld maar één semester gegeven en maakt in het volgende semester
plaats voor een ander vak. Ook werken scholen soms met perioden omdat ze
met projectonderwijs werken.
Vakantiespreiding
Bijna geen enkele school houdt rekening met de lengte van het schooljaar als
gevolg van de vakantiespreiding. De meeste scholen vinden dit onzin,
onmogelijk of te onpraktisch.
Voor sommige scholen zorgt het zelfs voor problemen. Ze noemen de lengte
van het schooljaar als belangrijkste oorzaak voor het niet halen van de norm.
Slechts een enkele school geeft aan dat ze vasthouden aan de vuistregel van
de Inspectie dat voor een kort schooljaar één week minder lessen mag worden
geteld. De overige scholen lijken niet op de hoogte te zijn van deze ruimere
mogelijkheid om aan de norm te voldoen in een kort schooljaar.
Een aantal scholen geeft aan dat het goed zou zijn om te denken vanuit een
gemiddelde van bijvoorbeeld 1 oktober tot 1 oktober.
Slechts twee scholen geven aan dat ze bij de planning van het schooljaar
22
kijken naar het aantal weken en dan kijken hoeveel uur er per week nodig is
om aan de norm te voldoen. Eén van deze scholen lost het probleem op door
te variëren met extra activiteiten, zoals buitenlandse reizen en
maatschappelijke stages. Omdat deze activiteiten veel onderwijstijd opleveren,
worden deze vooral ingezet in een kort schooljaar. Ook plant een school in
een lang schooljaar meer cursussen en scholing in voor docenten, omdat daar
in een kort schooljaar minder tijd voor is.
Registratie
Alle twintig scholen die we hebben geïnterviewd, registeren de onderwijstijd
met behulp van een roosterprogramma. In de onderbouw is dit in de meeste
gevallen op klasniveau. In enkele gevallen wordt er een registratie gemaakt
per combinatie van leerjaar en onderwijstype. Ook gebruiken scholen de
registratie van de roosters vaak om het aantal uur per docent te bepalen.
In de bovenbouw registreren steeds meer scholen de onderwijstijd op leerling-
niveau. Een aantal scholen geeft echter aan dat dit technisch gezien niet altijd
eenvoudig is en afhangt van de technische kennis van de roostermaker. Ook
is het registreren van uren op leerlingniveau nog niet altijd mogelijk in de
verschillende roosterprogramma's.
Het verschilt per school wat er met deze registratie gebeurt. Op de meeste
scholen wordt er pas aan het eind van het jaar naar gekeken.
Soms gebeurt er verder niks mee, soms wordt de planning die aan het begin
van het schooljaar wordt gemaakt, vergeleken met het overzicht van het aantal
gerealiseerde uren aan het eind van het schooljaar. Deze scholen gebruiken
dit overzicht vaak voor de Inspectie.
Sommige scholen maken echter wel al door het jaar heen gebruik van de
registratie van de uren. Ze maken een berekening per periode en bespreken
dit met de directie. Op enkele scholen wordt zelfs expliciet genoemd dat ze
deze registratie gebruiken om te kunnen inspringen op eventuele tekorten.
Deze gegevens worden gebruikt om te bepalen of er klassen risico lopen op
het halen van te weinig onderwijstijd.
Informatie voor ouders
Tijdens de interviews is besproken op welke manieren de scholen ouders
informeren over onderwijstijd en lesuitval. Wordt hierover iets genoemd in de
schoolgids of op de website? Worden ouders op de hoogte gebracht van de
maatregelen die zijn genomen of nog worden genomen?
Op de meeste scholen wordt er wel kort iets genoemd over onderwijstijd en
lesuitval in de schoolgids of op de website. Maar meestal is dit alleen de
lessentabel en een algemeen verhaal over lesuitval en dat ze streven zo dicht
mogelijk bij de norm te komen. Op sommige scholen komen deze
onderwerpen uitgebreider aan bod en staat er bijvoorbeeld op de website hoe
23
de school voldoende uren probeert te realiseren of wordt de visie van de
school over de urennorm beschreven. Op de meeste scholen wordt er verder
een aantal keren per jaar een nieuwsbrief onder ouders verspreid waarin
regelmatig iets over onderwijstijd te lezen is. Toen de norm voor minimale
onderwijstijd werd aangepast en scholen maatregelen gingen treffen, zijn
ouders op veel scholen via een brief op de hoogte gebracht.
Verder maken veel scholen regelmatig een verslag voor de ouderraad en de
medezeggenschapsraad waarin wordt besproken in hoeverre de school
voldoet aan de norm. Eén school heeft zelfs over de terugrapportage van het
onderzoek van Regioplan aan de ouders gecommuniceerd.
Een enkele respondent geeft aan dat er nu nog niks over onderwijstijd of
lesuitval op de website of in de schoolgids vermeld staat, maar dat het wel een
aandachtspunt wordt voor de school, omdat ouders klagen dat er veel lessen
uitvallen.
Maatregelen
Als gevolg van de strengere handhaving van de norm voor minimale onder-
wijstijd hebben veel scholen maatregelen getroffen. De maatregelen die
tijdens de interviews naar voren zijn gekomen, zijn onder te verdelen in een
aantal thema's. Ten eerste zijn er verschillende maatregelen getroffen die
gericht zijn op de ingeroosterde onderwijstijd. Deze maatregelen betreffen het
inkorten van het aantal lesvrije dagen rondom de randen van de vakantie en
het aanpassen van de lessentabel. Ten tweede zijn veel maatregelen
getroffen om lesuitval te voorkomen. Deze maatregelen zijn dus gericht op het
verhogen van de gerealiseerde onderwijstijd. De maatregelen die gericht zijn
op het inroosteren van meer onderwijstijd komen hieronder aan de orde. De
maatregelen die de gerealiseerde onderwijstijd betreffen, komen aan bod in de
paragraaf over lesuitval.
Randen rond de vakantie
Alle twintig scholen hebben maatregelen getroffen om het aantal lesvrije
dagen rondom de randen van de vakantie in te korten. In tegenstelling tot
eerdere jaren start voor de meeste scholen het lesjaar op maandag met een
introductie en het ophalen van het rooster en op dinsdag met de reguliere
lessen. Sommige scholen beginnen meteen op maandag met de lessen, een
enkele school begint echter pas op woensdag.
Vooral aan het eind van het schooljaar viel er voor de meeste scholen veel
winst te halen. De lessen gaan langer door en veel van de activiteiten die eerst
in de laatste weken werden georganiseerd, zijn afgeschaft of naar voren
gehaald. Op een aantal scholen heeft dit wel tot weerstand onder het
personeel geleid. De roostermakers, administratie en coördinatoren weten nu
vaak pas laat wie er blijven zitten en naar welk niveau de leerlingen gaan. Ze
hebben daardoor minder tijd voor de afronding van het schooljaar en
voorbereiding van het volgende jaar. Een school heeft dit opgelost door de
structuur te veranderen. Omdat er nu minder tijd is om te vergaderen aan het
eind van het jaar, hebben ze de vergaderingen waarin leerlingen worden
24
bevorderd of niet al na het derde kwartaal gepland. Dit is dan een `prognose
vergadering' zodat er in de laatste schoolweek minder tijd nodig is voor het
bespreken van de leerlingen.
Lessentabel
Slechts enkele scholen die we hebben gesproken, hebben ook daadwerkelijk
meer lessen in de lessentabel opgenomen om beter aan de norm te kunnen
voldoen. Scholen geven aan dat dit moeilijk is te realiseren met de bestaande
formatie en bekostiging. Extra lesuren vallen binnen takenpakket van
docenten, ze hebben dus minder tijd voor overige taken.
Op twee scholen krijgt de onderbouw een extra uur per week. Op een andere
school worden er juist voor de bovenbouw per vak meer lessen per week
ingeroosterd. Over het algemeen lijkt er echter niet echt een voorkeur te zijn
voor bepaalde leerjaren of onderwijstypen waar meer uur moet worden
ingeroosterd. Scholen nemen meer generieke maatregelen: alle klassen
krijgen een extra uur per week of de lestijden zijn aangepast en er wordt niet
meer gewerkt met een verkort rooster bij vergaderingen en activiteiten.
Naast bovengenoemde maatregelen en maatregelen gericht op lesuitval,
noemen enkele scholen tijdens de interviews nog dat de verdeling van het
onderwijs anders wordt verspreid over de leerjaren. Verschillende vormen van
onderwijs zijn naar voren gehaald. Excursies vinden bijvoorbeeld in andere
leerjaren plaats of bepaalde vakken worden niet pas in het examenjaar
afgesloten, maar al eerder.
Termijnmaatregelen
In april 2006 heeft de minister een brief naar de scholen gestuurd over de
aanpassingen in de norm. In september 2006 hebben scholen een brief
ontvangen over de sancties die worden opgelegd bij het niet naleven van de
norm. Naar aanleiding hiervan zijn veel scholen eens kritisch gaan kijken naar
de eigen situatie en hebben in kaart gebracht in hoeverre ze voldeden aan de
norm. Voor die tijd leefde het onderwerp veel minder op de scholen.
Sommige scholen hebben meteen bij aanvang van het schooljaar 2006-2007
maatregelen getroffen, andere scholen zijn pas na de brief die in september is
verstuurd gaan nadenken over maatregelen. Op dat moment was het voor de
meeste scholen te laat om nog veranderingen aan te brengen in het rooster,
omdat de lessen al waren begonnen. Deze scholen hebben vanaf het
schooljaar 2007-2008 maatregelen getroffen.
Scholen geven aan dat het veel tijd kost om veranderingen door te voeren. De
meeste scholen hebben daarom de afgelopen twee jaar gefaseerd maat-
regelen ingevoerd. Dit schooljaar (2008-2009) wordt er echter veel minder
aangepast. Ook zijn er geen of nauwelijks plannen om volgend jaar nog verder
aanpassingen te maken. Scholen geven aan dat ze al het mogelijke nu wel
hebben gedaan om zo veel mogelijk onderwijstijd te realiseren. Ze hebben de
grens bereikt, nog meer maatregelen zou de werkdruk te veel verhogen en
kwalitatief niet meer verantwoord zijn.
25
Op enkele scholen die we hebben gesproken, zijn de eerste twee jaar echter
geen of nauwelijks stappen ondernomen, terwijl deze scholen niet voor alle
klassen voldoende onderwijstijd realiseerden. Deze scholen hebben een
afwachtende houding en zolang ze niet door de Inspectie worden gecon-
troleerd, gebeurt er niks.
Ruimere omschrijving van onderwijstijd
Naast het aanpassen van de voorschriften voor de minimale onderwijstijd is er
een nieuwe, ruimere omschrijving van het begrip onderwijstijd gaan gelden.
Ook andere lesvormen dan de traditionele lesuren vallen nu onder onderwijs-
tijd, indien aan enkele randvoorwaarden wordt voldaan.
Uit de interviews blijkt dat het voor de scholen niet duidelijk is wat wel en wat
niet onder onderwijstijd valt. Veel scholen geven aan dat ze de definitie te
vaag vinden en er daardoor er een groot grijs gebied ontstaat.
Alle geïnterviewde scholen kennen vormen van onderwijs die onder deze
ruimere omschrijving van het begrip onderwijstijd vallen.
De manier waarop scholen invulling geven aan deze ruimere omschrijving
verschilt per school. Op veel scholen worden meer uren nu begeleid, zodat
deze uren mee mogen tellen als onderwijstijd. Ook kent een aantal scholen
mentoruren die niet verplicht zijn, maar wel toegankelijk voor alle leerlingen.
Deze uren vallen onder de veertig uur die scholen mogen rekenen voor
maatwerkactiviteiten en mogen meetellen als onderwijstijd.
Verder worden er op alle scholen (buitenschoolse) activiteiten georganiseerd
buiten het reguliere rooster om die nu ook mogen worden meegerekend als
onderwijstijd. Voorbeelden hiervan zijn sportdagen, excursies, buitenlandse
reizen en maatschappelijke stages. Andere activiteiten die tijdens de inter-
views naar voren zijn gekomen, zijn het ophalen van het rapport en proef-
werkweken. Hiervoor geldt dat ze gedeeltelijk onder de ruimere omschrijving
van onderwijstijd vallen.
Op enkele scholen worden er echter nog meer activiteiten meegeteld als
onderwijstijd, die niet aansluiten bij ons kader van onderwijstijd. Voorbeelden
hiervan zijn discoavonden en lunchpauzes.
Keuzewerktijd
Een vorm van onderwijs die onder de ruimere omschrijving van onderwijstijd
valt, is keuzewerktijd. Als deze uren onder begeleiding van een bekwaam
persoon vallen en er aanwezigheidscontrole is mogen scholen deze uren
meetellen. Bij keuzewerktijd geven leerlingen zelf hun prioriteiten aan:
leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben volgen een steunles en
leerlingen die zelfstandig zijn kunnen zelf aan het werk. Bijna alle scholen
werken met keuzewerktijd. Gemiddeld gaat het om twee tot vijf uur per week.
De meeste scholen werkten overigens al met keuzewerktijd voor de
aanpassingen in de norm werden gemaakt.
26
Teamteaching
Op enkele scholen wordt er ook gewerkt met teamteaching.
Een aantal leraren is verantwoordelijk voor een grote groep leerlingen en
kunnen elkaars lessen opvangen of interdisciplinaire projecten aanbieden.
Een school heeft zelfs een nieuw vak (Science) ingevoerd om met deze vorm
van onderwijs te werken. Hierdoor krijgen leerlingen nu twee lesuren extra.
Ook voor het werken met teamteaching geldt dat de motivatie vaak inhoudelijk
(flexibiliteit en effectiviteit van het onderwijs) is en niet vanwege de aanpas-
singen in de norm.
Een aantal scholen geeft echter ook aan dat werken met teamteaching niet
mogelijk is. Het inzetten voor opvang van bijvoorbeeld twee leraren voor een
groep van 75 leerlingen werkt niet bij hen op school.
Voor deze vorm van onderwijs zijn er bovendien grote ruimtes nodig en
daarover beschikken niet alle scholen.
Opvattingen over de nieuwe norm
De opvattingen van de respondenten over de aanpassingen en de handhaving
van de urennorm zijn tijdens de interviews naar voren gekomen. Iedereen is
het erover eens dat leerlingen voldoende onderwijs moeten krijgen. Dat er
ergens een grens moet worden getrokken en dat scholen zich moeten
verantwoorden, spreekt voor de meeste respondenten ook voor zich. Het
aanpassen van de norm is voor veel scholen een reden geweest om kritisch
naar de eigen situatie te kijken en te inventariseren hoe ze efficiënter met de
onderwijstijd om kunnen gaan.
Er zijn veel maatregelen getroffen om meer onderwijstijd te realiseren, maar
hier zit voor veel scholen wel een grens aan. Een norm van 1040 uur voor de
onderbouw vindt bijna elke school die we hebben gesproken te hoog. Zolang
ze hun beleid kunnen verantwoorden en rond 95 procent van de minimale
onderwijstijd realiseren, lijken de scholen zich geen zorgen te maken.
Op de manier waarop deze aanpassingen rondom onderwijstijd zijn ingevoerd,
hebben de scholen echter veel kritiek. Verder uiten scholen kritiek op de
toegenomen werkdruk voor het personeel en de kwaliteit van het onderwijs.
Deze punten van kritiek zullen we hieronder bespreken.
Procesgang
Er zijn een aantal punten van kritiek op de manier waarop dit proces is
ingevoerd. Scholen geven aan dat het proces te bureaucratisch is. Ze vinden
dat de motivatie om voldoende en goed onderwijs te bieden vanuit de school
zelf moet komen en zo min mogelijk van buiten moet worden gemotiveerd,
zoals met dreigende boetes.
Alle scholen die we hebben gesproken, begrijpen dat er enige controle is. Ze
vinden het terecht dat scholen waar het echt `de spuigaten uitloopt' maat-
regelen moeten treffen. Maar vrijwel iedereen is het erover eens dat er nu te
strak wordt gecontroleerd. Nu moeten alle scholen, niet alleen de `slechte'
27
scholen, aanpassingen maken in hun beleid. Scholen zien geen reden tot het
maken van aanpassingen als de resultaten al jarenlang goed zijn en de ouders
en leerlingen tevreden zijn.
Verder zijn een aantal scholen het oneens met het feit dat de Inspectie de
scholen willekeurig controleert. Een aantal scholen heeft een boete gekregen,
terwijl naast deze scholen nog zeer veel andere scholen niet aan de norm voor
minimale onderwijstijd voldoen. Ook noemt iemand dat het niet bij de
onderwijscultuur past dat deze scholen openbaar worden gemaakt.
Verder is in de interviews meerdere malen naar voren gekomen dat er op het
gebied van onderwijstijd jarenlang niks is gebeurd en dat er nu opeens in zeer
korte tijd allerlei veranderingen moeten worden doorgevoerd. Scholen geven
aan dat het ontwikkelen van nieuw schoolbeleid tijd kost. Daarnaast is er tijd
nodig voor het peilen van docenten en het creëren van draagvlak bij docenten.
Personeelsbeleid
Scholen geven aan dat het verzorgen van extra lessen of activiteiten om
daarmee meer onderwijstijd te realiseren voor meer werkdruk onder het
personeel zorgt. De leraren zijn `de dupe' geworden, omdat ze later op de dag
moeten vergaderen en vaker moeten invallen dan hiervoor gebruikelijk was.
Op veel scholen krijgt men klachten van leraren. Men geeft aan dat het
streven naar meer onderwijstijd zonder meer middelen (meer personeel)
haaks staat op een goed personeelsbeleid. Vaak kiezen scholen dan voor een
goed personeelsbeleid, omdat er anders meer leraren uitvallen door te hoge
werkdruk en stress. Zeker in het licht van het toekomstige lerarentekort vinden
veel scholen dit geen goede zaak.
Slechts een aantal scholen geeft aan dat er overleg heeft plaatsgevonden met
het personeel om het personeel meer bewust te maken van de onderwijstijd.
Eén school noemt expliciet dat de voorgenomen maatregelen eerst zijn
voorgelegd aan de docenten en besloot dat het niet door zou gaan als er
onvoldoende draagvlak zou zijn.
Kwaliteit
Een argument dat zeer vaak in de interviews is genoemd, is dat de scholen
kwaliteit belangrijker vinden dan kwantiteit. Het gaat om de effectiviteit van het
onderwijs en zolang de resultaten van de school goed zijn, is er volgens de
scholen geen probleem. Veel scholen vinden de norm niet flexibel genoeg en
betwijfelen of het bijdraagt aan een betere kwaliteit van het onderwijs.
Het grootste punt van kritiek is dat ze zien dat scholen creatief met de norm
omgaan en de uren op een loze manier invullen (de zogenaamde `ophok-
uren'). Veel scholen die deze uren in eerste instantie hadden ingevoerd, zijn
hier weer vanaf gestapt. Ze zijn het niet eens met deze invulling van de uren
en geven aan dat het gaat om de inhoud. Zolang de inhoud kwalitatief
verantwoord is, is meer onderwijstijd beter voor de leerlingen, anders niet.
Scholen geven dan dat het beter is om te kijken naar de verantwoording van
de scholen waarom ze bepaalde dingen doen en niet naar het aantal uur.
28
Naast bovenstaande punten van kritiek hebben veel scholen aangegeven dat
ze het beter vinden om naar de gemiddelde onderwijstijd over de hele loop-
baan van leerlingen te kijken. In sommige leerjaren blijkt dat het lastig is om
voldoende uren in de roosteren, maar in andere leerjaren juist weer niet. Door
naar een gemiddelde te kijken, geef je de scholen meer ruimte en flexibiliteit.
Scholen beseffen tegelijkertijd wel dat dit moeilijk is te realiseren. Ook noemt
een school als punt van kritiek dat men nu kijkt naar de absolute minimum-
leerling. De respondent vindt het de verkeerde insteek om te kijken naar het
unieke kind in plaats van naar de modale leerling.
5.3 Lesuitval en vervanging
In deze paragraaf staat het onderdeel lesuitval centraal. We bespreken eerst
hoe de scholen hiermee omgaan en wat het beleid hiervoor is. Een belangrijk
onderdeel van het vermijden van lesuitval is vervanging. Lessen kunnen
uitvallen om onvoorziene redenen, zoals ziekte van docenten. Daarnaast
kunnen lessen ook om organisatorische redenen uitvallen zoals vergaderin-
gen, scholing, toetsweken, activiteiten en excursies. Dit is voorziene lesuitval.
De maatregelen die scholen hebben getroffen om dit te vermijden, komen
vervolgens aan bod.
Beleid
Lesuitval kan worden vermeden door activiteiten die lesuitval kunnen veroor-
zaken, zo veel mogelijk buiten lestijd te organiseren. Lessen kunnen echter
ook uitvallen om onvoorziene redenen, zoals ziekte.
Op alle scholen staat het vermijden van lesuitval hoog op de agenda. Scholen
treffen maatregelen om lesuitval te vermijden en zo meer onderwijstijd te
realiseren. We zien drie belangrijke maatregelen: vervanging, een actief
verzuimbeleid en het voorkomen van lesuitval om organisatorische redenen.
Deze maatregelen zullen we hieronder één voor één bespreken.
Vervanging
Scholen lijken steeds meer lessen te vervangen. Dit is ook terug te zien in de
cijfers. Veel maatregelen die scholen treffen zijn gericht op het inzetten van
invallers als er uren uitvallen. We zien twee veel gebruikte vormen van
vervanging: het inroosteren van docenten voor stand-byuren en het werken
met onderwijsassistenten.
Bijna alle scholen die we hebben gesproken, maken gebruik van stand-byuren
voor docenten. Docenten worden op vaste uren ingeroosterd om in te vallen.
Het aantal uur dat docenten worden ingeroosterd, verschilt per school, het
varieert van tien uur per jaar tot twee uur per week. De scholen hebben in het
taakbeleid ruimte gemaakt voor deze uren. Vaak worden docenten betaald als
ze meer uren moeten invallen dan waarvoor ze ingeroosterd staan. Eén
29
school geeft aan dat ze het aantal uur weer hebben teruggedraaid, omdat het
te belastend was voor de leraren.
Op één school wordt er voorrang gegeven aan docenten die de betreffende
klas kennen. Geen enkele school houdt rekening met het vak dat uitvalt en het
vak dat de vervangende docent geeft, dat is moeilijk te realiseren. Wel werkt
een aantal scholen met kernteams en valt een leraar in voor een andere leraar
uit zijn team. Vaak wordt er alleen gekeken naar een eerlijke verdeling, door
het gebruik van een roosterprogramma is dit mogelijk.
Een andere maatregel die veel scholen hebben getroffen als gevolg van de
aanpassingen in de norm is het in dienst nemen van onderwijsassistenten.
Veel scholen hebben een aantal vaste onderwijsassistenten die worden
ingezet voor vervanging. Ook worden deze assistenten ingezet voor het
surveilleren in bijvoorbeeld de mediatheek. Eén school is echter alweer van
deze verandering afgestapt. Zij geven aan dat je niet van een onderwijs-
assistent kunt verwachten dat deze zelfstandig lessen kan vervangen.
Op de meeste scholen wordt vervanging alleen ingezet in de onderbouw en
gaan bovenbouwleerlingen zelfstandig aan het werk. Vaak werken ze in de
mediatheek onder begeleiding van een onderwijsassistent. De manier waarop
deze uren worden ingevuld voor de onderbouw verschilt per school. Als van
tevoren bekend is dat een docent er niet is wordt er vaak een lespakket
gemaakt of maken ze gebruik van een les uit de lessenbank. Een enkele
school heeft standaardlessen ontwikkeld voor vakken waar veel leerlingen
moeite mee hebben, bijvoorbeeld spelling. Elke leraar of assistent kan deze
lessen geven. Als docenten ziek zijn, gaan de leerlingen meestal zelfstandig
aan het werk of werken ze met studiewijzers of een elektronische
leeromgeving.
Naast het bovenstaande zijn er tijdens de interviews nog een aantal andere
vormen van vervanging ter sprake gekomen. Een school noemt dat als
klassen op excursie zijn, leraren die dan beschikbaar zijn worden ingezet voor
vervanging. Ook zet een school leraren uit de examenklassen na de examens
elders in. Op een school wordt er heel streng op gelet dat docenten die naar
een cursus of iets dergelijks gaan zelf proberen een oplossing voor de uitval te
vinden. De oplossing kan zijn dat iemand binnen de sectie invalt of dat de klas
op een ander tijdstip les krijgt. Op één school worden gepensioneerde leraren
benaderd en ingezet voor inval.
Keuzes
Als een docent het eerste of het laatste lesuur afwezig is krijgen de leerlingen
op de meeste scholen vrij. In de voorgaande jaren zagen we dat er daarnaast
vaak werd geschoven in het rooster zodat het eerste of laatste uur uit kon
vallen. Nu worden tussenuren steeds meer opgevangen zoals hierboven
beschreven is. Scholen geven aan dat het niet altijd lukt om een uur te
vervangen. Meestal gaan de leerlingen zelfstandig aan het werk als er geen
vervanging is te vinden. Een paar scholen geven echter aan dat zelfstandig
werken niet voor alle leerlingen van hun school een mogelijkheid is. Het gaat
30
dan vooral om vmbo-leerlingen of leerlingen uit de laagste leerjaren. Op één
school worden de leerlingen dan verdeeld over andere klassen. Op een
andere school houdt de directie de klas in de gaten als vervanging niet
mogelijk is. Ze werken dan met een beloningssysteem: als de klas zich goed
gedraagt, mogen ze een andere keer dat een uur uitvalt naar huis. Als ze zich
niet gedragen komt de directie erbij zitten.
Bij het vervangen van uren gaat op de meeste scholen de onderbouw voor, in
een enkel geval de examenklassen. Als we kijken naar de verschillende
onderwijstypen zien we dat vmbo-klassen vaker worden vervangen. Havo- of
vwo-leerlingen gaan vaker zelfstandig aan het werk. Vmbo klassen hebben
ook bijna nooit tussenuren in hun rooster staan. Verder wordt er vaak op gelet
dat niet steeds dezelfde klassen uitvallen. Bij keuze tussen verschillende
vakken geven twee scholen aan dat de examenvakken dan voorgaan.
Verzuimbeleid
Het verzuimbeleid is op steeds meer scholen een belangrijk speerpunt. Er is
meer zorg en aandacht voor en er wordt strenger gecontroleerd. Door het
gebruik van roosterprogramma's kan er makkelijker worden gekeken wie vaak
ziek is en meer zorg en aandacht nodig heeft. Een school probeert het
ziekteverzuim te minimaliseren door verzuimgesprekken en functionerings-
gesprekken te houden. Op die manier proberen ze de werkdruk van leraren
indien mogelijk te verminderen. Op een andere school moeten leraren zich bij
ziekte nu eerder ziekmelden, zodat er eventueel nog een vervanger kan
worden gevonden.
Naast de dagelijkse lesuitval door ziekte kunnen scholen ook te maken krijgen
met langdurig zieken of vacatures. Scholen gaan hier steeds sneller mee aan
de slag om een oplossing te vinden. Voor veel scholen is het echter een groot
probleem om een structurele oplossing te vinden. Vooral scholen uit het
westen van het land geven aan dit zeer lastig is. Scholen proberen dit
probleem op te lossen door invallen en overwerken van docenten, maar men
geeft aan dat hier ook een grens aan zit. Vaak vallen deze lessen dan voor
een langere periode uit. Enkele scholen lossen het probleem tijdelijk op door
`verdund' in te roosteren, zodat het uitvallen van lessen over verschillende
klassen wordt verdeeld. Op een andere school krijgen klassen tijdelijk een
ander vak om zo weinig mogelijk uitval te hebben.
Lesuitval om organisatorische redenen
Naast lessen die uitvallen door ziekte van docenten, kunnen lessen ook
uitvallen om organisatorische redenen. De meest voorkomende redenen die
tijdens de interviews aan bod zijn gekomen, zijn vergaderingen, scholing,
proefwerkweken, activiteiten en excursies. Alle scholen hebben maatregelen
getroffen op dit gebied en proberen dit alles zo veel mogelijk na de lestijd te
organiseren. In deze subparagraaf bespreken we hoe scholen dit organiseren.
Vergaderingen
31
Veel scholen maken gebruik van een vaste vergadermiddag. In voorgaande
jaren werden de vergaderingen vaak gepland na een verkort rooster, maar nu
gaan steeds meer scholen later op de dag vergaderen. Ook heeft een aantal
scholen het aantal vergadermomenten omlaaggebracht of zijn de vergader-
uren ingekort. Geen enkele school vergadert nog structureel onder lestijd.
Vorig jaar zagen we dat het treffen van maatregelen omtrent vergaderingen
voor veel weerstand zorgde onder het personeel. Dit horen we nu veel minder
en lijkt te zijn geaccepteerd.
Vorig jaar hadden scholen niet of nauwelijks maatregelen getroffen omtrent
rapportvergaderingen. Dat zien we nu wel bij veel scholen. De vergaderingen
zijn vaker na de lessen en duren minder lang. Verder gebruiken scholen deze
tijd nu efficiënter door bijvoorbeeld de herkansingen tijdens de rapport-
vergaderingen te plannen.
Scholing
Een onderwerp dat zeer vaak naar voren is gekomen tijdens de interviews is
scholing. Bijna alle scholen hebben maatregelen getroffen omtrent studie-
dagen en scholing voor docenten. Het aantal dagen voor scholing is zeer
beperkt. Ook proberen veel scholen de scholing buiten de lestijden om te
organiseren, maar dat is lastig, omdat het aanbod vaak alleen overdag is.
Veel scholen zijn het echter niet eens met het verminderen van de scholing, ze
vinden het belangrijk dat docenten zich ontwikkelen. Ook vinden veel scholen
het belangrijk om iets terug te doen voor het personeel. Een school geeft aan
dat ze leraren die met pensioen zijn willen inzetten voor het opvangen van
docenten, zodat zij naar een cursus kunnen. Op een school hangt het aantal
studiedagen af van de lengte van het schooljaar. In een langer schooljaar is er
nog wel ruimte voor deze studiedagen, in een kort schooljaar niet.
Op weer een andere school gaan alle leerlingen op dezelfde dag naar een
stage. Die dag hebben de leraren tijd voor iets anders en wordt er een
studiedag georganiseerd.
Proefwerkweken
Veel scholen werken met verschillende proefwerkweken per jaar. Op dit
gebied hebben bijna alle scholen die we hebben gesproken maatregelen
getroffen. Ze hebben het aantal proefwerkweken teruggebracht of de lengte
ervan ingekort door meer proefwerken op een dag te geven. Op een aantal
scholen wordt er tijdens de proefwerkweken gewoon lesgegeven of hebben ze
een aantal uur ingeroosterd waar leerlingen vragen kunnen stellen.
Ook heeft een school het aantal toezichthouders bij de proefwerken
verminderd, zodat er geen lessen uitvallen. Eén school heeft zelfs alle
proefwerkweken gedurende het schooljaar afgeschaft. Dit is alleen voor de
onderwijstijd gedaan, zodat ze extra lessen kunnen geven.
32
Activiteiten en excursies
Activiteiten en excursies mogen meetellen als onderwijstijd. Doordat er leraren
meegaan op excursies en met activiteiten kunnen er echter voor andere
klassen lessen uitvallen. Veel scholen gaan bewuster om met deze activiteiten
en zijn dit anders gaan plannen. Een voorbeeld hiervan is het concentreren
van de activiteiten voor alle klassen in dezelfde periode. Op die manier vallen
er geen uren uit voor andere klassen. Een aantal scholen geeft wel aan dat
het heel ingewikkeld is om dit te realiseren en niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld
bij buitenlandse uitwisselingen.
Verder plannen veel scholen minder activiteiten in gedurende het schooljaar of
worden de activiteiten later op de dag georganiseerd.
5.4 Conclusie
Net als vorig jaar kunnen we concluderen dat het onderwerp onderwijstijd voor
alle scholen die we hebben gesproken een belangrijk thema is en er veel
maatregelen zijn getroffen om meer onderwijstijd te kunnen verzorgen. Veel
maatregelen zijn gericht op de gerealiseerde onderwijstijd. Het betreft het
veranderen van het beleid omtrent organisatorische redenen die lesuitval
kunnen veroorzaken. Verder hebben scholen maatregelen getroffen die zijn
gericht op de ingeroosterde onderwijstijd door de randen rondom de zomer-
vakantie in te korten en wordt gebruikgemaakt van de ruimere omschrijving
van het begrip onderwijstijd. Slechts in een aantal gevallen worden er ook
daadwerkelijk meer lessen in de lessentabel opgenomen of zijn de lestijden
aangepast.
Een belangrijke conclusie die we kunnen trekken is dat scholen aangeven dat
ze naar hun mening de afgelopen twee jaar al het mogelijke hebben gedaan
om meer onderwijstijd te realiseren en voor de meeste scholen de grens nu is
bereikt. Scholen geven aan dat de invulling van de onderwijstijd kwalitatief
verantwoord moet zijn en verdere maatregelen om aan de norm te voldoen de
kwaliteit van het onderwijs niet ten goede zou komen. Daarnaast zorgt het
voor steeds meer werkdruk onder het personeel. Bovendien zijn veel respon-
denten het niet eens met de strenge handhaving van de norm. We zien dat,
ondanks de vele maatregelen die zijn getroffen, veel scholen de norm van
1040 uur in de onderbouw nog niet halen.
---
34
BIJLAGEN
35
36
BIJLAGE 1
Methodologische verantwoording
Om de ingeroosterde onderwijstijd te berekenen, is gebruikgemaakt van de
roosterbestanden van de deelnemende scholen. Elke roostermaker maakt op
zijn eigen manier gebruik van een roosterprogramma. Dit heeft tot gevolg dat
per school zo goed mogelijk dient te worden nagegaan hoe de gegevens
moeten worden geïnterpreteerd. Omdat de scholen verschillende coderingen
gebruiken in de roosterprogramma's, zijn niet alle codes altijd even makkelijk
te interpreteren. We hebben de roostermakers daarom een vragenlijstje
gestuurd met vragen over het gebruik van verschillende klascodes en vak-
codes. In deze vragenlijst werden ook wat algemene vragen gesteld, zoals de
vraag of er nog onderwijsactiviteiten buiten het rooster om plaatsvinden, hoe
vervanging is gecodeerd en hoeveel dagen er verloren gaan aan het begin en
het einde van het schooljaar. Niet alle roostermakers hebben deze vragen
beantwoord, maar voor zover dit wel is gebeurd, heeft het meer zicht gegeven
op de interpretatie van de gegevens.
De scholen voor praktijkonderwijs zijn, net zoals bij de vorige metingen, om
verschillende redenen bij dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Allereerst
hebben deze scholen een afwijkende vorm van lesgeven, omdat de leerling-
populatie anders van samenstelling is. Daarnaast werkt er een andere type
leraren (minder vakleraren en vooral algemene leraren). Bovendien vallen er
vrijwel nooit lessen uit, omdat de school voor dit type leerling altijd opvang wil
verzorgen. De laatste reden om ze buiten beschouwing te laten, is dat de
regels omtrent de onderwijstijd die voor `gewone' vo-scholen gelden, niet
gelden voor scholen voor praktijkonderwijs. Zij hebben hun eigen regels,
aangezien in alle leerjaren duizend uur onderwijstijd moet worden verzorgd en
er andere regels worden gesteld aan de invulling van deze uren.
Hieronder gaan we verder in op de manier waarop we de gegevens hebben
geïnterpreteerd en berekend.
Interpretatie gegevens
Allereerst hebben we vastgesteld wat alle gebruikte klascodes in de rooster-
programma's betekenen. Niet alle klascodes zijn altijd makkelijk te inter-
preteren. Soms was een toelichting te vinden in de roosterbestanden zelf,
soms moesten we de betekenis opvragen bij de roostermaker. Een aantal
roostermakers maakt bijvoorbeeld gebruik van klascodes die fictieve klassen
aanduiden. Deze fictieve klassen zijn in het rooster gebruikt om zogenaamde
clustergroepen te kunnen inroosteren. Ook is vastgesteld of er in sommige
gevallen sprake was van het samenvoegen of opsplitsen van klassen. Deze
informatie hebben we niet altijd uit het roosterprogramma kunnen halen.
Andere afwijkende klascodes waren vaak bestemd voor keuzewerktijd. Voor
deze keuzewerktijd hebben we moeten bepalen voor welke klassen deze uren
37
golden.
De absentieredenen worden ook niet altijd even duidelijk geregistreerd door de
roostermakers. Voor het uitsplitsen van lesuitval naar verschillende redenen
zijn we volledig afhankelijk van wat de school registreert. Een groot deel van
de scholen hanteert een verfijndere indeling dan wij. Andere scholen regis-
treren alleen ziekte of overig en er zijn ook scholen die helemaal geen
redenen registreren.
Een laatste onduidelijkheid zijn we tegengekomen bij de interpretatie van
vakafkortingen. In de meeste gevallen zijn de vakafkortingen makkelijk te
interpreteren, omdat er gangbare codes zijn gebruikt, bijvoorbeeld `ne' voor
Nederlands en `gs' voor geschiedenis. In de meeste gevallen hebben we
duidelijkheid over de betekenis van de gebruikte afkorting gekregen.
Volledigheid gegevens
De roostergegevens waren niet van alle scholen even volledig. Scholen
waarbij een deel van het schooljaar uit de gegevens ontbrak, zijn niet in de
berekening van onderwijstijd meegenomen.
Klassen die erg weinig waren ingeroosterd, vormden een tweede probleem.
Stages in het vmbo vallen onder de onderwijstijd, maar staan vaak niet in het
roosterprogramma ingeroosterd. Klassen die aanzienlijk minder dagen waren
ingeroosterd dan andere klassen, zoals de leerwerktrajecten, zijn daarom voor
dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Ook examenklassen zijn soms voor uitzonderlijk weinig uren ingeroosterd. Re-
gelmatig is het voorgekomen dat de examenklassen vanaf januari niet meer in
het rooster stonden. Omdat het onaannemelijk is dat de examenklassen ook
daadwerkelijk geen onderwijs meer hebben gekregen, zijn de examenjaren
van een dergelijke school buiten beschouwing gelaten.
Enkele keren waren de examenklassen nog ingeroosterd, terwijl de examens
al begonnen waren. In dergelijke gevallen is de ingeroosterde tijd vanaf de
start van het examen (19 mei) buiten beschouwing gelaten.
Ook de wijze waarop proefwerkweken in het rooster terechtkomen, verschilt
per school. Veel scholen gebruiken hiervoor niet het roosterprogramma, maar
maken een apart rooster. Dit betekent dat er soms geen lessen staan in de
bestanden die wij hebben ontvangen, maar het kan ook betekenen dat het
normale rooster er nog in staat, terwijl de lessen niet worden gegeven.
Een laatste `onvolledigheid' wordt gevormd door het begin en het einde van
het schooljaar. Deze dagen staan soms nog wel in de lesroosters, maar
feitelijk worden er dan geen lessen gegeven. Een groot deel van de scholen
waarbij dit zich voordeed, heeft ons laten weten om hoeveel dagen het gaat.
Deze dagen hebben we vervolgens uit de lesroosters gehaald en dus
afgetrokken van de ingeroosterde onderwijstijd.
Naast bovenstaande onvolledigheden is het niet uit te sluiten dat zich andere
onvolledigheden hebben voorgedaan. Andere onderwijstijd, die niet in het
rooster staat en ook niet is gemeld door de roostermaker, is niet mee-
genomen.
38
Ook de uitvalgegevens zijn niet altijd even volledig. Voor wat betreft de
lesuitval is het mogelijk dat een docent zich gedurende de dag ziek meldt en
dit de roostermaker soms niet bereikt. We gaan er overigens van uit dat dit
maar in zeer geringe mate voorkomt. Ook vooruitgeplande uitval en structurele
vervanging is niet altijd zichtbaar, omdat die soms al is `weggeroosterd',
waardoor het niet meer zichtbaar is in het uitvalbestand. Het zogenaamde
`creatief roosteren', waarbij het uitgevallen uur kan worden omgeroosterd naar
een eerste of een laatste uur, is wel uit de roosterbestanden te halen.
Berekening
Nadat de gegevens uit het roosterprogramma zijn gehaald, zijn ze ingelezen
en bewerkt om ze geschikt te maken voor analyse. De berekening van de
onderwijstijd verloopt op een ander niveau dan de berekening van de lesuitval.
Voor de onderwijstijd is de totale ingeroosterde lestijd per klas over het hele
jaar bij elkaar opgeteld. Hierbij is ook rekening gehouden met de duur van de
lesuren, aangezien deze tussen scholen kan verschillen. Vervolgens is per
combinatie van onderwijstype en leerjaar de gemiddeld ingeroosterde
onderwijstijd binnen een school berekend. Als uit een vragenlijst bleek dat er
sprake was van onderwijstijd die niet werd ingeroosterd, telden we extra uren
bij de berekende onderwijstijd op. Voorbeelden hiervan zijn een sportdag,
stage en werkweek.
De lesuitval is berekend door het rooster en de vervangingen op het niveau
van de les te bewerken en aan elkaar te koppelen. Het totale aantal uitgeval-
len lessen is afgezet tegen het totale aantal ingeroosterde lessen.
Voor het berekenen van de daadwerkelijk gerealiseerde onderwijstijd zijn de
lesuitvalgegevens aan de gegevens van de ingeroosterde onderwijstijd
gekoppeld. Vervolgens was het mogelijk de lesuitval van de ingeroosterde
onderwijstijd af te trekken.
Omdat van sommige scholen alleen de onderwijstijd kon worden berekend en
van andere scholen alleen de lesuitval, is de gerealiseerde onderwijstijd niet
voor individuele scholen berekend. We hebben gerekend met de gemiddelde
cijfers per combinatie van onderwijstype en leerjaar. We hebben hiervoor
gekozen omdat op deze manier zo veel mogelijk scholen bij de berekening
werden betrokken.
39
40
BIJLAGE 2
Respons en responsanalyse
Het afgelopen jaar hebben we bij 162 scholen/vestigingen roostergegevens
opgevraagd. Deze scholen en vestigingen hebben in het schooljaar 2006-2007
ook deelgenomen aan het onderzoek en maken gebruik van de rooster-
programma's van Untis of Masterplan (voorheen Gepro).
Bij het verzamelen van de gegevens zijn er om uiteenlopende redenen
scholen afgevallen. 34 scholen hebben aangegeven dat ze dit keer niet meer
mee wilden werken. In tabel B2.1 zijn de verschillende redenen terug te
vinden. Van 15 scholen hebben we, ondanks meerdere herinneringen geen
gegevens ontvangen. Van 113 scholen/vestigingen hebben we gegevens
ontvangen.
Tabel B2.1 Deelname
Respons N
Gegevens opgevraagd 162
Totale uitval 49
Reden uitval:
Gegevens niet goed bijgehouden 7
Geen tijd 8
Gebruiken ander systeem 8
Geen toestemming directie 4
Onbekend 7
Gegevens niet ontvangen 15
Totaal 113
Zes scholen vielen af omdat de data niet compleet waren. Omdat we een
vergelijking wilden maken tussen de schooljaren 2006-2007 en 2007-2008,
hebben we alleen de scholen meegenomen waarvan we van beide jaren de
volledige gegevens hebben. 18 scholen/vestigingen hebben we daarom niet in
onze berekeningen meegenomen.
In totaal hebben we van 89 scholen en vestigingen de onderwijstijd berekend.
Deze scholen en vestigingen hadden betrekking tot 82 unieke brinnummers.
De 62 scholen en vestigingen waarover we de lesuitval konden berekenen,
hadden betrekking tot 57 unieke brinnummers.
Om vast te stellen in hoeverre de deelnemende scholen een representatieve
afspiegeling vormen van de populatie, is een responsanalyse uitgevoerd.
We hebben de respons op verschillende manieren bekeken.
In de volgende tabellen zijn de deelnemers afgezet tegen de gehele populatie.
Uit de tabellen komt naar voren dat de deelnemende scholen niet geheel
representatief waren voor de populatie. Er is in de steekproef sprake van een
oververtegenwoordiging van kleine gemeenten en ondervertegenwoordiging
van zelfstandige vmbo-scholen.
41
Tabel B2.2 Respons ten opzichte van de totale populatie naar regio
Populatie (N = 465) Respons (n = 82)
Noord 52 11,2% 5 6,1%
Oost 92 19,8% 14 17,1%
West 208 44,7% 40 48,8%
Zuid 113 24,3% 23 28,0%
Tabel B2.3 Respons ten opzichte van de totale populatie naar
gemeenteomvang
Populatie (N = 465) Respons (n = 82)
G4 76 16,3% 5 6,1%
G21 114 24,5% 6 7,3%
Overig 275 59,1% 71 86,6%
Tabel B2.4 Respons ten opzichte van de totale populatie naar urbanisatiegraad
Populatie (N = 465) Respons (n = 82)
Zeer sterk stedelijk 112 24,1% 11 13,4%
Sterk stedelijk 155 33,3% 30 36,6%
Matig stedelijk 118 25,4% 21 25,6%
Weinig stedelijk 57 12,3% 18 22,0%
Niet-stedelijk 23 4,9% 2 2,4%
Tabel B2.5 Respons ten opzichte van de totale populatie naar denominatie
Populatie (N = 465) Respons (n = 82)
Openbaar 128 27,5% 25 30,5%
Rooms-katholiek 118 25,4% 20 24,4%
Protestants-christelijk 88 18,9% 23 28,0%
Overig 131 28,2% 14 17,1%
Tabel B2.6 Respons ten opzichte van de totale populatie naar schooltype
Populatie (N = 465) Respons (n = 82)
Vmbo 73 15,7% 7 8,5%
Havo/vwo 74 15,9% 7 8,5%
Vmbo-tl/havo/vwo 91 19,6% 11 13,4%
Brede sgm 227 48,8% 57 69,5%
42
BIJLAGE 3
Itemlijst interviews
Onderwijstijd
· Wordt de wettelijk vereiste onderwijstijd volledig ingeroosterd voor alle
klassen? Wordt hierbij rekening gehouden met voorzienbare lesuitval? Hoe
worden de keuzes gemaakt bij het inroosteren van de lessen? Geeft u
bijvoorbeeld bij het inroosteren van uren prioriteit aan bepaalde leerjaren of
onderwijstypen?
· Is er iets over onderwijstijd vermeld in de schoolgids? Informeert u de
ouders (ook) via andere kanalen hierover?
· Verandert het basisrooster gedurende het schooljaar of blijft het hetzelfde?
Waarom wordt daarvoor gekozen?
· Registreert u hoeveel uren daadwerkelijk worden lesgegeven? Op welk
niveau is die registratie (klasniveau, leerlingniveau)? Hoe doet u dat?
Maatregelen om te voldoen aan de norm voor onderwijstijd
· Sinds 1 augustus 2006 zijn de voorschriften voor de minimale onderwijstijd
aangepast. Bovendien ziet de Inspectie strenger toe op het inroosteren en
realiseren van voldoende onderwijstijd. Heeft dit nog gevolgen voor uw
school gehad?
· Heeft uw school meteen na de aanpassing van de norm maatregelen
getroffen of treft u maatregelen op langere termijn? Of bent u misschien
halverwege het schooljaar alweer gestopt met deze maatregelen?
· Hebben deze maatregelen geholpen bij het inroosteren van meer
onderwijstijd?
· Welke maatregelen heeft u getroffen (bijvoorbeeld: afschaffen of inkorten
proefwerkweken/verminderen lesvrije dagen aan het begin of eind van het
schooljaar)?
· Ook andere lesvormen dan traditionele lesuren kunnen tegenwoordig
onder onderwijstijd vallen, indien aan enkele randvoorwaarden wordt
voldaan. Heeft dit nog gevolgen voor uw school gehad? Hanteert u nieuwe
of andere onderwijsvormen?
43
· Wordt er op uw school gebruikgemaakt van keuzewerktijd? Hoe is dat
georganiseerd? (Wie begeleiden de leerlingen is het voor alle leerlingen
verplicht?)
· Wordt er op uw school gebruikgemaakt van teamteaching? Hoe is dat
georganiseerd?
· De urennorm verschilt niet per schooljaar of vakantieregio, terwijl de lengte
van een schooljaar enigszins verschilt als gevolg van de
vakantiespreiding. Houdt u hier rekening mee bij het inplannen van het
onderwijs?
· Bent u van mening dat de wijze waarop u probeert te voldoen aan de 1040-
urennorm kwalitatief verantwoord is ten aanzien van zowel incidentele
uitval als ten aanzien van de extra maatregelen die zijn genomen om aan
de norm te voldoen?
Lesuitval
· Is er beleid ontwikkeld om lesuitval te vermijden of terug te dringen?
Vermeldt de schoolgids iets over uw beleid met betrekking tot lesuitval?
· Welke keuzes maakt u bij het laten uitvallen van lessen? Wordt er hierbij
voorkeur gegeven aan bepaalde vakken, bepaalde uren, bepaalde dagen,
bepaalde onderwijstypen of bepaalde klassen?
· Registreert u de lesuitval? Bent u in staat om aan het eind van het
schooljaar het feitelijk verzorgde aantal klokuren onderwijstijd vast te
stellen?
· In hoeverre wordt er op uw school gebruikgemaakt van vervanging bij
uitval? Is dit alleen voor bepaalde klassen of onderwijstypen?
· Als er geen vervangende docenten zijn, zijn er dan vervangende
activiteiten (begeleid huiswerk maken, aan opdrachten werken)? Verschilt
dit voor onderwijstype of leerjaar?
· Wordt bij het inroosteren van docenten ook rekening gehouden met het
invallen voor andere docenten?
44