Bevoegdheden en opperbevel bij regionale rampen duidelijk

Tijdens een ramp die meer dan één gemeente tegelijk treft, krijgt de voorzitter van de veiligheidsregio het opperbevel over de hulpverleningsdiensten en de bevoegdheid om knopen door te hakken in de regionale besluitvorming. De voorzitter van de veiligheidsregio is de burgemeester van de centrumgemeente in een regio, die ook de korpsbeheerder van de regiopolitie is. De commissaris van de Koningin kan tijdens zo'n ramp aanwijzingen geven aan de veiligheidsregio; niet in zijn of haar functie van provinciaal bestuurder, maar als vertegenwoordiger van het rijk onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de voorbereiding op rampen en crises kunnen de commissarissen van de Koningin namens de minister aanwijzingen geven aan de veiligheidsregio's als uit het toezicht door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid blijkt dat een regio onvoldoende is voorbereid op een ramp.

Dit schrijft minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) aan de Tweede Kamer in haar Nota naar aanleiding van het nader verslag en een bijbehorende Nota van wijziging op het wetsvoorstel Veiligheidsregio's.

Met haar voorstel komt Ter Horst tegemoet aan wensen vanuit de Tweede Kamer om de commissarissen van de Koningin een rol te laten houden in de rampenbestrijding. Door die rol aan de commissarissen te geven in hun functie als vertegenwoordiger van het rijk en niet als provinciebestuurder, ontstaat een directe lijn tussen het rijk en de veiligheidsregio's. Minister Ter Horst komt met haar voorstel na overleg met commissarissen van de Koningin, het Veiligheidsberaad (de voorzitters van de veiligheidsregio's) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Opkomsttijden brandweer

Minister Ter Horst wil de veiligheidsregio's de mogelijkheid geven om maatwerk te leveren bij het vaststellen van de opkomsttijden van de brandweer. Standaard moet de brandweer binnen een vast aantal minuten bij een brand of ander incident ter plaatse kunnen zijn. In veel gevallen is dat binnen acht minuten na uitrukken, maar dat verschilt per soort gebouw. Bij een brand in een ziekenhuis moet de brandweer er sneller zijn dan bij een brand in een opslagloods op een afgelegen bedrijventerrein waar de risico's kleiner zijn. Verder mag de brandweer er in bepaalde gebieden of omstandigheden langer over doen als daar goede argumenten voor zijn. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn in dunbevolkte gebieden waar de afstanden lang zijn en onevenredig hoge kosten voor de brandweer niet opwegen tegen de risico's. Het bestuur van de veiligheidsregio moet daarover beslissen. Ter Horst zal wel een limiet vaststellen: zelfs in uiterste gevallen zal de brandweer er altijd binnen 18 minuten moeten zijn.

Noot voor redacties (

RVD Mediafeed