Ateliernalatenschap Constant naar Stedelijk Museum Schiedam
22/07/2008 08:57
Stedelijk Museum Schiedam
Schiedam, 22 juli 2008
Stedelijk Museum Schiedam ontvangt ateliernalatenschap Constant in langdurig bruikleen
Het Stedelijk Museum Schiedam heeft een omvangrijk langdurig bruikleen ontvangen van 52 werken uit de nalatenschap van Constant (Amsterdam 1920 - 2005 Amsterdam). Het bruikleen omvat 17 schilderijen en 6 ruimtelijke constructies uit de jaren 1952 - 1958 en 25 schilderijen en 4 werken op papier vanaf 1971 tot en met 2005. Alle werken zijn afkomstig uit het Amsterdamse atelier waar Constant vanaf 1964 werkte en dat begin dit jaar met hulp van het Stedelijk Museum Schiedam is ontruimd. Het langdurig bruikleen is voor het eerst te zien op de tentoonstelling Constant. In het atelier van 14 december 2008 tot en met 22 maart 2009. Op de tentoonstelling wordt het boek, uitgegeven door BnM uitgevers in Nijmegen, gepresenteerd: Constant - De late periode. Tegen de stroom in naar essentie. Une peinture nouvelle van de kunsthistoricus Trudy Nieuwenhuys - van der Horst, Constants laatste echtgenote.
Constant Constant (A. Nieuwenhuys) is één van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Zijn oeuvre omspant een periode van meer dan vijfenzestig jaar en is veelzijdig in verschijningsvorm en samenhangend in artistieke en intellectuele zin. Zijn werk wordt internationaal zeer gewaardeerd en gezien als een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de naoorlogse beeldende kunst, architectuur en stedenbouw in Europa. Hij is met zijn schilderijen, werken op papier en ruimtelijk werk vertegenwoordigd in musea voor moderne kunst van over de hele wereld. In de Tate Modern in Londen, het Musée Nationale d'Art Moderne Centre Georges Pompidou in Parijs en de Neue Nationalgalerie in Berlijn is zijn werk regelmatig in de presentatie van de eigen collectie te zien.
In 1948 neemt Constant samen met Karel Appel en Corneille het voortouw tot de oprichting van de Experimentele Groep in Holland. Hij staat daarmee ook aan de wieg van de internationale CoBrA-beweging (1948-1951) waarin Nederlandse, Belgische en Deense 'experimentelen' samenwerken. Als een van de voornaamste theoretici van CoBrA, behoren zijn geëngageerde, door Marx geïnspireerde teksten inmiddels tot de klassieke kunsttheoretische geschriften uit deze periode. Als secretaris van de Experimentele Groep haalt Constant Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, eind 1948 over om het museum beschikbaar te stellen voor een grote internationale CoBrA-tentoonstelling, die in 1949 uiteindelijk veel stof deed opwaaien.
De werken uit het langdurig bruikleen Het bruikleen omvat 17 schilderijen en 6 ruimtelijke constructies uit de jaren 1952 - 1958. De schilderijen uit de jaren vijftig behoren tot het minst bekende deel van Constants oeuvre. Vanaf 1952, wanneer hij houtsnedes maakt voor de grafiekmap Het uitzicht van de duif, wordt de figuratie in zijn werk steeds sterker gestileerd. Grillige kleurvlakken grijpen in elkaar en in 1953 komt hij tenslotte bij een zuiver geometrische abstractie uit. Dan maakt hij ook zijn eerste ruimtelijke constructies, aanvankelijk opgebouwd uit rechthoekige vlakken van beschilderd metaal en plexiglas. Al snel ontdekt hij de mogelijkheden om dit relatief nieuwe materiaal te buigen en te vervormen. In combinatie met gebogen ijzerdraad ontstaan wervelende constructies, waarvan twee in langdurig bruikleen zijn zoals de Nébuloses mécaniques (1958) maar tegelijk ook de eerste modellen van New Babylon. Met dit werk verkent Constant de ruimtelijke werking van kleur, daartoe mede geïnspireerd door zijn contacten met architecten als Aldo van Eyck en Gerrit Rietveld. Met hen werkt hij samen door enkele van hun architectonische ontwerpen van kleur te voorzien. Het krijgt een theoretische neerslag in Constants beschouwing Voor een spatiaal colorisme (1953), waarin hij een belangrijke rol voor de schilderkunst in de gebouwde omgeving bepleit. De eerstvolgende vijftien jaar is zijn streven gericht op een Synthese der Kunsten. Het latere schilderij Adieu la P. (1962) laat duidelijk zien dat Constant de op zichzelf staande schilderkunst toen afwees.
Wanneer Constant in 1966 zijn tentoonstelling in het Nederlands paviljoen voor de Biënnale van Venetië inricht en tijdens een pauze de Galleria dell'Accademia binnenloopt, wordt hij diep getroffen door de Pietá van Titiaan (1570-1577). Geïnspireerd door het sublieme colorisme van Titiaans meesterwerk komt de schilderkunst in de late periode (van 1969 tot 2005) opnieuw centraal te staan. Aanvankelijk schildert hij - in het verlengde van de architectuur van New Babylon - vanaf 1969 labyrintische ruimtes, opgebouwd uit lijnen, rasters en gekleurde vlakken. Voorbeelden hiervan zijn uit het bruikleen De stoel (1971) en Les touristes (1972). Midden jaren zeventig trekt Constant opnieuw de aandacht met schilderijen op basis van een complexe literaire en politiek kritische iconografie, waaronder het bruikleen Cyrano déclare son amour (1976). Daarna verdwijnen de kleurvlakken die de ruimte in het schilderij in sterke mate bepalen, om als het ware op te lossen in een ruimte die puur door kleur wordt gemoduleerd.
In 'De late periode' (1969-2005) manifesteert Constant zich als de kritische kunstenaar die hij altijd is geweest, wars van heersende modes en gevestigde opvattingen en met een scherp oog voor schrijnende maatschappelijke kwesties. Hoewel hij met regelmaat zijn persoonlijke leven en zijn liefde voor muziek en dieren tot onderwerp van zijn schilderijen maakt, is ook de actualiteit vaak de aanleiding voor een pregnant beeld. Voorbeelden uit het bruikleen zijn Rwanda (1994) of Les expulsés (1999), dat de door de oorlog verdreven Kosovaren op hun massale uittocht naar Albanië toont. Ook het schilderij L'exécution (1982) berust op een dramatische gebeurtenis: de moord op de IKON-journalist Koos Koster en drie Nederlandse collega's die op 17 maart 1982 in een hinderlaag van het Salvadoraanse leger liepen. Een hoogtepunt is L'insurrection/De Opstand (1985) dat een universele verbeelding is van een opstand waar ook ter wereld.
Een vooruitspringend werk uit het langdurig bruikleen is het zelfportret uit 1991 met een belangrijke verandering in 1994. Trudy van der Horst schrijft hierover in het boek dat bij de tentoonstelling gepresenteerd wordt: Bijzonder in de schilderijen van Constant zijn zijn zelfportretten. Zijn eerste dateert van 1942 en tussen 1974 en 1999 schildert Constant er vijf. Uit de vergelijking van deze portretten en met name de verandering in het portret van 1991 blijkt de ontwikkeling van Constant's colorisme in het bijzonder. In dit zelfportret verandert hij de kleuren zo dat de ruimte puur door kleur wordt vormgegeven. Hij lijkt, door de onmetelijke ruimte achter zijn rechts in het doek geplaatste - frontaal naar de beschouwer gerichte - positie, zo het doek uit te lopen. Typerend voor Constant is de wijze waarop hij zijn penseel hanteert: helemaal aan het einde. Op die manier oefent hij "zo weinig mogelijk druk op de haren uit en laat hij het 'handschrift' de grootst mogelijke vrijheid". Deze penseelvoering blijkt overeen te komen met Delacroix: Constant schrijft in 1988 "dat Delacroix de penseelvoering vergelijkt met de stokvoering van een violist".
Een foto van dit onderwerp is (rechtenvrij) beschikbaar op ANP Fotonet (www.anp-photo.nl) en zichtbaar op www.perssupport.nl.
http://www.stedelijkmuseumschiedam.nl