11 december 2008 VD. 2008/2290 2
Transitieproces in de eiwitketen
11 december 2008 - kamerstuk
Kamerbrief over een onderzoek van de Dutch Research Institute for
Transitions naar transitie van de eiwitketen en een rapport over een
verkenning naar de mogelijkheden voor sturing op consumptiegedrag.
Meer informatie
* Transitieproces in de eiwitketen
Kamerstuk | 11-12-2008 | PDF-Document, 94 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
+ De Eiwittransitie
Rapport | 11-12-2008 | PDF-Document, 3323 kB
+ Milieueffecten van Nederlandse consumptie van eiwitrijke
producten
Rapport | 11-12-2008 | PDF-Document, 4284 kB
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA 's-GRAVENHAGE
28 oktober 2008 141455.01u VD. 2008/2290 11 december 2008
Aanvullende vragen op reactie motie
Koffeman
Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid
Geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van uw bovengenoemde brief ga ik in op de specifieke vragen die u stelt.
U verzoekt mij aan te geven wanneer de resultaten van het onderzoek van de Dutch
Research Institute for Transitions (Drift) naar de aanwezigheid van de randvoorwaarden
voor een transitieproces in de eiwitketen beschikbaar zullen zijn. De resultaten van dit
onderzoek zijn recent beschikbaar gekomen. Ze zijn opgenomen in het rapport
"De eiwittransitie. Een verkenning van mogelijkheden voor sturing op consumptiegedrag".
Ik heb dit onderzoeksrapport samen met het rapport "Milieueffecten Nederlandse
consumptie van eiwitrijke producten. Gevolgen van vervanging van dierlijke eiwitten anno
2008", dat is opgesteld door Blonk Milieuadvies (BMA), op 30 oktober jl. naar de Tweede
Kamer verzonden (TK 2008-2009, 30 196, nr. 42). Bijgaand ontvangt u een kopie van de
aanbiedingsbrief en de beide rapporten.
U vraagt mij meer specifiek aan te geven wat ik bedoel met "Met behulp van kennisvragen
verzoek ik WUR-onderzoeksprojecten op te stellen die inhoud geven aan het transitieproces
van productie en consumptie van dierlijke eiwitten naar minder of efficiëntere
eiwitten" en of ik daarbij doel op efficiëntere eiwitten van plantaardige oorsprong, zoals
bedoeld in de gewijzigde motie Koffeman c.s. (EK 2007-2008, 31200 XIV, E), of tevens op
eiwitten van dierlijke oorsprong. Daarnaast vraagt u mij waaruit blijkt dat ik bijzondere
aandacht geef aan een transitieproces van de productie en consumptie van dierlijke
eiwitten, naar de toepassing van meer plantaardige eiwitten. Ook vraagt u welke concrete
projecten op dit moment zijn ingezet om de ontwikkeling van plantaardige vleesvervangers
te bevorderen en waar in de DLO Kaderbrief 2009 specifiek recht wordt gedaan
aan de gewijzigde motie Koffeman c.s.
In antwoord op deze vragen geef ik eerst meer specifiek aan op welke onderzoeksaspecten
de kennisvragen in de DLO-Kaderbrief 2009 en de DLO-Kennisbasisbrief 2009 zijn
gericht en informeer ik u over een nieuw onderzoekprogramma Innovatie Eiwitketens.
Vervolgens ga ik in op de reikwijdte.
Zowel binnen het beleidsondersteunend onderzoek, dat wordt uitgevoerd door de WURinstellingen
als in de DLO-kennisbasis (Kerngebied Voedsel), laat ik in de komende jaren
onderzoek verrichten met als doel het verduurzamen van de productie en consumptie van
eiwitten.
Het gaat hierbij om de volgende aspecten:
* Welke grondstoffen, technologieën en agrofoodketens zijn het meest kansrijk voor de
productie van vleesvervangers en hoogwaardige eiwitten in Nederland? Naast plantaardige
eiwitten zal hierbij aandacht worden besteed aan nieuwe eiwitbronnen zoals
algen, insecten en ook kweekvlees.
* Welke strategieën voor de vermarkting van alternatieve of nieuwe eiwitproducten zijn
kansrijk en welke knelpunten of belemmeringen zijn er?
* Hoe kan een voor consumenten en ketenpartijen praktisch hanteerbaar systeem voor
duurzaamheidindicatoren voor voedselketens van duurzame eiwitten er uitzien?
Kunnen bestaande initiatieven op dit gebied daarvoor benut worden en zo ja, kunnen
ze gebundeld worden?
* Welke transitiemethoden zijn toepasbaar om een verandering naar duurzame
productie en consumptie van eiwitten te bewerkstelligen?
* Welke potentie hebben eiwitproducten die ontstaan bij de productie van energie en
biobased producten voor humane of dierlijke consumptie?
Daarnaast is er nog dit jaar gestart met het meerjarig onderzoeksprogramma Innovatie
Eiwitketens dat is gericht op verduurzaming in de eiwitketen via innovaties in productontwikkeling
en marktintroductie. Met inbegrip van de gereserveerde middelen in het
impulsprogramma verduurzaming agroketens trek ik hiervoor in totaal ¤ 6 mln. uit. Via de
SBIR-regeling worden op dit gebied innovaties ondersteund bij MKB-bedrijven.
Het beleidsondersteunend onderzoek, het kennisbasisonderzoek en het programma
Innovatie Eiwitketens worden zorgvuldig op elkaar afgestemd, zodat een optimale
synergie tussen de onderzoekslijnen ontstaat. Het bedrijfsleven wordt in een vroeg
stadium betrokken bij de onderzoeksactiviteiten.
Met het bovengenoemde onderzoek wordt recht gedaan aan de gewijzigde motie
Koffeman c.s. De reikwijdte van de kennisvragen en het onderzoeksprogramma is echter
breder: naast plantaardige eiwitbronnen wordt ook aandacht besteed aan andere
kansrijke eiwitbronnen, zoals algen, insecten en ook kweekvlees, als basis voor nieuwe
duurzame eiwitproducten. Overigens zie ik deze onderzoekslijn nadrukkelijk als een
onderzoekslijn die parallel loopt aan het onderzoek dat is gericht op een integrale
verduurzaming van de veehouderij. Zo wil ik langs meerdere sporen komen tot een
verduurzaming van de productie en consumptie van eiwitten.
Tot slot vroeg u mij wat ik bedoel met het vooropstellen van keuzevrijheid van de
consument en welke consequenties dat heeft voor de regierol van de overheid in het
ontmoedigen van de consumptie van onduurzame eiwitten en het stimuleren van de
productie en consumptie van duurzame, plantaardige eiwitten. De keuzevrijheid van de
consument is voor mij het uitgangspunt. Ik ga de consument niets voorschrijven.
Tegelijkertijd wil ik wel stimuleren dat de consument voldoende informatie krijgt om een
keuze te kunnen maken en dat er vervolgens ook voldoende aanbod is.
Daarmee moet de duurzame keuze makkelijker worden. Dit is in lijn met de aanbevelingen
van het Consumentenplatform (zie: wwww.minlnv.nl/consumentenplatform). Duurzamer
geproduceerd vlees, minder vlees of zuivel, meer plantaardige eiwitten en nieuwe
eiwitproducten kunnen allemaal bijdragen aan hetzelfde doel. In de nota Voedsel en
Consument die begin 2009 verschijnt, ga ik in op mijn ambities om zowel het aanbod van,
als de consumentenvraag naar duurzaam voedsel te stimuleren.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE
ORDENING EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 oktober 2008
Hierbij doen wij u twee onderzoeksrapporten toekomen, te weten het
rapport «Milieueffecten Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten.
Gevolgen van vervanging van dierlijke eiwitten anno 2008» dat is opgesteld
door Blonk Milieuadvies (BMA)1 en het rapport «De eiwittransitie.
Een verkenning van mogelijkheden voor sturing op consumptiegedrag»
dat is opgesteld door het Dutch Research Institute for Transitions (Drift).1
De resultaten van deze onderzoeken dragen bij aan de beleidsontwikkeling
op het thema Biodiversiteit, voedsel en vlees. Dit thema
maakt onderdeel uit van de kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling2)
en beoogt een duurzame productie en consumptie van eiwitten.
Door overheid en ketenpartijen wordt hard gewerkt aan verduurzaming
van de productie van dierlijke eiwitten. Daarmee zijn we in de afgelopen
jaren in Nederland ook ver gekomen, emissies zijn een flink eind teruggedrongen
en verdere stappen worden gezet. In de toekomstvisie op de
veehouderij3) is aangegeven hoe over een periode van 15 jaar een duurzame
veehouderij met een breed draagvlak in de samenleving moet
worden gerealiseerd. Die visie wordt thans langs diverse sporen uitgewerkt.
Eerder in dit jaar sloten wij met ketenpartijen het Convenant
schone en zuinige agrosectoren, waarin concrete doelen zijn vastgelegd
en afspraken tussen de sector en de overheid.
Tot nu toe is de consumentenkant onderbelicht gebleven. Duidelijk is dat
verschuiving in het consumptiepatroon kan bijdragen om de milieueffecten
te verminderen. Hierbij zijn verschillende vervangingsstrategieën
denkbaar. Elke strategie heeft daarbij andere milieueffecten. Daarom
hebben wij een jaar geleden aan BMA opdracht gegeven om voor een
aantal vervangingsstrategieën te onderzoeken wat de (milieu)effecten zijn.
Daarnaast hebben we het Drift gevraagd te onderzoeken of er in de Neder-
landse context kansen zijn voor een verschuiving naar een duurzamer
consumptiepatroon van eiwitten.
Onderzoek naar de milieueffecten van de consumptie van eiwitrijke
producten
Het rapport «Milieueffecten Nederlandse consumptie van eiwitrijke
producten. Gevolgen van vervanging van dierlijke eiwitten anno 2008» is
opgesteld door Blonk Milieuadvies (BMA). Het is een analyse van de
milieueffecten over de hele productieketen van diverse eiwitrijke
producten en een tiental voedingspatronen, op basis van een
levenscyclus- analyse.
Korte samenvatting onderzoek BMA:
* Er is gekeken naar een aantal mondiale milieueffecten (broeikaseffect,
energiegebruik, ruimtebeslag, biodiversiteitverlies, waterverbruik,
uitputting en accumulatie van nutriënten en accumulatie van zware
metalen) als gevolg van de Nederlandse consumptie. Het accent lag op
het broeikaseffect en het ruimtebeslag en de mogelijke effecten op de
biodiversiteit. De relevantie van eiwitconsumptie voor de genoemde
milieueffecten wordt door het rapport bevestigd.
* Het onderzoek geeft een met recente cijfers doorgerekend overzicht
van de milieueffecten vanuit de diverse eiwitproducten en ook vanuit
een tiental voedingsscenario's.
* Er komt een genuanceerd beeld uit. Er zijn diverse mogelijkheden om
het huidige patroon van eiwitconsumptie te vervangen door een duurzamer
patroon van eiwitconsumptie.
* Vervanging van dierlijk naar plantaardig eiwit is een optie, maar ook
verschuiving van de ene vleessoort naar de andere levert al winst op.
Zo blijkt bijvoorbeeld kip aanzienlijk minder belastend voor het klimaat
te zijn dan rundvlees.
* Bij vervanging van dierlijke door plantaardige eiwitten is de winst voor
het klimaat en ruimtegebruik afhankelijk van de te kiezen plantaardige
alternatieven.
* Eten volgens de Richtlijnen Gezonde Voeding van de Gezondheidsraad
en het Voedingscentrum (d.w.z. minder en gezonder eten) is ook duurzamer
[reductie 1,2 Mton CO2-eq/jaar en een reductie van het ruimtebeslag
met circa 11 000 km2]. Een dag in de week plantaardig eten
(d.w.z. één dag geen dierlijke eiwitten) levert een vergelijkbare winst
op.
* Om een idee te krijgen van de mogelijke economische consequenties
van vervanging van dierlijke eiwitten voor dierlijke productieketens
heeft het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) een gedachtenexperiment
uitgevoerd. De notitie met de resultaten van deze verkenning
is als bijlage aan het rapport toegevoegd.
Bij het onderzoek van BMA moet worden opgemerkt dat er een zekere
mate van onzekerheid kleeft aan de resultaten. Dit heeft zowel te maken
met de gebruikte LCA-methodiek als met de gebruikte beschikbare data.
Aangenomen wordt dat deze onzekerheden echter geen significant effect
hebben op de uitkomsten van de onderlinge vergelijking van de
producten.
Daarnaast moet worden opgemerkt dat voor het onderzoek is uitgegaan
van gemiddelde productiewijzen van producten. Er is thans nog onvoldoende
inzicht in variaties tussen producties per product en verbeteropties
om dit te verdisconteren in het onderzoek.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 30 196, nr. 42 2
Onderzoek naar de mogelijkheden voor een verschuiving in de
eiwitconsumptie
Het rapport «De eiwittransitie. Een verkenning van mogelijkheden voor
sturing op consumptiegedrag» is opgesteld door het Dutch Research
Institute for Transitions (Drift - Erasmus Universiteit Rotterdam).
Korte samenvatting onderzoek Drift:
* De situatie voor een veranderingsproces is gunstiger dan 10 jaar
geleden. Er is een autonoom veranderingsproces richting duurzaamheid.
Urgentie van de klimaatproblematiek staat op de agenda. Er zijn
koplopers en nichespelers actief die werken aan nieuwe producten en
productiewijzen.
* Een versnelling van dat proces lijkt mogelijk door transitiemanagement
in te zetten (transitiemanagement beoogt complexe
systeemovergangen te beïnvloeden).
* Een goede weg kan zijn een mix van modern beleid (overheid als
initiator, facilitator, coördinator, deelnemer en transitiemanagement
(beloftevolle toekomstbeelden creëren; samenbrengen van voorlopers
en actoren; stimuleren van experimenten en opschaling; monitoring en
reflectie).
* Tijdelijk beschermen van nichespelers om de lange termijn van een
overgangsproces te overbruggen.
* Er zijn op hoofdlijnen twee visies op een duurzame toekomst te onderscheiden:
een extensieve productie en een soberder/non-processed
voedingssysteem (minderen) versus groei en innovatie. Die twee visies
moeten naast elkaar worden geplaatst in plaats van tegenover elkaar.
* Beleid niet alleen richten op de consument maar ook op de omgeving
daarvan, zoals onderwijs en aanbieders van voedsel.
Beide rapporten bieden inzicht en aanknopingspunten voor verdere
beleidsvorming op dit thema.
De uitkomst van het onderzoek van BMA geeft aan dat de kwestie te genuanceerd
is voor eenvoudige antwoorden. Er zijn meerdere opties om de
milieueffecten van de huidige eiwitconsumptie te verminderen. De
uitkomsten van de rapporten geven aanleiding om samen met de ketenpartijen
en maatschappelijke organisaties verder na te denken over oplossingen,
die op het vlak liggen van productie én consumptie. Daarom
wordt binnenkort met ketenpartijen en maatschappelijke organisaties een
dialoog over dit thema gevoerd.
Het doel is daarbij om te komen tot een gezamenlijke probleemperceptie,
een gezamenlijke visie op mogelijke oplossingen en een gezamenlijke
agenda. Dit is een eerste stap in het langlopend proces dat door Drift is
aangeduid. Naast de aanbevelingen uit dit rapport zullen ook de uitkomsten
van de hierboven genoemde externe dialoog betrokken worden bij
de besluitvorming over het proces dat moet leiden tot een verduurzaming
van de productie en consumptie van eiwitten. De agenda die met partijen
wordt opgesteld maakt hiervan onderdeel uit. Het voornemen is het
kabinetsstandpunt en deze agenda in het voorjaar van 2009 gereed te
hebben en aan te bieden aan uw Kamer.
De overheid werkt op dit moment concreet langs verschillende sporen aan
verduurzaming op dit thema1. Niet alleen via het spoor van de productie,
maar ook aan de consumptiekant. Consumenten maken hun eigen keuzes.
We gaan de consument niets voorschrijven, maar wel stimuleren dat de
duurzame keuze makkelijker wordt en bewerkstelligen dat de consument
voldoende informatie krijgt om een keuze te kunnen maken.
Dit is in lijn met de aanbevelingen van het Consumentenplatform (zie:
wwww.minlnv.nl/consumentenplatform). Minder vlees of zuivel, duur-
zamer geproduceerd vlees, meer plantaardige eiwitten en nieuwe eiwitproducten
behoren tot de mogelijkheden. In de nota Voedsel en Consument
die binnenkort verschijnt, zal ik verder ingaan op mijn ambities om
zowel het aanbod van als de consumentenvraag naar duurzaam voedsel
te stimuleren.
In 2009 start een nieuwe VCN-campagne over duurzaamheid van voedsel.
Ook relevant is dat in het kader van het programma «ketengericht afvalbeleid
», dat in het tweede Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) zal worden
aangekondigd, organisch afval één van de 7 prioritaire stromen vormt. De
nadruk zal hierbij liggen op het tegengaan van voedselverspilling, met
name vlees en zuivel. Het doel is om samen met bedrijven en anderen te
komen tot concrete projecten die moeten leiden tot 20% milieuwinst in de
planperiode van het LAP (dat wil zeggen binnen vijf jaar).
Zowel binnen het beleidsondersteunend onderzoek, dat wordt uitgevoerd
door de DLO-instellingen, als in de WUR-kennisbasis wordt de komende
jaren onderzoek verricht dat een verduurzaming van de productie en
consumptie van eiwitten moet ondersteunen. Daarnaast gaat op korte
termijn het Programma Innovaties Eiwitketens van start. Dit programma
beoogt om initiatieven binnen zowel kennisinstellingen als bedrijfsleven
die een bijdrage kunnen leveren aan een duurzame eiwitketen financieel
te ondersteunen.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Voedselkwaliteit
en Diergezondheid
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit