Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over het onderzoek door Comité 2011
naar de ontwikkeling van lokale lasten
8 december 2008
Antwoorden op kamervragen van het lid Koser Kaya (D66), ingezonden 5
november 2008.
1. Vraag
Bent u bereid het onderzoek door Comité 2011 naar de ontwikkeling van
lokale lasten te laten analyseren door het Centrum voor Onderzoek van
de Economie van de Lagere overheden (COELO)?
1. Antwoord
Dat lijkt me niet nodig. Het Coelo voert reeds jaarlijks in opdracht
van BZK een zelfstandig onderzoek uit naar de ontwikkeling van de
lokale lasten. In het verleden werd dat gepubliceerd als `de Monitor
inkomsten uit lokale heffingen' (MILH). In 2006 is besloten de MILH
niet meer te publiceren. Wel worden de cijfers nog voor interne
beleidsanalyse ten behoeve van het Rijk verzameld en opgenomen in de
Gemeentefondsbegroting (Verdiepingshoofdstuk). Ik wil daarbij wel
aangeven dat wat mij betreft de COELO cijfers leidend zijn.
2. Vraag
Is het waar dat verscheidene gemeenten uitgaan van andere
inflatiecijfers dan die door het CBS worden verstrekt?
3. Vraag
Bent u bereid met andere overheden te overleggen over het hanteren van
één inflatiecijfer om de transparantie voor burgers en politici te
vergroten?
Antwoord op de vragen 2 en 3
Het is juist dat gemeenten verschillende inflatiecijfers hanteren. Het
CPB geeft verschillende soorten landelijke inflatiecijfers, al naar
gelang het doel waarvoor ze worden gehanteerd. Gemeenten kunnen ervoor
kiezen om afhankelijk van de lokale situatie andere cijfers te
hanteren. Gemeenten zijn immers autonoom en verantwoordelijk voor hun
eigen tarievenbeleid. De discussie over de totstandkoming van de
tarieven dient dan ook plaats te vinden in de gemeenteraad. Elke
gemeente dient op grond van het Besluit begroting en verantwoording
een fiscale paragraaf in haar begroting op te nemen. In die paragraaf
zou een gemeente moeten aangeven welke factoren en aspecten van het
beleid leiden tot hogere tarieven. De rijksoverheid kijkt slechts in
het kader van de macronorm naar de totale ontwikkeling van de OZB
opbrengst. Dit vanuit de verantwoordelijkheid van het Rijk voor het
macro lastenbeeld voor burgers en bedrijven.
4. Vraag
Bent u bereid lokale overheden te helpen efficiënter te werken door
het Randstadoffensief uit het regeerakkoord nog dit jaar tot
uitvoering te brengen?
4. Antwoord
Dit gebeurt reeds. Het kabinet heeft Randstadoffensief tot uitvoering
gebracht middels het kabinetsprogramma Randstad Urgent. De minister
van Verkeer en Waterstaat is hiervoor coördinerend minister.
In het programma zijn 33 projecten opgenomen die worden getrokken door
bestuurlijke duo's: een rijks- en regiovertegenwoordiger die samen
verantwoordelijk zijn voor de voortgang van een project. Hierbij zijn
ook lokale overheden betrokken die met deze aanpak efficiënter kunnen
werken.
5. Vraag
Wanneer maakt u werk van de belofte in het regeerakkoord dat nog maar
twee bestuurslagen zich met een uitvoeringstaak bezighouden, zodat de
efficiëntie van het bestuur wordt bevorderd?
5. Antwoord
Terugdringen van bestuurlijke drukte gebeurt al op aantal terreinen en
dus lopen tijdpaden sterk uiteen. Als het gaat om specifieke
uitkeringen is het doel het aantal te verminderen tot van 65 in 2009
tot 45 in 2011. Overheveling van specifieke uitkeringen geeft
gemeenten of provincies eigen beleidsvrijheid en minder verantwoording
naar het rijk. Dit leidt tot minder bestuurlijk verkeer en drukte.
Verder zullen in deze kabinetsperiode de bestuursakkoorden met
gemeenten en provincies worden uitgevoerd. Daarin is een
decentralisatie agenda opgenomen waarin voor een aantal onderwerpen
afspraken zijn gemaakt dat het aantal bestuurslagen wat zich ermee met
een onderwerp bemoeit vermindert. Een voorbeeld is de Flora en
Faunawet. Hier gaan de taken van het rijk over naar de provincies. En
als het gaat om vermindering van specifiek verticaal toezicht (ten
gunste van generiek toezicht en horizontale verantwoording) en
bureaucratische lasten - dit als onderdeel van de `operatie Oosting'-
moeten voor het einde van deze kabinetsperiode (in 2011) belangrijke
resultaten zijn geboekt.
6. Vraag
Heeft u de lokale lastenstijgingen al verwerkt in het belastingplan,
aangezien in het regeerakkoord staat dat een verruiming van het lokale
belastinggebied wordt gecompenseerd met een verlaging van
Rijksbelastingen? Zo neen, bent u bereid dit alsnog te doen?
6. Antwoord
Wat mij betreft is er geen sprake van een verruiming van het lokale
belastinggebied. Zoals gemeld in de reactie van het kabinet op het
rapport van de commissie d'Hondt zal
het kabinet zal in de loop van 2009 de kamer nader informeren over de
ontwikkeling van lokale belastinggebied. Het is niet zo dat indien
gemeenten op macroniveau x % meer ontvangen aan lokale belastingen,
het kabinet de rijksbelastingen dan met x% verlaagt. Wel is het zo dat
de ontwikkeling van de lokale lasten (voor zover deze als collectieve
last te betitelen zijn) meelopen in het inkomstenkader van het
kabinet. Indien de lokale lasten sneller stijgen dan het BBP worden
deze gecompenseerd via lagere premies of rijksbelastingen conform de
systematiek van het inkomstenkader. De autonome ontwikkeling van
tarieven noopt wat het rijk betreft niet tot een ingreep in het niveau
van de rijksbelastingen.
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties